ECLI:NL:RBDHA:2023:17525

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 november 2023
Publicatiedatum
16 november 2023
Zaaknummer
NL23.30031 en NL23.30033
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvragen en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van de Dublinverordening

Op 10 november 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaken NL23.30031 en NL23.30033, waarin eisers, vertegenwoordigd door mr. M. Pals, in beroep gingen tegen het niet in behandeling nemen van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. P. Boelhouwer. De staatssecretaris had de aanvragen afgewezen op basis van de Dublinverordening, omdat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvragen. De rechtbank heeft de beroepen op 18 oktober 2023 behandeld, maar eisers en hun gemachtigde waren niet aanwezig.

De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard, wat betekent dat de staatssecretaris de aanvragen niet in behandeling hoeft te nemen en de eisers aan Duitsland mag overdragen. De rechtbank heeft in haar beoordeling het interstatelijk vertrouwensbeginsel in acht genomen en geconcludeerd dat de staatssecretaris terecht heeft aangenomen dat Duitsland de verantwoordelijkheden onder de Dublinverordening nakomt. Eisers voerden aan dat de asielprocedure in Duitsland in strijd is met de Procedurerichtlijn en dat zij geen adequate rechtsbijstand zouden krijgen, maar de rechtbank oordeelde dat deze argumenten niet voldoende onderbouwd waren.

De rechtbank benadrukte dat de Duitse autoriteiten niet verplicht zijn om gratis rechtsbijstand te bieden voordat er een beslissing is genomen op de asielaanvraag. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was voor de staatssecretaris om aan te nemen dat de overdracht aan Duitsland in strijd zou zijn met artikel 3 van het EVRM. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.30031 en NL23.30033

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 november 2023 in de zaken tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer 1] ,

[eiser 2], v-nummer: [nummer 2] ,
samen: eisers
(gemachtigde: mr. M. Pals),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. P. Boelhouwer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen het niet in behandeling nemen van de aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvragen met de bestreden besluiten van 19 september 2023 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvragen.
1.1.
De rechtbank heeft de beroepen op 18 oktober 2023, samen met de zaken NL23.30032 en NL23.30034, op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de staatssecretaris deelgenomen. Eisers en hun gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvragen van eisers omdat Duitsland verantwoordelijk is voor hun asielaanvragen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
3. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond. Dat betekent dat eisers ongelijk krijgen en het niet in behandeling nemen van hun aanvragen in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van de besluiten
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Duitsland verzoeken om terugname gedaan. Duitsland heeft deze verzoeken aanvaard.
Mag de staatssecretaris voor Duitsland uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
5. Eisers betogen dat de staatssecretaris voor Duitsland niet mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De asielprocedure in Duitsland is in strijd met de Procedurerichtlijn, omdat rechtsbijstand in Duitsland niet gewaarborgd is. Het vinden van een advocaat is moeilijk, asielzoekers moeten de eerste fase van de rechtsbijstand zelf betalen en in beroep wordt zelden gratis rechtsbijstand toegekend. Eisers wijzen ter onderbouwing hiervan op het AIDA-rapport over Duitsland van december 2022 (lees: april 2022) [2] . Hierdoor is het ook moeilijk om eventueel een klachtprocedure bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) te starten, wat volgens eisers in strijd is met het arrest Ghezelbash van het Hof van Justitie. [3] Hierdoor stellen eisers dat overdracht aan Duitsland een schending van artikel 3 van het EVRM oplevert. De staatssecretaris moet daarom nader onderzoek doen naar de asielprocedure in Duitsland. [4]
5.1.
Dit betoog slaagt niet. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat hij voor Duitsland mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De staatssecretaris stelt terecht dat de Duitse autoriteiten niet verplicht zijn om gratis rechtsbijstand aan eisers te bieden, omdat er nog geen beslissing is genomen op het verzoek om internationale bescherming en er daarom nog geen sprake is van een beroepsprocedure. In de Procedurerichtlijn staat namelijk dat lidstaten alleen gratis rechtsbijstand moeten bieden als sprake is van een (beroeps)procedure tegen de beslissing op de asielaanvraag. [5] In andere gevallen kunnen lidstaten gratis rechtsbijstand bieden, maar zijn zij daartoe niet verplicht. [6] Eisers hebben van de Duitse autoriteiten nog geen beslissing op een asielaanvraag ontvangen. Daarom zijn de Duitse autoriteiten ook nog niet gehouden om aan eisers voorafgaand aan de beslissing op de aanvraag gratis rechtsbijstand te verstrekken. Lidstaten kunnen vervolgens bepalen dat de kosteloze rechtsbijstand niet wordt aangeboden wanneer het beroep volgens de rechterlijke instantie geen reële kans van slagen heeft. [7] De asielprocedure in Duitsland is op dit punt dus niet in strijd met de Procedurerichtlijn. [8] Verder hebben eisers niet onderbouwd dat zij geen rechtsbijstand zouden kunnen krijgen als zij een klachtprocedure bij het EHRM willen starten. Daarom is van strijd met het arrest Ghezelbash niet gebleken. Gelet hierop is niet aannemelijk dat de overdracht aan Duitsland in strijd is met artikel 3 van het EVRM. De staatssecretaris had dan ook geen aanleiding hoeven zien om daar nader onderzoek naar te doen.
Verwijzing naar hetgeen eerder in de procedure is aangevoerd
6. Eisers hebben voor het overige verzocht om dat wat eerder in de procedure is aangevoerd als herhaald en ingelast te beschouwen in de gronden van beroep. Omdat de staatssecretaris hier in de bestreden besluiten op in is gegaan en eisers deze gronden, anders dan hiervoor al besproken, in beroep niet nader hebben onderbouwd, kan de enkele verwijzing naar de zienswijzen niet leiden tot het daarmee door eisers beoogde resultaat.

Conclusie en gevolgen

7. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat de staatssecretaris de asielaanvragen van eisers niet in behandeling hoeft te nemen en eisers mag overdragen aan Duitsland. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten van eisers te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.H.W. Bodt, rechter, in aanwezigheid van mr. C.G.H. van der Holst, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Dit lijkt een verschrijving, want dit rapport bestaat niet. De rechtbank gaat er daarom van uit dat eisers het rapport van april 2022 bedoelen.
3.HvJEU 7 juni 2016, C-63/15, ECLI:EU:C:2016:409 (
4.Eisers wijzen op EHRM 21 januari 2011, ECLI:CE:ECHR:2011:0121JUD003069609 (
5.Dat staat in artikel 20, eerste lid, van de Procedurerichtlijn.
6.Dat staat in artikel 20, tweede lid, van de Procedurerichtlijn.
7.Dat staat in artikel 20, derde lid, van de Procedurerichtlijn.
8.ABRvS 27 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1816.