ECLI:NL:RBDHA:2024:1546
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 30 januari 2024, met zaaknummers NL24.1375 en NL24.1376, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. Eiser, die stelt de Nigeriaanse nationaliteit te hebben, heeft verzocht om een voorlopige voorziening. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, waarbij Frankrijk verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de asielaanvraag.
De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk ongegrond is. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat de opvangomstandigheden in Frankrijk zodanig zijn dat hij bij overdracht aan Frankrijk een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. De rechtbank wijst erop dat het aan eiser is om concrete aanwijzingen te geven dat Frankrijk zijn internationale verplichtingen niet nakomt. De rechtbank concludeert dat de beroepsgronden van eiser niet slagen en verklaart het beroep ongegrond. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt niet-ontvankelijk verklaard, en eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.