Overwegingen
1. De rechtbank heeft de rechtmatigheid van de oplegging van de maatregel en van de voortduring hiervan eerder beoordeeld. Uit de uitspraak van 26 juli 2024 (NL24.28188, niet gepubliceerd, maar bij partijen wel bekend) volgt dat de maatregel tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt (op 23 juli 2024), rechtmatig was. De rechtbank beoordeelt thans de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel vanaf het moment van het sluiten van dat onderzoek.
2. Eiser voert aan dat uit de hiervoor genoemde uitspraak met zaaknummer NL24.28188 en met name uit de rechtsoverweging waarin de rechtbank de gegevens heeft opgesomd die verweerder heeft verstrekt over de “lp-trajecten Algerije”, blijkt dat niet op alle lp-verzoeken een nationaliteitsbevestiging en lp(-toezegging) is gekomen. Eiser vraagt zich daarom af of destijds ook al vingerafdrukken werden meegezonden met de lp-aanvragen of dat sprake is geweest van een beleidswijziging. Uit de door verweerder in de onderhavige procedure overgelegde informatie volgt immers dat bij elk verzoek om afgifte van een lp de vingerafdrukken van de betreffende vreemdeling worden meegezonden, zodat het eiser vreemd voorkomt dat er dan maar 67 nationaliteitsbevestigingen en maar 28 lp’s zijn verstrekt. Eiser voert daarnaast aan dat het lp-traject zodanig lang duurt dat de vraag gerechtvaardigd is of verweerder voldoende voortvarend werkt aan de gedwongen terugkeer van eiser en of het traject niet sneller kan verlopen.
3. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren en motiveert dit als volgt.
4. De rechtbank heeft voorafgaand aan de behandeling van het beroep ter zitting een aantal vragen aan verweerder gesteld. De rechtbank heeft recent meerdere volgberoepen behandeld van vreemdelingen die ter fine van uitzetting naar Algerije in bewaring zijn gehouden. In nagenoeg al die zaken is gebleken dat er sprake is van aanzienlijk tijdsverloop in de terugkeerprocedure. Ook nadat de nationaliteit is bevestigd, verstrijken geregeld meerdere weken voordat het feitelijk vertrek daadwerkelijk plaatsvindt. Verweerder heeft in meerdere procedures in antwoord op vragen van de rechtbank aangegeven dat de Algerijnse autoriteiten in de zomermaanden vele lp-toezeggingen hebben gedaan en dat het verwerken daarvan onder meer veel tijd in beslag nam omdat de toezeggingen om een lp te verstrekken werden gedaan ten behoeve van vreemdelingen die bij verweerder met andere identiteitsgegevens zijn geregistreerd dan bij de Algerijnse autoriteiten. In de onderhavige procedure heeft eiser tegen de regievoerder en tegen zijn gemachtigde gezegd dat hij niet de persoon is waar de lp die voor zijn terugkeer is verstrekt betrekking op heeft. De rechtbank overweegt dat het in de eerste plaats aan eiser is om zijn identiteit te onderbouwen door documenten te overleggen. Eiser heeft dit niet gedaan en eiser heeft ook nooit enige inspanningen geleverd om identiteitsdocumenten te verkrijgen. Eiser betwist nu ook dat de persoonsgegevens die zijn vermeld op de lp betrekking op hem hebben zonder dit nader te onderbouwen. De rechtbank heeft het echter noodzakelijk geacht om zich nader te vergewissen van het lp-traject. De Algerijnse autoriteiten nemen thans een welwillende houding aan om eigen onderdanen terug te nemen, reageren ook op lp-aanvragen van verweerder en hebben in vele procedures de toezegging gedaan om vervangende reisdocumenten te verstrekken. Er vinden ook daadwerkelijk uitzettingen met gebruikmaking van deze lp’s plaats. Omdat verweerder echter te kennen heeft gegeven dat het vaker is voorgekomen dat ten behoeve van een vreemdeling een lp wordt afgegeven met daarop andere identiteitsgegevens, dan de gegevens zoals die bij verweerder bekend zijn, komt de vraag op welke gegevens verweerder verstrekt bij de lp-aanvraag en of er een reële kans bestaat dat de lp’s geen betrekking hebben op de vreemdelingen die in bewaring worden gehouden. De rechtbank overweegt dat te allen tijde voorkomen moet worden dat derdelanders verwijderd worden naar Algerije met lp’s die de Algerijnse autoriteiten afgeven maar die geen betrekking hebben op die derdelanders. Niet ondenkbaar is dat er weinig gegevens zijn om een lp-aanvraag te onderbouwen en de nationaliteit en identiteit onterecht als “vastgesteld” worden geregistreerd. Niet geheel uit te sluiten valt, naar het oordeel van de rechtbank, ook dat de recent aanzienlijk veranderde houding van de Algerijnse autoriteiten meebrengt dat zeer welwillend wordt beoordeeld of met de verwijdering naar Algerije kan worden ingestemd.
