In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 26 januari 2024, is het beroep van eiser, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, gegrond verklaard. Eiser had beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig had beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De rechtbank oordeelde dat de beslistermijn, die in beginsel zes maanden bedraagt, was verlengd met negen maanden op basis van een eerder besluit. De termijn voor het nemen van een besluit op de aanvraag verliep op 27 oktober 2023. Eiser had verweerder op 31 oktober 2023 in gebreke gesteld, waarna hij beroep instelde.
De rechtbank besloot dat een zitting niet nodig was en verklaarde het beroep kennelijk gegrond. Verweerder werd opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een nader gehoor af te nemen en binnen acht weken daarna een besluit op de aanvraag bekend te maken. De rechtbank legde verweerder een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn werd overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor bestuursorganen om tijdig te beslissen op aanvragen en de gevolgen van het niet naleven van deze termijnen. De rechtbank heeft in deze zaak de toepassing van het 8+8-wekenmodel als passend beoordeeld, gezien de omstandigheden van de zaak.