ECLI:NL:RBDHA:2024:15674

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 september 2024
Publicatiedatum
1 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.10279
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het overdrachtsbesluit aan Duitsland in het kader van asielaanvraag

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 september 2024 uitspraak gedaan over het beroep van eisers tegen een overdrachtsbesluit van de minister van Asiel en Migratie. Eisers, een moeder en haar minderjarig kind, hebben asiel aangevraagd in Nederland op 27 mei 2023, maar waren eerder in Duitsland waar zij op 24 maart 2023 een verzoek om internationale bescherming hebben ingediend. De minister heeft op 7 maart 2024 een overdrachtsbesluit genomen, maar de rechtbank oordeelt dat dit besluit onvoldoende gemotiveerd is. De rechtbank stelt vast dat eisers sinds 11 juni 2023 in Nederland waren en dat de minister ten onrechte heeft aangenomen dat zij op 6 juni 2023 in Duitsland waren. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en verklaart het beroep gegrond, zonder de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten. De rechtbank merkt op dat deze uitspraak het eerdere overdrachtsbesluit van 19 september 2023 niet aantast en dat de minister niet verplicht is om een nieuw besluit te nemen. Tevens wordt de minister veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eisers.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.10279

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiseres] (V-nummer [V-nummer]), eiseres

mede namens haar minderjarig kind
[eiser](V-nummer [V-nummer]),
hierna gezamenlijk te noemen: eisers,
(gemachtigde: mr. M. Pals),
en
de minister van Asiel en Migratie [1] ,
(gemachtigde: mr. S.H.J. Muijlkens).

Procesverloop

1. Bij besluit van 7 maart 2024 (het overdrachtsbesluit) heeft de minister bepaald dat eisers aan de autoriteiten van Duitsland zullen worden overgedragen.
1.1.
Eisers hebben tegen het overdrachtsbesluit beroep ingesteld. Op 14 maart 2024 en op 5 juni 2024 zijn de aanvullende gronden van beroep ingediend.
1.2.
De minister heeft op 29 juli 2024 een verweerschrift ingediend.
1.3.
Eisers hebben hier op 23 augustus 2024 op gereageerd en hebben nadere stukken ingediend.
1.4.
Vervolgens heeft de minister op verzoek van de rechtbank de vertrekgesprekken met eiseres aan het dossier toegevoegd. Ook heeft de minister nog een aanvullend stuk ingediend, in reactie op de ingediende stukken van eisers.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 26 augustus 2024 samen met het verzoek om een voorlopige voorziening hangende dit beroep [2] , op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Khabote. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
2. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1990 en haar zoon is geboren op [geboortedatum] 2021. Zij hebben allebei de Marokkaanse nationaliteit. Op 27 mei 2023 heeft eiseres asiel aangevraagd in Nederland, mede namens haar zoon.
3. Uit de Eurodac-treffer van 27 mei 2023 is gebleken dat eiseres en haar zoon op 24 maart 2023 in Duitsland een verzoek om internationale bescherming hebben ingediend. Om die reden heeft Nederland op 13 juli 2023 bij de autoriteiten van Duitsland een verzoek om terugname gedaan. De autoriteiten van Duitsland zijn hiermee akkoord gegaan op 18 juli 2023. De autoriteiten van Duitsland hebben in dit claimakkoord aangegeven dat een overdracht niet nodig is, omdat eisers al in Duitsland zijn sinds 6 juni 2023.
4. Op 11 juni 2023 heeft een aanmeldgehoor Dublin met eiseres plaatsgevonden in Ter Apel. De minister heeft op 4 augustus 2023 een voornemen uitgebracht en eiseres heeft op 18 augustus 2023 een zienswijze ingediend.
5. De minister heeft vervolgens bij besluit van 19 september 2023 de asielaanvraag niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van deze asielaanvraag. Dit besluit geldt ook als overdrachtsbesluit waarbij is bepaald dat eiseres en haar zoon worden overgedragen aan de autoriteiten van Duitsland.
6. Bij uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, van 10 november 2023 is het beroep tegen het besluit van 19 september 2023 ongegrond verklaard en is het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen [3] . Hiertegen is geen hoger beroep ingesteld.