5. Verweerder heeft de brief van de Algerijnse autoriteiten met daarin de bevestiging van de nationaliteit en de gegevens waarmee eiser bij de Algerijnse autoriteiten bekend is toegevoegd aan het dossier. In deze brief is niet vermeld op basis van welke gegevens en welk onderzoek de Algerijnse autoriteiten hun bevindingen baseren. Verweerder heeft daarnaast als reactie op de vragen van de rechtbank het navolgende schriftelijk medegedeeld:
(…)
De rechtbank heeft verweerder verzocht om aan te geven hoe vaak het recent is voorgekomen dat de Algerijnse autoriteiten in reactie op verzoeken om afgifte van een lp, de identiteit van de betreffende vreemdeling hebben vastgesteld onder andere persoonsgegevens dan die verweerder heeft geregistreerd.
DIA van DT&V registreert niet in hun systeem hoe vaak zoiets voorkomt, deze gegevens zijn dus niet beschikbaar. Maar DIA bevestigd dat het inderdaad wel voorkomt dat de Algerijnse autoriteiten de nationaliteit van een vreemdeling op een andere persoonsgegevens vaststelt dan wat in de lp-aanvraag staat. Dit geldt overigens niet alleen voor de Algerijnse autoriteiten maar geldt ook voor andere landen.
(…)
Daarnaast heeft de rechtbank ook verzocht om aan te geven of bij dergelijke toezeggingen om een lp te verstrekken, bij de aanvraag steeds vingerafdrukken van de betreffende vreemdeling zijn gevoegd. De rechtbank acht dit relevant omdat verweerder recent in meerdere volgberoepen heeft aangegeven dat de Algerijnse autoriteiten vele lp toezeggingen hebben gedaan maar er tijdsverloop is ontstaan in het boeken van vluchten omdat de persoonsgegevens van de lp's niet altijd corresponderen met de identiteitsgegevens zoals die bij verweerder bekend waren.
Het onderzoek door de Algerijnse autoriteiten vindt inderdaad plaats op basis van vingerafdrukken (en eventueel kopie identiteitsdocumenten indien deze aanwezig zijn). De vingerafdrukken van de vreemdeling worden altijd meegestuurd met de lp aanvraag naar de Algerijnse autoriteiten.
Het registratie van deze antwoorden heeft inderdaad even geduurd omdat deze antwoorden niet uniform waren – de antwoorden werden zowel fysiek als digitaal aangeleverd, in de Franse taal, en soms zonder v-nummers en in veel gevallen met afwijkende persoonsgegevens. Derhalve kost de verwerking van de antwoorden veel inspanning en tijd. Na koppeling van de antwoorden aan de v-nummers van de vreemdelingen kon pas e.e.a. gecommuniceerd worden aan de regievoerder en kon pas worden overgegaan tot het boeken van de vluchten. Dat verklaart waarom de DT&V niet direct kon overgaan tot de noodzakelijke vervolgstappen en er tijdsverloop is ontstaan in het boeken van
de vluchten.
Tenslotte verzoekt de rechtbank om na te gaan of in het geval van eiser vingerafdrukken bij de lp-aanvraag waren gevoegd of op basis van welke (andere) gegevens de lp-aanvraag is gedaan.
De lp-aanvraag van eiser is op 7 juni 2024 digitaal met vingerafdrukken en een pasfoto van eiser ingediend bij de Algerijnse autoriteiten.
(…)
6. Zoals hiervoor overwogen is het aan eiser om zijn identiteit en nationaliteit aannemelijk te maken en indien hij niet over identiteitsdocumenten beschikt, inspanningen te leveren om die alsnog te verkrijgen. Eiser heeft geen enkele inspanningen geleverd om zijn verklaringen over zijn identiteit te onderbouwen.
