ECLI:NL:RBDHA:2024:15572

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 september 2024
Publicatiedatum
30 september 2024
Zaaknummer
SGR 24/917
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen besluit tot verwijdering uit STAP-scholingsregister

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 10 september 2024, in de zaak SGR 24/917, is het beroep van eiseres niet-ontvankelijk verklaard. Eiseres, handelend onder de naam [handelsnaam], had bezwaar gemaakt tegen de verwijdering van twee opleidingen uit het STAP-scholingsregister door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De rechtbank oordeelde dat het bezwaar te laat was ingediend, omdat het bezwaarschrift pas op 28 juni 2023 door verweerder was ontvangen, terwijl de termijn voor indiening zes weken na bekendmaking van het besluit was. Eiseres had het bezwaar aanvankelijk op 28 april 2023 naar een verkeerd e-mailadres gestuurd, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar. De rechtbank concludeerde dat er geen verschoonbare redenen waren voor de termijnoverschrijding, aangezien eiseres niet voldoende had onderbouwd dat de hyperlink in de bezwaarclausule foutief was. Bovendien was het beroep wegens niet-tijdig beslissen ongegrond, omdat verweerder binnen de gestelde termijn van twee weken na ingebrekestelling had beslist. De rechtbank verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond, waardoor het besluit in stand bleef. Eiseres kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/917

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 september 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , handelend onder de naam [handelsnaam], uit [woonplaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. drs. M.C. van Meppelen Scheppink),
en