7. Uit de tweede Eurodac-treffer van 16 januari 2024 volgt dat eiseres en haar zoon op 24 maart 2023 in Duitsland en op 27 mei 2023 in Nederland een verzoek om internationale bescherming hebben ingediend. De minister heeft de autoriteiten van Duitsland op 5 maart 2024 opnieuw gevraagd om eisers terug te nemen op grond van artikel 18, eerste lid, onder b, van de Dublinverordening [4] . De autoriteiten van Duitsland zijn daarmee akkoord gegaan op grond van artikel 18, eerste lid, onder d, van de Dublinverordening op 5 maart 2024.
8. De minister heeft vervolgens het overdrachtsbesluit van 7 maart 2024 genomen op grond van artikel 26, eerste lid, van de Dublinverordening. Dit besluit ligt nu ter beoordeling voor.
Standpunten van de partijen
9. Eiseres voert aan dat zij en haar zoon niet naar Duitsland zijn teruggekeerd sinds de asielaanvraag van 27 mei 2023. Dit betekent dat inmiddels de uiterste overdrachtstermijn is verstreken en dat Nederland verantwoordelijk is geworden voor de behandeling van de asielaanvraag. Bij de aanvullende gronden van beroep heeft de gemachtigde van eisers een e-mail van AZC Amersfoort van 5 juni 2024 ingebracht waarin wordt medegedeeld dat eiseres nooit MOB (met onbekende bestemming vertrokken) is geweest en dat zij zich elke week netjes heeft gemeld en woonachtig is op het AZC. Ook heeft eiseres nog een e-mail van het COA van 19 augustus 2024 overgelegd met daarbij een printscreen van het logboek van het COA, waarin het voorgaande nogmaals wordt bevestigd.
10. De minister vindt dat het beroep ongegrond moet worden verklaard. De minister stelt zich op het standpunt dat Duitsland in het claimakkoord van 18 juli 2023 uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven dat eiseres sinds 6 juni 2023 in Duitsland was, zodat een overdracht niet meer noodzakelijk was. Eiseres was op 11 juni 2023 alweer in Nederland voor haar aanmeldgehoor Dublin. Doordat eiseres zelf naar Duitsland is teruggekeerd was de claim daarmee reeds geëffectueerd. Eiseres heeft niet aangetoond dat zij niet was teruggekeerd en de minister heeft geen redenen om te twijfelen aan de inhoud van het Duitse claimakkoord met daarin opgenomen dat eiseres sinds 6 juni 2023 in Duitsland was. Tijdens de zitting heeft de minister verder aangevoerd dat eiseres in het vertrekgesprek van 28 december 2023 heeft verklaard dat zij op 6 juni 2023 in Duitsland was.
10.1.
De minister vindt bovendien dat het gegeven dat eiseres door COA niet als MOB is gemeld en dat eiseres zich wekelijks voor de meldplicht heeft gemeld onverlet laat dat zij naar Duitsland is teruggekeerd en niet lang erna weer terug naar Nederland is gekomen voor een aanmeldgehoor Dublin.
10.2.
De minister stelt zich verder op het standpunt dat, als eiseres van mening was dat het claimakkoord van 18 juli 2023 onjuist was omdat zij op 6 juni 2023 niet in Duitsland zou zijn geweest, dan had zij dat in deze beroepsprocedure kunnen en moeten aanvoeren en kan zij dat in de onderhavige beroepsprocedure niet ter discussie stellen.
10.3.
De minister stelt zich daarom op het standpunt dat het eerdere claimakkoord van 18 juli 2023 is geëffectueerd en toen op 16 januari 2024 werd geconstateerd dat eiseres nog steeds illegaal in Nederland verbleef, heeft de minister een nieuwe Dublinclaim mogen opstarten op 5 maart 2024. Duitsland heeft die claim op 5 maart 2024 geaccordeerd. De uiterste overdrachtsdatum is 5 september 2024 en is dus nog niet verstreken.
Het oordeel van de rechtbank
11. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
12. De rechtbank stelt vast dat eisers (na de eerste Eurodactreffer van 27 mei 2023) in ieder geval op 11 juni 2023 in Nederland waren in verband met het aanmeldgehoor Dublin. Dit wordt in zoverre ook niet betwist door de minister. De rechtbank stelt ook vast dat eisers dus in Nederland waren voordat het claimverzoek in Duitsland werd gedaan op 11 juli 2023 en voordat het claimakkoord op 18 juli 2023 werd geaccepteerd door Duitsland en dat eisers sindsdien Nederland niet (meer) hebben verlaten. Ook dit wordt niet door de minister betwist. Er bestaat tussen partijen wel discussie over de vraag of eisers al dan niet op 6 juni 2023 in Duitsland waren en wat dit betekent voor de eerste en tweede dublinclaim.