Verweerder heeft in zijn schriftelijke reactie de vragen van de rechtbank beantwoord. Hierdoor is voor de rechtbank duidelijk dat in ieder geval steeds de vingerafdrukken van de betreffende vreemdeling worden meegezonden met het verzoek om een lp voor terugkeer af te geven en dat dit in het geval van eiser ook is gedaan. De rechtbank overweegt dat verweerder ervan mag uitgaan dat de Algerijnse autoriteiten de vingerafdrukken onderzoeken en betrekken bij de vraag of de vreemdeling voor wiens vertrek een lp wordt verzocht een onderdaan van Algerije is. De rechtbank overweegt dat indien de vingerafdrukken worden betrokken bij het nationaliteitsonderzoek en de vreemdeling met andere persoonsgegevens is geregistreerd in Algerije, dit niet zonder meer aan de verwijdering naar Algerije in de weg hoeft te staan. De regievoerder heeft eiser medegedeeld dat eiser in Algerije onder een andere naam en geboortedatum is geregistreerd. De regievoerder heeft ook uitgelegd dat voor zover eiser die gegevens betwist, hij daarover in gesprek kan gaan met de Algerijnse vertegenwoordiger. Eiser heeft de gegevens betwist, maar ook aangegeven niet in gesprek te zullen gaan met de Algerijnse consul.
7. De rechtbank overweegt dat, gelet op de omstandigheid dat verweerder de vingerafdrukken bij de lp-aanvraag van eiser heeft gevoegd, de Algerijnse autoriteiten eiser erkennen als Algerijns onderdaan en eiser hierover niet in gesprek gaat met de Algerijnse consul, aan de enkele stelling van eiser dat de door de Algerijnse autoriteiten geregistreerde identiteitsgegevens niet juist zijn, geen waarde toekomt.
Verweerder is dus bevoegd om eiser met de door de Algerijnse autoriteiten afgegeven lp te verwijderen naar Algerije. De beroepsgrond van eiser dat onduidelijk is of er sprake is van een beleidswijziging in het meezenden van vingerafdrukken met een lp-aanvraag, slaagt niet. Verweerder heeft in zijn schriftelijke beantwoording van de vragen van de rechtbank en in zijn ter zitting gegeven toelichting genoegzaam uiteengezet dat ook ten tijde van de eerdere uitspraak van de rechtbank steeds de vingerafdrukken werden meegezonden. De rechtbank overweegt dat, voor zover eiser heeft willen betogen dat het opmerkelijk is dat er dan niet meer nationaliteitsbevestigingen hebben plaatsgevonden, een lp alleen wordt aangevraagd als de betreffende vreemdeling niet beschikt over identiteitsdocumenten. In al die gevallen dat om de afgifte van een lp wordt verzocht staat dus niet vast dat de Algerijnse autoriteiten de betreffende vreemdeling als hun onderdaan (h)erkennen. Het zal dan ook voorkomen dat lp’s worden aangevraagd voor vreemdelingen ten aanzien van wie weliswaar vermoedens bestaan dat hij/zij een Algerijnse onderdaan is, maar dat niet zo blijkt te zijn. Met andere woorden, de rechtbank leidt uit de omstandigheid dat niet elke lp-aanvraag wordt gevolgd door een nationaliteitsbevestiging en de afgifte van een lp, niet af dat de lp-procedure onzorgvuldig verloopt, dat verweerder niet mag uitgaan van de acceptatie van het lp-verzoek en/of dat er daardoor geen zicht op uitzetting bestaat.
8. De rechtbank overweegt dat de tweede beroepsgrond van eiser ook niet slaagt. Eiser kan worden gevolgd dat het vragen oproept dat de vlucht pas kan plaatsvinden op 11 oktober 2024 terwijl de Algerijnse autoriteiten de nationaliteit van eiser reeds hebben bevestigd op 9 augustus 2024. De rechtbank heeft ter zitting gewezen op de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats die voorafgaand aan de behandeling ter zitting is gedaan op 24 september 2024 (ECLI:NL:RBDHA:2024:15096). De rechtbank heeft in die procedure verweerder verzocht om nadere toelichting te verschaffen over de oorzaken van de relatief lange duur van de vertrekprocedures van Algerijnse onderdanen. In deze uitspraak heeft de rechtbank onder meer het navolgende overwogen: 5. De rechtbank overweegt dat de trajecten van gedwongen terugkeer naar Algerije geregeld een relatief lange duur hebben. Met name het tijdsverloop tussen de bevestiging van de nationaliteit door de Algerijnse autoriteiten en het daadwerkelijke vertrek roept de vraag op of dit proces kan worden bespoedigd en of verweerder voortvarender kan en moet handelen om de terugkeer te realiseren. Verweerder heeft in zijn reactie op de beroepsgrond onder meer het navolgende naar voren gebracht:
(…)
Er zijn een aantal externe omstandigheden die een rol spelen bij het boeken van de vlucht. Allereerst verzoeken de Algerijnse autoriteiten vòòr afgifte van de LP om de vluchtgegevens. Deze vluchtgegevens dienen minimaal vijftien werkdagen voor vertrek bekend gemaakt te worden aan de Algerijnse autoriteiten. Daarnaast hebben de Algerijnse autoriteiten recent een aanzienlijk aantal LP toezeggingen gedaan waardoor er ook veel vluchten ingepland moeten worden. Nu er geen rechtstreekse vluchten naar Algerije mogelijk zijn dient de uitzetting met een tussenstop in Europa plaats te vinden. Indien een vlucht met tussenstop geboekt wordt is verweerder verplicht de vreemdeling te escorteren. Per uitzetting dienen aldus drie escorts van de Koninklijke Marechaussee bijgeboekt te worden. Daarbij is er een maximum van twee vreemdelingen met escorts per vlucht. Aldus is sprake van een beperkt aantal vluchten dat beschikbaar is.
