ECLI:NL:RBDHA:2024:15691

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 september 2024
Publicatiedatum
1 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.31270 en NL24.31272
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag in het kader van de Dublinverordening met betrekking tot Polen

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eisers tegen het niet in behandeling nemen van hun aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvragen op 8 augustus 2024 niet in behandeling genomen, omdat Polen verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvragen. De rechtbank heeft de zaak op 27 augustus 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van de minister aanwezig was, terwijl eisers en hun gemachtigde zich afmeldden.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvragen in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. Eisers hebben aangevoerd dat er geen vertrouwen kan worden gesteld in de behandeling van asielzoekers in Polen, verwijzend naar uitspraken van Duitse rechters en het AIDA-rapport. De rechtbank overweegt dat de minister in het algemeen mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, maar dat eisers moeten aantonen dat zij bij overdracht aan Polen een reëel risico lopen op een behandeling die in strijd is met mensenrechten.

De rechtbank concludeert dat eisers niet hebben aangetoond dat de situatie in Polen zodanig is dat zij een reëel risico lopen op schending van hun rechten. De rechtbank wijst erop dat de minister niet verplicht is om de uitspraken van Duitse rechters te volgen en dat de minister voldoende heeft gemotiveerd waarom de asielaanvragen niet in behandeling zijn genomen. De rechtbank besluit dat het beroep ongegrond is en dat eisers geen proceskostenvergoeding ontvangen. De uitspraak is gedaan door mr. I. Helmich en bekendgemaakt op 10 september 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.31270 en NL24.31272

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiser] en [eiseres], V-nummers: [V-nummer 1] en [V-nummer 2] , eisers Mede namens hun minderjarige kind,
[minderjarige], V-nummer: [V-nummer 3] (gemachtigde: mr. E.H. Bokhorst),
en

de minister van Asiel en Migratie, (gemachtigde: mr. J.R. Vreijssen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft de aanvragen met de bestreden besluiten van
8 augustus 2024 niet in behandeling genomen omdat Polen verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 27 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van de minister. Eisers en hun gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eisers. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eisers hebben aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eisers ongelijk krijgen en het niet in behandeling nemen van hun aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de minister een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere
lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.1 In dit geval heeft Nederland bij Polen een verzoek om overname gedaan. Polen heeft dit verzoek aanvaard.
Het interstatelijk vertrouwensbeginsel
5. Eisers voeren aan dat ten aanzien van Polen niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Eisers verwijzen hierbij naar de zienswijze, waarbij uitspraken zijn overgelegd van Duitse rechters die overdrachten aan Polen tegenhouden. Ten aanzien van de verwijzing van de minister naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht, van 14 april 20232, merken eisers op dat in die uitspraak niet wordt ingegaan op het AIDA-rapport, update 2022. Daarnaast voeren eisers aan dat uit het claimakkoord niet zonder meer volgt dat zij de opvang en asielprocedure zullen krijgen waar zij recht op hebben. Uit het AIDA-rapport over Polen, update 2023, p. 36, volgt dat de behandeling van Dublinterugkeerders in strijd is met artikel 18 lid 2 van de Dublinverordening in de situatie dat de vluchteling de behandeling van zijn asielaanvraag niet heeft afgewacht maar naar een andere lidstaat is gegaan en niet binnen negen maanden is teruggekeerd. Ook blijkt uit het AIDA-rapport dat vluchtelingen die het recht hebben op heropening van hun asielaanvraag, gedwongen worden om een herhaalde aanvraag in te dienen. De minister heeft nagelaten te onderzoeken of eisers bij overdracht in een situatie terecht komen in strijd met artikel 4 van het Handvest. De minister kan niet volstaan met het verwijzen naar algemene landeninformatie. Daarbij verwijst verweerder naar een verouderd AIDA-rapport, update 2021. Daarnaast is eiseres zwanger en volgens het AIDA-rapport (p. 108) blijkt dat het moeilijk kan zijn om medische zorg te krijgen van een vrouwelijke arts of gynaecoloog. Het is daarom van belang dat eisers op voorhand duidelijk hebben in welke situatie zij terecht zullen komen en welke medische zorg eiseres zal ontvangen in verband met haar zwangerschap. Het bestreden besluit is daarom niet naar behoren gemotiveerd.
6. De rechtbank overweegt dat de minister in zijn algemeenheid ten aanzien van lidstaten mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dat betekent dat de minister ervan uit mag gaan dat alle lidstaten het Unierecht en met name de door dat recht erkende grondrechten in acht nemen. Het is daarom in beginsel aan eisers om aannemelijk te maken dat zij bij overdracht aan Polen, als gevolg van het niet nakomen van internationale verplichtingen door de Bulgaarse autoriteiten, een reëel risico lopen op een behandeling die strijdig is met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest). Daarvan is sprake als eisers aannemelijk maken dat er structurele tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem zijn, die een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken.
7. Ten aanzien van de verwijzing naar de Duitse uitspraken, overweegt de rechtbank dat de rechtbank niet is gehouden aan uitspraak van Duitse rechters. Zoals de minister in het bestreden besluit terecht motiveert, geven de uitspraken geen blijk van een evident slechtere situatie. Eisers hebben niet gemotiveerd waarom de motivering van de minister in het bestreden besluit niet toereikend is. De minister heeft niet alleen gewezen op de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht, van 14 april 2023, maar ook andere (recentere) uitspraken waarin het AIDA-rapport, update 2022 wel is meegenomen. Over het AIDA- rapport over Polen, update 2023, p. 36, overweegt de rechtbank dat de genoemde situatie
1. Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
niet op eisers van toepassing is. Eisers namelijk hebben geen asielaanvraag in Polen ingediend. Dit volgt ook uit de claimakkoorden, die zijn geaccepteerd op grond van artikel 12, vierde lid, van de Dublinverordening. Over de zwangerschap van eiseres overweegt de rechtbank dat in het AIDA-rapport (update 2023), p. 108, onder het kopje
'Health care and special needs in detention' staat dat er moeilijkheden zijn waargenomen bij het bereiken van een vrouwelijke arts of gynaecoloog, voor mensen die in detentie
zitten. Zoals de minister ter zitting terecht heeft opgemerkt, is niet aannemelijk gemaakt dat eisers bij overdracht gedetineerd zullen worden. Uit het AIDA-rapport (update 2023) blijkt juist dat Dublinterugkeerders veel minder vaak worden gedetineerd en rechters verzoeken vaak afwijzen. Van systematische detentie van Dublinterugkeerders is geen sprake.
Daarnaast is niet gebleken dat de omstandigheden in detentie slecht zijn. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Helmich, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
10 september 2024

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.