13. De rechtbank is van oordeel dat niet zonder meer kan worden aangenomen dat eisers op 6 juni 2023 in Duitsland waren. De minister heeft zijn standpunt hierover gebaseerd op de informatie in het claimakkoord van 18 juli 2023 en op de verklaring van eiseres in het vertrekgesprek van 28 december 2023.
13.1.
De rechtbank stelt allereerst vast dat uit de eerste en tweede Eurodactreffer volgt dat eisers op 24 maart 2023 in Duitsland en op 27 mei 2023 in Nederland een asielaanvraag hebben ingediend. Er is geen nieuwe registratie in Duitsland geweest na 24 maart 2023, dus ook niet op 6 juni 2023.
13.2.
De rechtbank overweegt dat de Duitse autoriteiten in het claimakkoord van 18 juli 2023 hebben aangegeven dat eisers
sinds6 juni 2023 in Duitsland waren, maar aangezien eisers in ieder geval op 11 juni 2023 in Nederland waren, kan deze informatie niet te kloppen. Niet is gebleken dat de Nederlandse autoriteiten hierover nadien contact hebben gehad met de Duitse autoriteiten, omdat eisers zich ten tijde van het claimakkoord in Nederland bevonden en niet in Duitsland zoals de Duitse autoriteiten beweerde. Een overdracht zou in dat kader dus wel noodzakelijk zijn en dat betekent dat het eerste claimakkoord niet bruikbaar is, zoals de minister ook zelf heeft geconstateerd op het moment dat zij eisers wilden overdragen op 21 december 2023 [5] . De rechtbank stelt daarnaast vast dat de minister bij het indienen van het tweede claimverzoek van 5 maart 2024 niet de volledige informatie aan de Duitse autoriteiten heeft verstrekt. De minister heeft in het claimverzoek aangegeven:
“Regarding the application for international protection in the Netherlands of 27 May 2023, we sent a take back request to the German authorities on 13 July 2023. This request was accepted on 18 July 2023 (10231 122 -252). You also informed us that a transfer was not necessary, because the person concerned had already been in Germany since 6 June 2023 (enclosed).
However, the person concerned and her son returned to the Netherlands where they came in contact with the Dutch authorities. So far this time, the person concerned and her son have not applied for international protection in the Netherlands.”
De minister heeft – naar het oordeel van de rechtbank – in het tweede claimverzoek essentiële informatie weggelaten en het claimverzoek zo ingestoken alsof het lijkt dat eisers na het eerste claimverzoek Nederland hebben verlaten en later zijn teruggekeerd naar Nederland. Dit is feitelijk onjuist. Daarnaast heeft de minister niet vermeld dat eisers al sinds 11 juni 2023 – dus voor het eerste claimverzoek – in Nederland waren en dat de informatie in het eerste claimakkoord van de Duitse autoriteiten dat eisers sinds 6 juni 2023 in Duitsland waren niet juist was. De rechtbank is van oordeel dat de minister deze informatie aan de Duitse autoriteiten had moeten verstrekken omdat dit mogelijk van invloed was geweest op het tweede claimakkoord gelet op de overdrachtstermijn.
13.3.
Over de verklaring van eiseres tijdens het vertrekgesprek van 28 december 2023 overweegt de rechtbank dat de gang van zaken de indruk wekt dat er fouten zijn gemaakt bij de behandeling dan wel afhandeling van de asielaanvraag en de overdracht van eisers aan Duitsland en dat de minister dit alsnog op de een of andere manier recht wilde trekken in verband met het verstrijken van de uiterste overdrachtstermijn.
13.3.1.
