In deze zaak hebben eisers op 29 maart 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Op 16 oktober 2023 hebben zij de minister in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op hun aanvraag. Vervolgens hebben eisers op 7 maart 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De minister heeft geen verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat een zitting niet nodig is en heeft het onderzoek gesloten. De rechtbank heeft overwogen dat volgens artikel 6:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Artikel 6:12 van de Awb stelt dat een beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is en twee weken zijn verstreken na een schriftelijke ingebrekestelling.
De wettelijke beslistermijn van zes maanden voor de minister eindigde op 29 september 2023. Echter, door de inwerkingtreding van het WBV 2023/3 is deze termijn met negen maanden verlengd. De rechtbank heeft eerder in een andere uitspraak geoordeeld dat de minister voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake was van een situatie die een verlenging rechtvaardigde. De rechtbank concludeert dat de ingebrekestelling van 16 oktober 2023 prematuur is ingediend, waardoor het beroep niet voldoet aan de vereisten van artikel 6:12 van de Awb.
Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.