ECLI:NL:RBDHA:2024:15387

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 juli 2024
Publicatiedatum
26 september 2024
Zaaknummer
NL24.6392
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-tijdig beslissen op aanvraag tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in nareis asiel

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 23 juli 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de Minister van Asiel en Migratie behandeld. Eiseres heeft beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis asiel. De rechtbank heeft eerder, op 10 oktober 2023, bepaald dat verweerder binnen acht weken na verzending van die uitspraak moest beslissen. Indien verweerder geen herstel verzuim biedt, bedraagt deze termijn vier weken. Eiseres stelt dat verweerder deze termijn heeft overschreden, aangezien er geen besluit is genomen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen geen zitting nodig achtten en het onderzoek heeft gesloten. Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend, wat de rechtbank de mogelijkheid biedt om de zaak als beslisklaar te beschouwen. De rechtbank wijst het verzoek van verweerder om aanhouding van de behandeling van het beroep af, omdat dit de prikkel om tijdig te beslissen zou wegnemen. De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, omdat verweerder niet binnen de gestelde termijn een besluit heeft genomen.

De rechtbank draagt verweerder op om binnen vier weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit te nemen. Tevens legt de rechtbank een dwangsom op van € 200,- per dag voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten, vastgesteld op € 437,50, omdat zij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld. De uitspraak is openbaar gemaakt op 23 juli 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.6392
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. M.H.R. de Boer), en
de Minister van Asiel en Migratie (dan wel diens rechtsvoorgangers), verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend na de uitspraak van de rechtbank, deze zittingsplaats, van 10 oktober 2023 (NL23.21882). In die uitspraak staat dat verweerder binnen acht weken na de dag van verzending van die uitspraak moet beslissen op de aanvraag tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf ‘nareis asiel’.
Wanneer verweerder geen herstel verzuim biedt, bedraagt deze termijn vier weken. Eiseres stelt nu beroep in, omdat verweerder dat niet heeft gedaan.
Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.¹
2. Verweerder heeft kenbaar gemaakt dat hij vanaf 15 januari 2024 in nareiszaken het first-in first-out (fifo)-principe hanteert. In verband met deze nieuwe werkwijze is het de rechtbank bekend dat verweerder de rechtbank primair verzoekt om beroepen tegen het niet tijdig beslissen op aanvragen in nareiszaken aan te houden tot het moment dat verweerder de betreffende zaken zal gaan behandelen. De rechtbank wijst het verzoek af, omdat de aard van een beroep tegen het niet-tijdig beslissen zich in beginsel tegen een aanhouding verzet. Een aanhouding van de behandeling van het beroep neemt namelijk voor verweerder de prikkel weg om voortvarend tot een beslissing te komen.
1. Artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld.² Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.³
4. Soms kan niet worden verwacht dat de betrokkene eerst een ingebrekestelling stuurt. Dat is in dit geval zo, omdat de bestuursrechter in de genoemde uitspraak van 10 oktober 2023 een uitdrukkelijke en inmiddels verstreken termijn heeft gesteld voor het nemen van een nieuw besluit.⁴
Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
5. De rechtbank stelt vast dat verweerder niet binnen de door de rechtbank genoemde termijn een besluit heeft genomen op de aanvraag van eiseres. Het beroep is gegrond.
Welke beslistermijn legt de rechtbank verweerder op?
6. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Het bestuursorgaan moet dit in principe doen binnen twee weken na het verzenden van de uitspraak.⁵ In bijzondere gevallen of als dat voor de naleving van wettelijke voorschriften nodig is kan de rechtbank een andere termijn opleggen.⁶
7. In de uitspraak van 17 maart 2023 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, geoordeeld dat bij nareisaanvragen sprake is van zo'n bijzonder geval.⁷ De rechtbank ziet geen reden om daar in deze uitspraak anders over te oordelen. Ook heeft de rechtbank in die uitspraak uitgangspunten geformuleerd voor het opleggen van een passende beslistermijn. De rechtbank zal deze uitgangspunten ook in deze zaak toepassen.
8. Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend. De rechtbank gaat er vanuit dat de zaak beslisklaar is en dat verweerder geen extra onderzoekshandelingen hoeft te verrichten om tot een zorgvuldige beslissing te komen. De rechtbank bepaalt daarom dat verweerder binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit op de aanvraag moet nemen.
Legt de rechtbank verweerder een rechterlijke dwangsom op?
9. De rechtbank bepaalt in deze zaak, nu het hier gaat om een tweede beroep niet-tijdig beslissen, dat verweerder een dwangsom van € 200,- moet betalen voor elke dag waarmee de in de uitspraak bepaalde beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.⁸
Conclusie en gevolgen
10. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt en dat verweerder binnen vier weken alsnog een besluit op de aanvraag bekend moet maken. Als verweerder dat niet
2 Artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
3 Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
5 Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
6 Artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.
8 Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb,
doet, moet hij een dwangsom betalen.
11. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres ook een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag, omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor haar een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op om binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit op de aanvraag bekend te maken;
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 200,- moet betalen voor elke dag, waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van I. Abdilahi, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
23 juli 2024

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.