In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de minister van Asiel en Migratie, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf als familie- of gezinslid in het kader van nareis. Eiser heeft zijn aanvraag op 17 augustus 2023 ingediend, en verweerder heeft deze op 18 augustus 2023 ontvangen. De beslistermijn van 90 dagen is door verweerder met drie maanden verlengd, maar eiser heeft op 3 april 2024, na het verstrijken van de beslistermijn, verweerder in gebreke gesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep terecht is ingediend en gegrond is, omdat verweerder niet binnen de gestelde termijn heeft beslist.
De rechtbank bepaalt dat verweerder alsnog binnen acht weken na verzending van de uitspraak een besluit moet nemen. Indien verweerder besluit tot nader onderzoek, moet het besluit binnen twintig weken na verzending van de uitspraak bekend worden gemaakt. Tevens legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiser krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 437,50, en het door eiser betaalde griffierecht van € 187,- moet door verweerder worden vergoed.
De uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, en is openbaar gemaakt op 12 september 2024. De rechtbank vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder en draagt hem op om binnen de gestelde termijnen een besluit op de aanvraag bekend te maken.