In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, die stelt dat verweerder niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (MVV) als familie- of gezinslid in het kader van nareis. De rechtbank heeft partijen geïnformeerd dat een zitting niet nodig is en heeft het onderzoek gesloten zonder behandeling op een zitting. Verweerder hanteert sinds 15 januari 2024 het first-in first-out (fifo)-principe voor nareiszaken, wat betekent dat de aanvraag van eiser naar verwachting pas in maart 2025 in behandeling zal worden genomen. De rechtbank wijst het verzoek van verweerder om het beroep aan te houden af, omdat dit de prikkel om voortvarend te beslissen zou wegnemen.
Eiser heeft op 26 september 2023 zijn aanvraag ingediend, die op 28 september 2023 door verweerder is ontvangen. Verweerder had uiterlijk binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag moeten beslissen, maar heeft de beslistermijn met drie maanden verlengd. Eiser heeft verweerder op 8 april 2024 in gebreke gesteld, wat na het verstrijken van de beslistermijn gebeurde. De rechtbank oordeelt dat het beroep terecht is ingediend en gegrond is, omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen. De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen twee weken na verzending van de uitspraak een besluit moet nemen, maar in dit geval wordt een termijn van acht weken opgelegd voor de beslissing.
De rechtbank legt ook een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiser krijgt een vergoeding voor de proceskosten van € 437,50, omdat hij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra en is openbaar gemaakt op 23 september 2024.