Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen
[eiseres] (V-nummer [V-nummer]), eiseres
[eiser](V-nummer [V-nummer]),
Procesverloop
Overwegingen
sinds6 juni 2023 in Duitsland waren, maar aangezien eisers in ieder geval op 11 juni 2023 in Nederland waren, kan deze informatie niet te kloppen. Niet is gebleken dat de Nederlandse autoriteiten hierover nadien contact hebben gehad met de Duitse autoriteiten, omdat eisers zich ten tijde van het claimakkoord in Nederland bevonden en niet in Duitsland zoals de Duitse autoriteiten beweerde. Een overdracht zou in dat kader dus wel noodzakelijk zijn en dat betekent dat het eerste claimakkoord niet bruikbaar is, zoals de minister ook zelf heeft geconstateerd op het moment dat zij eisers wilden overdragen op 21 december 2023 [5] . De rechtbank stelt daarnaast vast dat de minister bij het indienen van het tweede claimverzoek van 5 maart 2024 niet de volledige informatie aan de Duitse autoriteiten heeft verstrekt. De minister heeft in het claimverzoek aangegeven:
De rechtbank merkt in dit kader nog op dat de vertrekgesprekken met eiseres pas vlak voor de zitting en op verzoek van de rechtbank aan het dossier zijn toegevoegd.
B: Ja, maar op 21 juni 2023 heb ik asiel aangevraagd in Nederland.
Dit is feitelijk onjuist omdat de claim werd gedaan op 13 juli 2023 en eiseres destijds in Nederland was. De rechtbank is van oordeel dat de claim bij Duitsland wel degelijk terecht was op basis van de eerste Eurodac treffer, alleen de informatie in het claimakkoord was onjuist. Dat maakt echter niet dat er geen claimakkoord was. Eiseres wordt dus een onjuist geïnformeerd. Vervolgens geeft eiseres aan dat ze op 21 juni 2024 asiel heeft aangevraagd in Nederland. Uit het dossier volgt dat deze datum evident niet klopt, maar in het vertrekgesprek wordt eiseres hierin echter niet gecorrigeerd er wordt aangegeven ‘Dat kan kloppen’. Daarna wordt haar de vervolgvraag gesteld of het klopt dat zij op 6 juni 2023 nog in Duitsland was. Eiseres antwoordt hierop kort bevestigend met ‘Ja’. De gemachtigde van eiseres heeft hierover tijdens de zitting aangevoerd dat dit onderwerp niet goed is uitgevraagd en dat de strekking van de verklaring van eiseres was dat zij in Duitsland was voordat zij in Nederland asiel heeft aangevraagd, maar daarbij een verkeerde datum van de asielaanvraag heeft genoemd en daardoor ook een verkeerde datum waarop ze in Duitsland was. De rechtbank acht het kwalijk dat de minister met onjuiste informatie en vertrekgesprek stuurde naar hetgeen de minister wenst te bereiken, namelijk een kort antwoord op de vraag of ze op 6 juni 2024 in Duitsland was zodat ze eisers een nieuw kaal overdrachtsbesluit konden opleggen, omdat ze eisers niet konden overdragen op basis van het eerste claimakkoord van de Duitse autoriteiten. Het feit dat ze eisers niet konden overdragen omdat ze ten tijde van de het leggen van de claim in Nederland waren en de minister heeft nagelaten daarover contact op te nemen met de Duitse autoriteiten is niet aan eiseres verteld. Evenmin is de andere optie van eisers die werd besproken in de e-mailcorrespondentie van de DT&V (het indienen van een nieuwe asielaanvraag) aan eiseres voorgelegd. Ook is de gemachtigde van eisers niet betrokken in deze gang van zaken terwijl van eiseres niet verwacht kan worden dat zij de (juridische) kennis heeft over haar rechten, plichten en mogelijkheden.
Het standpunt van verweerder dat eisers in de beroepsprocedure naar voren hadden moeten brengen dat het eerste claimakkoord niet juist was, maakt het voorgaande niet anders. De rechtbank beoordeelt in de onderhavige zaak enkel de motivering om het tweede overdrachtsbesluit op te leggen en dit raakt niet de eerdere beroepsprocedure.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- veroordeelt de minister tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eisers.