ECLI:NL:RBDHA:2024:15413

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 september 2024
Publicatiedatum
26 september 2024
Zaaknummer
NL24.16727
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep inzake niet tijdig beslissen op aanvraag voor machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 11 september 2024, wordt het beroep van eiseres beoordeeld. Eiseres heeft een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf als familie- of gezinslid in het kader van nareis, maar verweerder, de minister van Asiel en Migratie, heeft niet tijdig beslist op deze aanvraag. Eiseres en haar kinderen willen bij hun in Nederland verblijvende echtgenoot en vader verblijven. De rechtbank heeft op 4 september 2024 de zaak behandeld, waarbij de referent namens eiseres aanwezig was, bijgestaan door haar gemachtigde, mr. R. Hijma. Verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, P.M.W. Jans, en de heer D. Hosseini fungeerde als tolk.

De rechtbank constateert dat de termijn waarbinnen verweerder had moeten beslissen op de aanvraag is overschreden. Eiseres heeft verweerder rechtsgeldig in gebreke gesteld en heeft meer dan twee weken later beroep ingesteld. Dit leidt tot de conclusie dat het beroep gegrond is. Eiseres verzoekt de rechtbank om een beslistermijn op te leggen van acht weken, met aftrek van de periode tussen de zitting en de uitspraak. De rechtbank oordeelt dat verweerder binnen zestien weken een besluit moet nemen op de aanvraag van eiseres. Tevens wordt verweerder een dwangsom opgelegd van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-.

De rechtbank wijst erop dat eiseres recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die door verweerder moet worden betaald. De totale vergoeding bedraagt € 875,-, en daarnaast moet verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 187,- vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en de rechtbank heeft de beslissing genomen in het belang van een zorgvuldige behandeling van de aanvraag.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.16727
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres V-nummer: [V nummer]

(gemachtigde: mr. R. Hijma) en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder
(gemachtigde: P.M.W. Jans)

Procesverloop

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingediend, omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf voor verblijf als familie- of gezinslid in het kader van nareis. Eiseres en haar kinderen beogen verblijf bij hun in Nederland verblijvende echtgenoot en vader, [referent] (referent).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 4 september 2024 op zitting behandeld. Referent is namens eiseres ter zitting verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen de heer D. Hosseini.

Overwegingen

1. Verweerder heeft in het verweerschrift van 23 augustus 2024 aangegeven dat hij vanaf 15 januari 2024 in nareiszaken het first-in first-out (fifo)-principe hanteert en dat deze werkwijze impliceert dat verweerder de aanvraag van eiseres naar verwachting in augustus 2024 in behandeling zal nemen. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat de aanvraag van eiseres inmiddels in behandeling is genomen.
2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld.1 Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een
1. Artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.2
Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
3. Tussen partijen is niet in geschil dat de termijn waarbinnen verweerder had moeten beslissen op de aanvraag is overschreden. De rechtbank stelt verder vast dat eiseres verweerder rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. Eiseres heeft meer dan twee weken daarna beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag. Dit betekent dat het beroep terecht is ingediend. Het beroep is daarom gegrond.
4. Eiseres verzoekt de rechtbank primair aan verweerder een beslistermijn op te leggen van acht weken, met aftrek van de periode die verstrijkt tussen de zitting en de uitspraak. Daartoe is aangevoerd dat in deze zaak geen nader onderzoek nodig is en eiseres en haar kinderen in Iran verblijven op grond van (slechts) een tijdelijk visum en zij vrezen voor een terugkeer naar Afghanistan. Als verweerder nader onderzoek toch nodig vindt, dan verzoekt eiseres de rechtbank subsidiair aan verweerder een beslistermijn op te leggen van zestien weken.
Welke beslistermijn legt de rechtbank verweerder op?
5. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Het bestuursorgaan moet dit in principe doen binnen twee weken na het verzenden van de uitspraak.3 In bijzondere gevallen of als dat voor de naleving van wettelijke voorschriften nodig is, kan de rechtbank een andere termijn opleggen.4
6. In de uitspraak van 17 maart 2023 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, geoordeeld dat bij nareisaanvragen sprake is van zo'n bijzonder geval.5 Verweerder heeft in het verweerschrift gemotiveerd verzocht om een langere termijn, namelijk twintig weken. Verweerder heeft toegelicht dat hij meer tijd nodig heeft om op de aanvraag van eiseres te beslissen, omdat hij voornemens is herstel verzuim te bieden om de aanvraag compleet te maken en ook voornemens is om nader onderzoek te verrichten in de vorm van een DNA- onderzoek.
7. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat de zaak inmiddels is toegewezen aan een behandelaar en dat op 30 augustus 2024 aan eiseres een herstel verzuim is verstuurd. Eiseres heeft vier weken de tijd gekregen om op het herstel verzuim te reageren. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat een herstel verzuim in Afghaanse zaken doorgaans geen resultaat oplevert vanwege moeilijkheden ten aanzien van de aangeleverde documenten en dat in deze zaak dan ook vrijwel zeker een DNA-onderzoek nodig is.
8. Eiseres stelt dat een DNA-onderzoek in haar zaak niet nodig is. De rechtbank overweegt dat het in beginsel aan verweerder is om te bepalen welke vervolgstappen nodig zijn voordat hij tot een beslissing kan komen. Toch ziet de rechtbank in het betoog van verweerder geen aanleiding om in deze zaak een nadere beslistermijn van twintig weken op te leggen. Verweerder heeft ter zitting gesteld dat het (vrijwel zeker) noodzakelijk is dat in deze zaak een DNA-onderzoek zal plaatsvinden. Verweerder heeft onvoldoende concreet
2 Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
3 Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
4 Artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.
toegelicht waarom in deze zaak daarvoor eerst de reactie op het herstel verzuim zou moeten worden afgewacht.
9. De rechtbank geeft verweerder daarom zestien weken om op de aanvraag van eiseres te beslissen. Dit is naar het oordeel van de rechtbank passend om tot een zorgvuldige beslissing op de aanvraag te komen.6 Deze termijn begint na de dag van verzending van deze uitspraak.7 In de (niet onderbouwde) situatie van eiseres en haar kinderen in Iran ziet de rechtbank geen aanleiding om thans een nog kortere beslistermijn op te leggen.
Legt de rechtbank verweerder een rechterlijke dwangsom op?
10. De rechtbank bepaalt in deze zaak dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de in de uitspraak bepaalde beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 7.500,-.8

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt en dat verweerder binnen zestien weken alsnog een besluit op de aanvraag bekend moet maken. Als verweerder dat niet doet, moet hij een dwangsom betalen.
12. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres ook een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag, omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor haar een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 875,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 0,5). Ook moet verweerder het door eiseres betaalde griffierecht vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op om binnen zestien weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit op de aanvraag bekend te maken;
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag, waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
  • bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 187,- vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 875,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, in aanwezigheid van mr. A.W. van Eerden, griffier.
6 ECLI:NL:RVS:2024:2643, r.o. 4.4 en 4.5.
8 Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
11 september 2024

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.