de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verweerder

(gemachtigden: mr. R.A. van der Oord, mr. C.G. Buijs en Y.J. Gerverdinck).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres wegens het uitblijven van een tijdige beslissing op bezwaar. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak ook het beroep van eiseres tegen de verwijdering uit het STAP-scholingsregister [1] (Register) van twee door haar aangeboden opleidingen.
1.1.
Bij besluit van 3 april 2023 heeft verweerder de twee opleidingen uit het Register verwijderd. Met het bestreden besluit van 19 januari 2024 heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard. Verweerder heeft geen dwangsom toegekend.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft de beroepen op 9 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiseres en haar gemachtigde, en de gemachtigden van verweerder deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres biedt coaching en training aan op individuele basis en in teamverband. Zij stond ingeschreven in het STAP-scholingsregister (Register), waardoor deelnemers op grond van de Subsidieregeling STAP-budget (Regeling) subsidie konden krijgen voor het volgen van eiseres’ opleidingen.
Verweerder heeft twee opleidingen “De Innerlijke Reis” en “Persoonlijke Kracht” uit het Register verwijderd, omdat ze niet voldoen aan de voorwaarden van de Regeling.
2.1.
Op 28 april 2023 heeft eiseres per e-mail een bezwaarschrift ingediend. Bij e-mails van 13 en 26 juni 2023 heeft eiseres bij verweerder naar de stand van zaken geïnformeerd. Op 28 juni 2023 heeft zij het bezwaar opnieuw per e-mail toegezonden.
2.2.
Verweerder heeft het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift te laat is ingediend. Verweerder heeft het bezwaar namelijk pas op 28 juni 2023 ontvangen. De e-mail van 28 april 2023 heeft verweerder niet ontvangen, omdat die e-mail aan een onjuist e-mailadres is verstuurd.
2.3.
Deze zaak gaat over de vraag of verweerder terecht heeft geconcludeerd dat eiseres te laat bezwaar heeft gemaakt zonder dat daar een goede reden voor is.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Het bezwaar is ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Eiseres heeft het bezwaar op 28 april 2023 naar een verkeerd e-mailadres gestuurd, maar dat is het gevolg van een fout in de hyperlink in de bezwaarclausule van het primaire besluit. In die link is de letter 1 abusievelijk vervangen door de letter l. Direct na ontvangst van een foutmelding heeft eiseres het bezwaar opnieuw toegestuurd met gebruikmaking van dezelfde hyperlink. Dat leidde niet tot een nieuwe foutmelding. Bovendien heeft zij voor de zekerheid ook bezwaar gemaakt via een e-mailadres van de STAP-Toetsingskamer (Toetsingskamer). In juni 2023 heeft eiseres contact gezocht met verweerder, waarna zij alsnog het juiste e-mailadres kreeg. Eisers heeft het bezwaar vervolgens alsnog naar het juiste e-mailadres verzonden. Onder deze omstandigheden kan niet worden geoordeeld dat zij bij de late indiening van het bezwaar in verzuim is geweest, te meer omdat zij geen juridische achtergrond heeft en alleen handelt. De Toetsingskamer had het bezwaar bovendien kunnen doorsturen.
3.1.
Bovendien zijn de opleidingen ten onrechte verwijderd uit het Register. Ze voldoen namelijk aan alle eisen. Verweerder heeft geen zorgvuldig onderzoek verricht door zich alleen te baseren op omschrijvingen op de website van eiseres. Ten slotte heeft eiseres recht op een dwangsom omdat niet tijdig op haar bezwaren is beslist.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Beroep niet tijdig beslissen
Eiseres heeft beroep ingesteld, omdat verweerder niet op tijd zou hebben beslist op haar bezwaar tegen de verwijdering van twee opleidingen uit het Register. De rechtbank stelt vast dat eiseres verweerder bij brief van 8 januari 2024 in gebreke heeft gesteld en dat het bestreden besluit op 19 januari 2024 is verzonden. Verweerder heeft dus alsnog beslist binnen twee weken na de ingebrekestelling. Verweerder heeft dus geen dwangsom verbeurd. [2] De rechtbank verklaart het beroep daarom in zoverre niet-ontvankelijk.
Is het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard?
4. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift tegen een besluit is zes weken na de dag waarop het besluit is bekendgemaakt. [3] Als iemand een bezwaarschrift te laat indient, dan moet verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk verklaren. Dat betekent dat het bezwaar niet inhoudelijk wordt beoordeeld. Als er een goede reden is dat het bezwaarschrift te laat is ingediend, dan verklaart verweerder het bezwaar toch ontvankelijk. [4] Het kan dan gaan om te late indiening die is veroorzaakt door bijzondere omstandigheden die de indiener betreffen, door het handelen of nalaten van het bestuursorgaan en mogelijk ook om andere redenen. [5]
4.1.
De rechtbank is van oordeel dat de termijnoverschrijding in dit geval niet valt te verontschuldigen. De rechtbank legt hierna uit hoe ze tot dit oordeel komt. Verweerder heeft in het primaire besluit vermeld dat het bezwaar elektronisch mocht worden ingediend. Daaraan heeft verweerder de eis verbonden dat het bezwaar wordt gestuurd naar het e-mailadres van de afdeling Bestuurlijke en Juridische Aangelegenheden, Bureau Ondersteuning, zoals (met een hyperlink) vermeld in de bezwaarclausule. [6]
Eiseres heeft het bezwaar echter verstuurd naar een ander, niet-bestaand e-mailadres. Eiseres heeft haar stelling dat een fout in de hyperlink in de bezwaarclausule leidde naar dit andere, niet-bestaande e-mailadres, niet onderbouwd. Nu de bezwaarclausule het juiste mailadres vermeldt, is er geen aanknopingspunt voor het oordeel dat de hyperlink gebreken zou vertonen. De verzending van het bezwaar naar een verkeerd mailadres is daarom te wijten aan een fout van eiseres.
4.2.
Nadat eiseres een foutmelding ontving na haar eerste verzending aan het onjuiste e-mailadres, stuurde zij een tweede bericht naar hetzelfde, onjuiste e-mailadres. Eiseres heeft gesteld dat zij na deze tweede verzending geen nieuwe foutmelding ontving en dat zij er daarom vanuit mocht gaan dat haar bezwaarschrift, ondanks het gebruik van het onjuiste e-mailadres, toch goed was aangekomen. Dit betoog slaagt niet. Het had vanwege de eerste foutmelding op de weg van eiseres gelegen om tijdig bij verweerder na te vragen of de tweede verzending wel goed was aangekomen, omdat eiseres bij de tweede verzending precies hetzelfde (onjuiste) e-mailadres gebruikte. Eiseres heeft dit pas op 13 en 26 juni 2023 gedaan.
4.3.
Dat eiseres ook een e-mail aan de Toetsingskamer heeft gestuurd, leidt niet tot een ander oordeel. Bij haar e-mail aan de Toetsingskamer heeft eiseres namelijk geen bezwaarschrift gevoegd. De onderwerpregel vermeldt: “Fwd: Bezwaar uitsluiting scholing van het STAP-scholingsregister”. Het e-mailbericht bevat alleen de tekst “Hartelijke groet, [eiseres] ” en is verder leeg. Uit deze e-mail blijkt niet dat eiseres een bezwaarschrift bij de Toetsingskamer heeft ingediend. Er blijkt hoogstens uit dat zij de Toetsingskamer op de hoogte stelde (door een doorzending van een e-mail) van een bezwaar dat zij elders indiende. Op de Toetsingskamer rustte daarom geen verplichting om de e-mail door te sturen, of om zich in te laten met de vraag of het bezwaar in goede orde was ontvangen.
4.4.
Het ontbreken van professionele rechtsbijstand en juridische deskundigheid bij eiseres leidt ook niet tot een ander oordeel. Bij het communiceren per e-mail is geen bijzondere deskundigheid nodig.
4.5.
Het bezwaar is daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Conclusie en gevolgen
5. Het beroep wegens het niet-tijdig beslissen op de bezwaren van eiseres is niet-ontvankelijk, omdat het bestreden besluit is genomen binnen de gestelde termijn van twee weken.
6. Het beroep tegen het bestreden besluit is ongegrond. Dit betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep wegens het niet-tijdig beslissen op de bezwaren van eiseres niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.K.S. Mollen, rechter, in aanwezigheid van mr. D.C. van Genderen, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 september 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.STAP staat voor Stimulering Arbeidsmarktpositie.
2.Artikel 4:17, derde lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3.Artikelen 6:7 en 6:8 van de Awb.
4.Artikel 6:11 van de Awb.
5.College van Beroep voor het bedrijfsleven, 30 januari 2024, ECLI:NL:CBB:2024:31.
6.Op grond van artikel 2:15, eerste lid van de Awb.