ECLI:NL:RBDHA:2024:15229

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 september 2024
Publicatiedatum
25 september 2024
Zaaknummer
NL24.33116
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H. Hanssen - Telman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag door vertrek met onbekende bestemming

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser, van Algerijnse nationaliteit, diende op 13 augustus 2024 een aanvraag in voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 21 augustus 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond. Op 12 september 2024 meldde de minister aan de rechtbank dat eiser sinds 3 september 2024 geregistreerd staat als vertrokken met onbekende bestemming (MOB). De gemachtigde van eiser gaf aan geen contact meer te hebben met eiser en niet te weten waar hij verblijft. Partijen stemden in met een behandeling van het beroep zonder zitting, wat de rechtbank mogelijk maakte op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank moest beoordelen of eiser nog procesbelang had bij de beoordeling van zijn beroep. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State moet worden aangenomen dat een vreemdeling die met onbekende bestemming vertrekt, geen prijs meer stelt op de bescherming die hij aanvankelijk zocht. De rechtbank constateerde dat eiser inderdaad met onbekende bestemming was vertrokken en dat zijn gemachtigde geen contact meer met hem had. Dit leidde de rechtbank tot de conclusie dat eiser kennelijk geen belang meer had bij een inhoudelijke behandeling van zijn beroep.

Daarom verklaarde de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat de zaak niet inhoudelijk werd beoordeeld. Eiser kreeg geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak werd gedaan door mr. H. Hanssen - Telman, in aanwezigheid van mr. J. Dijkstra, griffier, en werd openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.33116

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. D. de Vries),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

(gemachtigde: S.J. de Vries).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Eiser stelt van Algerijnse nationaliteit te zijn. Hij heeft op 13 augustus 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 21 augustus 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De minister heeft de rechtbank op 12 september 2024 laten weten dat eiser sinds
3 september 2024 geregistreerd staat als vertrokken met onbekende bestemming (MOB). Naar aanleiding hiervan heeft gemachtigde van eiser de rechtbank diezelfde dag laten weten ook geen contact meer te hebben met eiser. Hij weet niet waar eiser verblijft. Vervolgens hebben partijen desgevraagd toestemming verleend om het beroep zonder zitting te behandelen.
1.2.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of eiser procesbelang heeft bij de beoordeling van zijn beroep.
2.1.
Uit vaste rechtspraak [1] van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt dan wanneer een vreemdeling, die in Nederland bescherming heeft gevraagd, met onbekende bestemming vertrekt zonder aan de minister te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel vanuit dient te worden gegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Dit is slechts anders als een vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op deze bescherming. Dit impliceert dat de gemachtigde weet waar een vreemdeling verblijft en met de vreemdeling contact heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt.
2.2.
De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. Verder stelt de rechtbank vast dat de gemachtigde van eiser geen contact meer met hem heeft en evenmin informatie heeft verstrekt over de verblijfplaats van eiser. Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank is van oordeel dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op een inhoudelijke behandeling van het beroep en geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het door hem ingestelde beroep.

Conclusie en gevolgen

3. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt de zaak dus niet inhoudelijk. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Hanssen - Telman, rechter, in aanwezigheid van mr.
J. Dijkstra, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.