In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 10 september 2024, wordt het beroep van eiseres beoordeeld. Eiseres heeft beroep ingesteld omdat verweerder, de minister van Asiel en Migratie, niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf als familie- of gezinslid in het kader van nareis. Eiseres en haar kinderen willen zich bij hun in Nederland verblijvende echtgenoot en vader, M. Najibullah, voegen. De rechtbank heeft op 4 september 2024 de zaak behandeld, waarbij de referent namens eiseres aanwezig was, bijgestaan door haar gemachtigde, mr. R. Hijma. Verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, P.M.W. Jans, en de heer D. Hosseini fungeerde als tolk.
De rechtbank constateert dat de termijn waarbinnen verweerder had moeten beslissen op de aanvraag is overschreden. Eiseres heeft verweerder rechtsgeldig in gebreke gesteld en heeft meer dan twee weken later beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is. Eiseres verzoekt de rechtbank om verweerder een beslistermijn op te leggen van acht weken, met aftrek van de periode tussen de zitting en de uitspraak. De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen zestien weken na de uitspraak een besluit moet nemen. Tevens wordt verweerder een dwangsom opgelegd van € 100,- per dag bij overschrijding van deze termijn, met een maximum van € 7.500,-.
De rechtbank wijst erop dat eiseres recht heeft op vergoeding van de proceskosten, die door verweerder moeten worden betaald. De kosten worden vastgesteld op € 875,-, en verweerder moet ook het griffierecht van € 187,- vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt op 11 september 2024.