ECLI:NL:RBDHA:2024:15649
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublin-overeenkomst
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 24 september 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 15 mei 2023 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiser. De rechtbank heeft besloten om geen zitting te houden, omdat dit in deze zaak niet nodig is.
De rechtbank onderzoekt de ontvankelijkheid van het beroep. In een bericht van 26 juli 2024 heeft de verweerder aan de rechtbank laten weten dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. De gemachtigde van eiser heeft op 26 augustus 2024 gereageerd en verklaard geen contact te hebben met eiser en niet op de hoogte te zijn van zijn situatie. De rechtbank verwijst naar vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin wordt gesteld dat als een vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken, er in beginsel van uit mag worden gegaan dat hij geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland.
Gezien het feit dat de gemachtigde van eiser geen contact meer heeft met hem, concludeert de rechtbank dat eiser kennelijk geen procesbelang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. De rechtbank verklaart het beroep dan ook niet-ontvankelijk en wijst de vergoeding van proceskosten af. Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van J. Dommerholt, griffier, en is openbaar uitgesproken.