ECLI:NL:RBDHA:2024:15229
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H. Hanssen - Telman
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag door vertrek met onbekende bestemming
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser, van Algerijnse nationaliteit, diende op 13 augustus 2024 een aanvraag in voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 21 augustus 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond. Op 12 september 2024 meldde de minister aan de rechtbank dat eiser sinds 3 september 2024 geregistreerd staat als vertrokken met onbekende bestemming (MOB). De gemachtigde van eiser gaf aan geen contact meer te hebben met eiser en niet te weten waar hij verblijft. Partijen stemden in met een behandeling van het beroep zonder zitting, wat de rechtbank mogelijk maakte op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank moest beoordelen of eiser nog procesbelang had bij de beoordeling van zijn beroep. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State moet worden aangenomen dat een vreemdeling die met onbekende bestemming vertrekt, geen prijs meer stelt op de bescherming die hij aanvankelijk zocht. De rechtbank constateerde dat eiser inderdaad met onbekende bestemming was vertrokken en dat zijn gemachtigde geen contact meer met hem had. Dit leidde de rechtbank tot de conclusie dat eiser kennelijk geen belang meer had bij een inhoudelijke behandeling van zijn beroep.
Daarom verklaarde de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat de zaak niet inhoudelijk werd beoordeeld. Eiser kreeg geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak werd gedaan door mr. H. Hanssen - Telman, in aanwezigheid van mr. J. Dijkstra, griffier, en werd openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.