In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie heeft op 6 december 2023 besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen, omdat Zwitserland verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar dit werd aanvankelijk niet-ontvankelijk verklaard. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep van eiser gegrond verklaard en de zaak terugverwezen naar de rechtbank.
De rechtbank heeft het beroep op 28 augustus 2024 behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigden van eiser en de minister aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat de minister op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag aannemen dat Zwitserland zijn internationale verplichtingen nakomt. Eiser heeft niet overtuigend aangetoond dat dit in zijn geval anders is. De rechtbank wijst erop dat Zwitserland een verzoek om terugname heeft aanvaard en dat de minister terecht heeft gesteld dat het enkele feit dat eiser een bedrag van € 750,- niet kan betalen, niet betekent dat hij geen eerlijk proces zal krijgen.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat de asielaanvraag van eiser terecht niet in behandeling is genomen. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.