(…)
9. De rechtbank overweegt dat deze toelichting ook het tijdsverloop in deze procedure verklaart. Verweerder is gehouden escorts in te schakelen en heeft geen invloed op hoeveel vreemdelingen er per vlucht begeleid door escorts kunnen worden uitgezet. Deze externe omstandigheid komt dan ook niet voor rekening van verweerder. De omstandigheid dat verweerder volledig afhankelijk is van de medewerking van de Algerijnse autoriteiten en de omstandigheid dat escorts zijn benodigd voor de feitelijke terugkeer, zijn namelijk simpelweg gelegen in het niet zelf voldoen aan de vertrekplicht en aan het niet medewerken met het door DT&V gereguleerde vertrek door eiser. Indien eiser zijn juiste identiteitsgegevens en een identiteitsdocument zou hebben verstrekt in plaats van zich te bedienen van meerdere aliassen, had DT&V alleen een vliegticket hoeven aan te schaffen en had eiser zelfstandig kunnen vliegen. Dat de Algerijnse autoriteiten nu vele lp-toezeggingen doen en DT&V tijd nodig heeft om de individuele vertrektrajecten te realiseren, betekent ook niet dat eiser te lang in bewaring is gehouden. Dit betekent dat eiser dus gewoon moet wachten op de vlucht met begeleiding die op 11 oktober 2024 beschikbaar is. De rechtbank concludeert dus dat het terugkeerproces een lange duur kent, maar dat dit geen verband houdt met de voortvarendheid waarmee verweerder werkt aan de verwijdering van eiser.
Verweerder heeft ook overigens genoeg uitzettingshandelingen verricht door naast het organiseren van het vertrek van eiser ook vertrekgesprekken met eiser te voeren en hem het resultaat van het lp-traject mee te delen, aan te geven dat hij zich tot de consul kan wenden en hem te informeren dat hij op 11 oktober 2024 zal worden uitgezet naar Algerije.
10. Verweerder werkt dus voldoende voortvarend aan het vertrek van eiser. Het zicht op uitzetting naar Algerije is zeer concreet omdat het vertrek voorzien is op 11 oktober 2024. Indien eiser vindt dat de bewaring een kortere duur zou moeten hebben, kan hij alsnog zijn medewerking verlenen om te bezien of zijn vertrek, al dan niet met IOM, spoediger kan plaatsvinden. Eiser kan ook alsnog met de vertegenwoordiger van de Algerijnse autoriteiten in gesprek gaan om aan te geven dat hij zelf wenst terug te keren. Indien eiser slechts een passieve houding blijft aannemen, zal hij niet eerder dan 11 oktober 2024 kunnen vertrekken. Vooralsnog houdt verweerder eiser rechtmatig in bewaring om het vertrek op 11 oktober 2024 te kunnen realiseren. Verweerder hoeft namelijk ook nu niet te volstaan met de oplegging van een lichter middel. Het is in het geheel niet aannemelijk dat eiser zich beschikbaar zal houden voor het gecontroleerde vertrek indien de maatregel wordt opgeheven of indien een lichter middel wordt opgelegd en eiser heeft steevast aangegeven niet uit eigen beweging te zullen vertrekken. Er zijn ook geen indicaties dat de voortduring van de tenuitvoerlegging van de maatregel onevenredig bezwarend is geworden.
11. Op grond van de beoordeling van de beroepsgronden en het aanvullend verrichte rechtmatigheidsonderzoek stelt de rechtbank vast dat de maatregel niet onrechtmatig heeft voortgeduurd. De rechtbank zal eiser dus niet in vrijheid stellen en verweerder is bevoegd om de tenuitvoerlegging van de maatregel te continueren.
12. Omdat het beroep ongegrond is, zal de rechtbank geen proceskostenveroordeling uitspreken.