In het dossier bevindt zich immers e-mailcorrespondentie van DT&V en van DT&V met de IND van 21 december 2023 [6] . In de e-mail van de DT&V aan de IND wordt gevraagd of er nog een ander claimakkoord is voor eisers, omdat in eerste claimakkoord staat dat een overdracht niet nodig is aangezien eisers sinds 6 juni 2023 al in Duitsland zouden verblijven. Daarop volgt een reactie vanuit de IND waarin staat dat het claimakkoord niet juist is verwerkt omdat eisers al in Nederland waren alvorens is beslist. De DT&V medewerker stuurt deze correspondentie intern door en geeft aan dat zij de overdracht van eisers wilde inplannen, maar omdat er geen claimakkoord was heeft ze navraag gedaan bij de IND. Vervolgens wordt besproken dat aan eiseres tijdens het gesprek met de regievoerder twee opties zullen worden voorgelegd: een nieuwe asiel aanvraag of de ‘snelle en werkbesparende’ optie voor de minister om eisers als ‘een kale illegaal te claimen bij Duitsland’. Er wordt tot slot gevraagd om nog even te wachten met de brief voor de gemachtigde van eisers.
De rechtbank merkt in dit kader nog op dat de vertrekgesprekken met eiseres pas vlak voor de zitting en op verzoek van de rechtbank aan het dossier zijn toegevoegd.
13.3.2.
Na voorgaande e-mailcorrespondentie wordt het vertrekgesprek met eiseres gehouden. Uit het verslag van het vertrekgesprek van 28 december 2023 volgt dat de opties die aan eiseres zouden worden voorgelegd, niet worden voorgelegd. Uit het verslag blijkt dat eiseres is medegedeeld wat er nu zou gaan gebeuren. Het vertrekgesprek begint met de volgende mededeling:
“RV: We hebben elkaar eerder gesproken over uw overdracht naar Duitsland. Er is iets veranderd in uw situatie en hierover wil ik u graag informeren. Is dat akkoord?
B: Ja
RV: De claim die de Nederlandse overheid bij Duitsland heeft gelegd was niet terecht. U was op dat moment in Duitsland. Dat betekent dat er geen claimakkoord is en u in Nederland onterecht opvang krijgt. Begrijpt u dit?
B: Ja, maar op 21 juni 2023 heb ik asiel aangevraagd in Nederland.
RV: Dat kan kloppen mevrouw, maar op 6 juni 2023 was u nog wel in Duitsland. Klopt dit? B: Ja.
RV: Omdat u geen recht heeft op opvangvoorziening in Nederland, heeft u ook geen recht op verblijf op de gezinslocatie te Amersfoort. Begrijpt u dit? B: Ja. RV: Ik heb gezocht naar een oplossing voor u en uw kind. Ik heb de politie gevraagd om opnieuw uw vingerafdrukken af te nemen, zodat de Nederlandse overheid opnieuw een claim neerlegt bij Duitsland. U wordt dan alsnog overgedragen aan Duitsland.”
De rechtbank maakt uit het verslag op dat de minister ook aan eiseres niet volledige of volledig juiste informatie heeft gegeven. Aan eiseres wordt verteld dat zij toen de eerste claim in Duitsland werd gelegd in Duitsland was en dat de claim naar Duitsland om die reden niet terecht is. Ook wordt verteld dat ze onterecht opvang krijgt in Nederland.
Dit is feitelijk onjuist omdat de claim werd gedaan op 13 juli 2023 en eiseres destijds in Nederland was. De rechtbank is van oordeel dat de claim bij Duitsland wel degelijk terecht was op basis van de eerste Eurodac treffer, alleen de informatie in het claimakkoord was onjuist. Dat maakt echter niet dat er geen claimakkoord was. Eiseres wordt dus een onjuist geïnformeerd. Vervolgens geeft eiseres aan dat ze op 21 juni 2024 asiel heeft aangevraagd in Nederland. Uit het dossier volgt dat deze datum evident niet klopt, maar in het vertrekgesprek wordt eiseres hierin echter niet gecorrigeerd er wordt aangegeven ‘Dat kan kloppen’. Daarna wordt haar de vervolgvraag gesteld of het klopt dat zij op 6 juni 2023 nog in Duitsland was. Eiseres antwoordt hierop kort bevestigend met ‘Ja’. De gemachtigde van eiseres heeft hierover tijdens de zitting aangevoerd dat dit onderwerp niet goed is uitgevraagd en dat de strekking van de verklaring van eiseres was dat zij in Duitsland was voordat zij in Nederland asiel heeft aangevraagd, maar daarbij een verkeerde datum van de asielaanvraag heeft genoemd en daardoor ook een verkeerde datum waarop ze in Duitsland was. De rechtbank acht het kwalijk dat de minister met onjuiste informatie en vertrekgesprek stuurde naar hetgeen de minister wenst te bereiken, namelijk een kort antwoord op de vraag of ze op 6 juni 2024 in Duitsland was zodat ze eisers een nieuw kaal overdrachtsbesluit konden opleggen, omdat ze eisers niet konden overdragen op basis van het eerste claimakkoord van de Duitse autoriteiten. Het feit dat ze eisers niet konden overdragen omdat ze ten tijde van de het leggen van de claim in Nederland waren en de minister heeft nagelaten daarover contact op te nemen met de Duitse autoriteiten is niet aan eiseres verteld. Evenmin is de andere optie van eisers die werd besproken in de e-mailcorrespondentie van de DT&V (het indienen van een nieuwe asielaanvraag) aan eiseres voorgelegd. Ook is de gemachtigde van eisers niet betrokken in deze gang van zaken terwijl van eiseres niet verwacht kan worden dat zij de (juridische) kennis heeft over haar rechten, plichten en mogelijkheden.
