ECLI:NL:RBDHA:2024:15680

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 augustus 2024
Publicatiedatum
1 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.17943
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar in een nareiszaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser beoordeeld, die stelt dat de minister van Asiel en Migratie niet tijdig heeft beslist op zijn bezwaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het nemen van een besluit door de verweerder is overschreden. Eiser heeft rechtsgeldig verweerder in gebreke gesteld en heeft, na het verstrijken van de termijn, beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is en dat verweerder alsnog binnen vier weken na verzending van de uitspraak een besluit op bezwaar moet nemen. Indien verweerder niet binnen deze termijn beslist, moet hij een dwangsom van € 100,- per dag betalen, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook bepaald dat eiser recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 437,50, en dat het door eiser betaalde griffierecht van € 187,- moet worden vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra en is openbaar gemaakt op 30 augustus 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.17943
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser V-nummer: [V nummer] (gemachtigde: mr. G.J. Dijkman)
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingediend, omdat verweerder volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn bezwaar. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.1.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.1

Beoordeling door de rechtbank

2. Verweerder hanteert vanaf 15 januari 2024 in nareiszaken het first-in first-out (fifo)- principe. Deze nieuwe werkwijze impliceert dat verweerder het bezwaarschrift van eiser naar verwachting in juli 2024 in behandeling zou nemen. Tegen deze achtergrond verzoekt verweerder primair om het beroep van eiser aan te houden. De rechtbank wijst het verzoek af, omdat de aard van een beroep tegen het niet tijdig beslissen zich in beginsel tegen een aanhouding verzet. Een aanhouding van de behandeling van het beroep neemt namelijk voor verweerder de prikkel weg om voortvarend tot een beslissing te komen.
3. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld.2 Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling
1. Artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
door het bestuursorgaan is ontvangen.3
Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
4. Tussen partijen is niet in geschil dat de termijn waarbinnen verweerder had moeten beslissen op het bezwaar van eiser is overschreden. De rechtbank stelt verder vast dat eiser verweerder rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. Eiser heeft meer dan twee weken daarna beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar. Dit betekent dat het beroep terecht is ingediend. Het beroep is gegrond.
Welke beslistermijn legt de rechtbank verweerder op?
5. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Het bestuursorgaan moet dit in principe doen binnen twee weken na het verzenden van de uitspraak.4 In bijzondere gevallen of als dat voor de naleving van wettelijke voorschriften nodig is, kan de rechtbank een andere termijn opleggen.5
6. In de uitspraak van 17 maart 2023 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, geoordeeld dat bij nareisaanvragen sprake is van zo'n bijzonder geval.6 De rechtbank ziet geen reden om daar in deze uitspraak anders over te oordelen. Ook heeft de rechtbank in die uitspraak uitgangspunten geformuleerd voor het opleggen van een passende beslistermijn. De rechtbank zal deze uitgangspunten ook in deze zaak toepassen.
7. Verweerder heeft op 27 mei 2024 een verweerschrift ingediend waarin enkel wordt ingegaan op algemene aspecten over het werken volgens het fifo-principe. De stand van zaken in het dossier van eiser is dus onduidelijk. De rechtbank vindt het passend om te bepalen dat verweerder binnen een termijn van vier weken na verzending van de uitspraak moet beslissen. Dit ligt anders als verweerder binnen die termijn besluit tot nader onderzoek en dat schriftelijk aan eiser meedeelt. In dat geval moet het besluit binnen twaalf weken na verzending van deze uitspraak bekend worden gemaakt.
Legt de rechtbank verweerder een rechterlijke dwangsom op?
8. De rechtbank bepaalt in deze zaak dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de in de uitspraak bepaalde beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 7.500,-.7 In het verzoek van verweerder over de hoogte van de dwangsom ziet de rechtbank geen aanleiding voor een ander oordeel.
Conclusie en gevolgen
9. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiser gelijk krijgt en dat verweerder binnen de onder 7. genoemde termijn alsnog een besluit op bezwaar bekend moet maken. Als verweerder dat niet doet, moet hij een dwangsom betalen.
10. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser ook een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag, omdat eiser een professionele (juridische) hulpverlener
3 Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
4 Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
5 Artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.
7 Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.
heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 0,5). Ook moet verweerder het door eiser betaalde griffierecht vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op om binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit op bezwaar bekend te maken. Indien binnen die termijn wordt besloten dat nader onderzoek moet plaatsvinden en dat aan eiser schriftelijk is meegedeeld, dan moet het besluit binnen twaalf weken na de dag van verzending van deze uitspraak bekend worden gemaakt;
  • bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag, waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
  • bepaalt dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 187,- vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van mr. A.W. van Eerden, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
30 augustus 2024

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.