ECLI:NL:RBDHA:2024:15189
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, een Iraanse vreemdeling, tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 12 augustus 2024 niet in behandeling genomen, omdat Denemarken verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft op 17 september 2024 de zaak behandeld, maar partijen zijn niet ter zitting verschenen. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
De rechtbank stelt vast dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken en dat zijn gemachtigde op 13 september 2024 heeft verklaard geen contact meer met eiser te hebben. Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat eiser geen prijs meer stelt op de door hem verzochte bescherming in Nederland. Gezien deze omstandigheden heeft eiser geen procesbelang meer bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. De rechtbank oordeelt dat het beroep niet-ontvankelijk is en dat eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt.
De uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, en is openbaar gemaakt. Eiser kan binnen een week na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, indien hij het niet eens is met deze uitspraak. Indien er spoed is, kan hij ook een voorlopige voorziening aanvragen.