ECLI:NL:RBDHA:2024:15195
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 14 augustus 2024 niet in behandeling genomen omdat Polen verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 17 september 2024 op zitting behandeld, maar partijen zijn met bericht van verhindering niet ter zitting verschenen. Het onderzoek ter zitting is gesloten.
De rechtbank stelt vast dat eiser op of omstreeks 4 september 2024 met onbekende bestemming is vertrokken. De gemachtigde van eiser heeft bij bericht van 12 september 2024 aangegeven dat hij geen contact meer heeft met eiser. Onder deze omstandigheden neemt de rechtbank aan dat eiser geen prijs meer stelt op de door hem verzochte bescherming en op een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat eiser geen procesbelang meer heeft.
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, in aanwezigheid van mr. H.A. van der Wal, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Een partij die het niet eens is met deze uitspraak kan binnen 1 week na verzending een hogerberoepschrift indienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.