13.3.3.
De rechtbank is van oordeel dat, alles in samenhang bezien, de enkele korte verklaring van eiseres dat zij op 6 juni 2023 in Duitsland was, niet zonder meer aan eisers kan worden tegengeworpen.
14. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de minister ten onrechte ervan uit gaat dat eisers op 6 juni 2023 teruggekeerd waren naar Duitsland. Zoals hiervoor overwogen kan de korte bevestiging van eiseres in het vertrekgesprek van 28 december 2023 haar niet zonder meer worden tegengeworpen. Het eerste claimakkoord van de Duitse autoriteiten waarin staat dat eisers zich sinds 6 juni 2023 in Duitsland bevonden kan deze conclusie ook niet rechtvaardigen aangezien feitelijk vast staat dat eisers in ieder geval vanaf 12 juni 2023 in Nederland waren en daarnaast ook uit de gegevens van Eurodac en het COA blijkt dat eisers sinds 27 mei 2023 in Nederland zijn. Het had op de weg van de minister gelegen om hierover navraag te doen bij de Duitse autoriteiten.
15. De rechtbank is daarnaast van oordeel dat het standpunt van de minister dat het eerste claimakkoord van 18 juli 2023 is geëffectueerd niet kan worden gevolgd. Op grond van dit claimakkoord heeft Duitsland de verantwoordelijkheid voor de asielaanvraag van eisers erkend. Naar het oordeel van de rechtbank ontstaat de terugkeerverplichting van eisers niet op het moment van de Eurodactreffer, maar op het moment dat de terugkeerverplichting aan eisers wordt opgelegd. In het geval van eisers is de terugkeerverplichting opgelegd in de beschikking van 19 september 2023. Dit heeft tot gevolg dat – ongeacht of eisers nu wel of niet op 6 juni 2023 in Duitsland waren – het standpunt van de minister dat door eisers is voldaan aan de terugkeerverplichting en dat daardoor het claimakkoord van 18 juli 2023 is geëffectueerd, rechtens niet juist is. Immers is vast komen te staan dat eisers al voor die datum, in ieder geval op 11 juni 2023, in Nederland waren en het is niet aannemelijk geworden dat eisers na 11 juni 2023 Nederland nog hebben verlaten. De rechtbank ziet niet in dat eisers aan een vertrekplicht kunnen voldoen voordat deze daadwerkelijk is opgelegd. De rechtbank betrekt hierbij de door eisers ingebrachte e-mail van het COA van 5 juni 2024 waaruit volgt dat eisers vanaf de asielaanvraag van 27 mei 2023 in het AZC Amersfoort hebben verbleven en telkens hebben voldaan aan de meldplicht en de e-mail van 19 augustus 2024 van het COA met daarbij een printscreen van het logboek van het COA waaruit eveneens blijkt dat eisers de asielaanvraag in het AZC Amersfoort hebben verbleven. De minister heeft het voorgaande niet betwist en ook geen informatie ingebracht, waaruit het tegengestelde zou blijken.
Het standpunt van verweerder dat eisers in de beroepsprocedure naar voren hadden moeten brengen dat het eerste claimakkoord niet juist was, maakt het voorgaande niet anders. De rechtbank beoordeelt in de onderhavige zaak enkel de motivering om het tweede overdrachtsbesluit op te leggen en dit raakt niet de eerdere beroepsprocedure.
16. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het tweede overdrachtsbesluit, dat nu voorligt, is opgelegd. Dat de minister er pas op 21 december 2023 achter komt dat het claimakkoord geen basis biedt om eisers over te dragen, komt voor rekening en risico van de minister. Dit is geen grondslag om een nieuwe claim bij de Duitse autoriteiten neer te leggen en daarbij ook nog essentiële informatie achter te houden. Ook biedt dat geen grondslag om een nieuw overdrachtsbesluit op te leggen.

Conclusie en gevolgen

17. Het beroep is gegrond omdat het besluit niet goed is gemotiveerd. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen. De rechtbank merkt op dat deze uitspraak het in rechte vaststaande overdrachtsbesluit van 19 september 2023 niet aantast. De rechtbank zal de minister daarom niet opdragen om een nieuw besluit te nemen.
18. Omdat het beroep gegrond is, krijgen eisers een vergoeding van hun proceskosten. De minister moet deze vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door zijn gemachtigde krijgen eisers een vast bedrag per proceshandeling.
19. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 875,-. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. De vergoeding bedraagt daarom in totaal € 1.750,-.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • veroordeelt de minister tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eisers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.D. Kock, rechter, in aanwezigheid van
mr. F.A.E. van de Venne, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 4 september 2024.
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Bijlage 1 E-mailcorrespondentie DT&V/ IND en DT&V/intern

DT&V naar IND:
“Hebben jullie een claimakkoord ontvangen van de lidstaat voor moeder en kind? Bijgaand document is echter geen claimakkoord. Daarin staat dat een overdracht niet nodig is aangezien betreffende persoon zich al sinds 06-06-2023 zich in Duitsland bevind. Is daarna nog iets voor moeder en kind gekomen? Alvast bedankt.”
IND naar DT&V:
“lk heb even contact opgenomen met onze Dublin senioren. Daaruit volgt het volgende. Het claimakkoord is niet juist verwerkt, betrokkenen waren alweer terug in Nederland en vervolgens is er beslist. De claim-uit zaak zal worden afgesloten als overgedragen en er zal een brief naar gemachtigde worden gestuurd dat betrokkene een nieuwe asielaanvraag moet indienen in Ter Apel.”
DT&V intern:
“Ik wilde een overdracht gaan inplannen maar kon geen claimakkoord vinden. Ik heb navraag gedaan bij de IND en ontving onderstaand antwoord.
Ik zal het proces C3.3 afsluiten aangezien claim als geeffectueerd wordt gezien.”
DT&V intern:
“Mevrouw verblijft met haar kind op een AZC. Ze heeft eigenlijk geen recht op opvang omdat ze in geen procedure meer zit (iemand met een kind zal echter nooit ontruimd worden). Ze kan nu naar Ter Apel voor een nieuwe aanvraag en vervolgens een claim, VN, beschikking ed... . maar ze kan ook onder
een ander "regime" worden geplaatst (een andere opvangwijze), voor de vorm een
bewaringsmaatregel opgelegd krijgen en dan als een soort kale illegaal worden geclaimd bij Duitsland.
Dan gaat het proces wat sneller, scheelt het veel werk en het resultaat is uiteindelijk hetzelfde. De regievoerder voert ik geloof volgende week een gesprek met betrokkene. Dan kan ze twee opties voorleggen als die tweede optie voor jullie ook bestaat...”
DT&V:
“Wat mij betreft zeker een prima optie en dan kan ze geregistreerd worden onder NL3 in Eurodac.
@ Marion: lk zie dat jij mijn mail al op je naam hebt staan vanuit de ruisbox. Zou je nog kunnen wachten met een brief sturen naar gemachtigde gelet op het onderstaande? Mogelijk is dit namelijk niet nodig als ze als kale illegaal kan worden geclaimd.”

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.
2.Zaaknummer NL24.10280.
4.Verordening (EU) nr. 604/2023.
5.De rechtbank verwijst naar haar overwegingen in 13.3.1. waarin de e-mail van DT&V wordt weergegeven en Bijlage 1 die als onderdeel van deze uitspraak is toegevoegd.
6.Zie voor een weergave van de e-mailcorrespondentie Bijlage 1 die als onderdeel van deze uitspraak is toegevoegd.