In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingediend, omdat verweerder volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinslid in het kader van nareis. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.
Verweerder hanteert vanaf 15 januari 2024 in nareiszaken het first-in first-out (fifo)-principe. Deze nieuwe werkwijze impliceert dat verweerder de aanvraag van eiser naar verwachting in juli 2024 in behandeling zal nemen. Tegen deze achtergrond verzoekt verweerder in het verweerschrift van 24 mei 2024 primair om het beroep van eiser tot dat moment aan te houden. Dit verzoek kan onbesproken blijven, omdat de rechtbank ervan uitgaat dat de aanvraag inmiddels in behandeling is genomen.
Eiser heeft op 16 januari 2023 zijn aanvraag ingediend. Verweerder heeft deze aanvraag op 17 januari 2023 ontvangen. Verweerder moet uiterlijk binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag beslissen. Verweerder heeft de beslistermijn met drie maanden verlengd. Eiser heeft verweerder op 17 oktober 2023 in gebreke gesteld. Dit is na het verstrijken van de beslistermijn. Ook heeft eiser meer dan twee weken na de ingebrekestelling beroep ingesteld. Dit betekent dat het beroep terecht is ingediend. Het beroep is gegrond.
Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Het bestuursorgaan moet dit in principe doen binnen twee weken na het verzenden van de uitspraak. In bijzondere gevallen kan de rechtbank een andere termijn opleggen. De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen een termijn van acht weken na verzending van de uitspraak moet beslissen. Verweerder moet een dwangsom van € 100,- betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiser krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt, tot een bedrag van € 437,50.