In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie, omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser heeft zijn aanvraag op 8 april 2023 ingediend, en de minister had uiterlijk binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag moeten beslissen. De termijn is echter verlengd met negen maanden op basis van WBV 2023/3. Eiser heeft de minister op 12 juli 2024 in gebreke gesteld, maar heeft meer dan twee weken gewacht met het indienen van beroep. De rechtbank heeft het beroep kennelijk gegrond verklaard, omdat de minister niet tijdig heeft beslist.
De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig is. De rechtbank heeft verweerder een termijn van acht weken gegeven om een nader gehoor af te nemen en acht weken daarna om een besluit op de aanvraag bekend te maken. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiser heeft ook recht op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 437,50.
De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra en is openbaar gemaakt op 13 september 2024. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het niet tijdig nemen van een besluit vernietigd en verweerder opgedragen om binnen zestien weken alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken. Als verweerder dit niet doet, moet hij een dwangsom betalen.