ECLI:NL:RBDHA:2024:15188

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 september 2024
Publicatiedatum
24 september 2024
Zaaknummer
NL24.25429
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van eiser met Ivoriaanse nationaliteit en albinisme, afgewezen door de minister van Asiel en Migratie

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Ivoriaanse man met albinisme, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiser heeft op 19 maart 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd op 30 mei 2024 afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 29 augustus 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk en de gemachtigde van de minister. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd is, omdat de minister de overwegingen van de rechtbank uit een eerdere uitspraak niet in acht heeft genomen. Eiser heeft verklaard dat hij vanwege zijn albinisme slachtoffer is van discriminatie en vreest voor zijn leven bij terugkeer naar Ivoorkust. De rechtbank stelt vast dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiser geen reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Eiser krijgt een proceskostenvergoeding van € 1.750,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.25429

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. H. Meijerink),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de minister
(gemachtigde: mr. C. Veenstra).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Ivoriaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [datum]. Hij heeft op 19 maart 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
1.1.
De minister heeft met het bestreden besluit van 30 mei 2024 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 29 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, een tolk en de gemachtigde van de minister.

Voorgeschiedenis en totstandkoming van het bestreden besluit

2. De minister heeft de aanvraag van eiser bij besluit van 8 juni 2023 afgewezen als ongegrond. Eiser heeft tegen dat besluit beroep ingesteld.
3. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft het beroep bij uitspraak van 25 september 2023 [1] gegrond verklaard, het besluit van 8 juni 2023 vernietigd en bepaald dat de minister een nieuw besluit moest nemen.
4. Met het bestreden besluit heeft de minister de aanvraag van eiser opnieuw afgewezen als ongegrond.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
6. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep gegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
7. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij ‘rouquin’ is, wat betekent dat hij een vorm van albinisme heeft. Daardoor is hij meerdere keren slachtoffer geworden van agressie en discriminatie. Eiser stelt dat hij daarom noodgedwongen thuisonderwijs kreeg en slechts onder begeleiding naar buiten en naar voetbal kon gaan. Eiser vreest dat hij bij terugkeer naar Ivoorkust zal worden vermoord vanwege zijn haar- en huidskleur.
Het bestreden besluit
8. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende relevante elementen:
  • identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • het zijn van rouquin;
  • problemen vanwege het zijn van rouquin.
De minister heeft in het bestreden besluit alle relevante elementen geloofwaardig geacht. De minister stelt zich op het standpunt dat de geloofwaardig geachte elementen niet zijn te herleiden tot één van de gronden van het vluchtelingenverdrag en evenmin leiden tot een reëel risico op ernstige schade. Volgens de minister volgt uit eisers verklaringen over discriminatie niet dat eiser zo ernstig wordt beperkt in zijn bestaansmogelijkheden dat hij onmogelijk op maatschappelijk en sociaal gebied kan functioneren. Mensen met albinisme worden op grond van het landenbeleid over Ivoorkust niet aangemerkt als een kwetsbare minderheidsgroep. Eiser moet specifieke individuele kenmerken naar voren brengen waaruit het reëel risico op ernstige schade valt af te leiden. Daarin is eiser volgens de minister niet geslaagd.
Kwetsbare minderheidsgroep
9. Eiser voert aan dat de minister mensen met albinisme op grond van de beschikbare landeninformatie van EASO [2] en Amnesty International had moeten aanmerken als een kwetsbare minderheidsgroep. De minister heeft hier ten onrechte geen nader onderzoek naar gedaan. Eiser heeft ter zitting aangegeven dat hij de beroepsgrond wil handhaven, ondanks het feit dat de minister het beleid met betrekking tot kwetsbare minderheidsgroepen met ingang van 1 juli 2024 heeft afgeschaft.
10. De rechtbank stelt vast dat eiser in de beroepsprocedure die heeft geleid tot de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 25 september 2023 niet als beroepsgrond heeft aangevoerd dat de minister mensen met albinisme ten onrechte niet heeft aangemerkt als kwetsbare minderheidsgroep. In de uitspraak van 25 september 2023 heeft de rechtbank vastgesteld dat mensen met albinisme niet zijn aangemerkt als kwetsbare minderheidsgroep en dat dit niet wegneemt dat de minister het feit dat eiser albinisme heeft dan wel rouquin is, moet meenemen bij de individuele beoordeling. In lijn met jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [3] is de rechtbank van oordeel dat de beroepsgrond buiten beschouwing moet blijven, omdat eiser deze grond al had kunnen aanvoeren tegen het eerdere besluit op zijn asielaanvraag van 8 juni 2023, maar dit niet heeft gedaan.
Het risico op ernstige schade bij terugkeer
Wat is het standpunt van eiser?
11. Eiser voert aan dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de geloofwaardig geachte discriminatie niet zodanig is dat eiser ernstig in zijn bestaansmogelijkheden wordt beperkt doordat hij onmogelijk op maatschappelijk en sociaal gebied kan functioneren. Eiser vindt dat de minister daarbij onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiser bij terugkeer niet een reëel risico op ernstige schade zou lopen. Eiser wijst hierbij op landeninformatie, waaruit blijkt dat mensen met albinisme worden ontvoerd, vermoord en verminkt op grond van het bijgeloof van 95% van de bevolking dat mensen met albinisme magische krachten hebben. Eiser vindt dat de minister in het bestreden besluit ten onrechte tegenwerpt dat de reden voor het thuisonderwijs niet duidelijk is geworden en dat er, naast thuisonderwijs en een begeleider die meeging naar voetbal, geen nadere maatregelen zouden zijn genomen. De minister werpt volgens eiser eveneens ten onrechte aan hem tegen dat hij in het aanmeldgehoor een andere reden voor zijn vertrek uit Ivoorkunst heeft gegeven dan in het nader gehoor. Eiser heeft zijn verklaring gecorrigeerd in de correcties en aanvullingen, nadat hem duidelijk was geworden wat de bedoeling van de vraag was. Eiser is verder van mening dat zijn verklaringen over de moorden op mensen met albinisme niet slechts gebaseerd zijn op vermoedens, nu uit diverse bronnen blijkt dat dergelijke moorden plaatsvinden. Tot slot voert eiser aan dat de minister ten onrechte heeft overwogen dat zijn verklaringen over het feit dat hij families in rouw zag over hun kinderen inconsistent zijn.
Wat is het standpunt van de minister?
12. De minister heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat eiser met zijn verklaringen niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een reëel risico loopt op ernstige schade. Eiser heeft volgens de minister niet aannemelijk gemaakt dat specifiek hij als persoon vanwege discriminatie onmogelijk op maatschappelijk en sociaal gebied kan functioneren. Het geloofwaardig achten van relevante elementen in het asielrelaas maakt volgens de minister bovendien niet dat daarmee alle verklaringen van eiser worden gevolgd.
12.1.
De minister heeft in het bestreden besluit daartoe overwogen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de beperkingen die zijn familie hem had opgelegd, noodzakelijk waren om discriminatie wegens eisers uiterlijk te voorkomen. De minister vindt de reden voor het thuisonderwijs onduidelijk, omdat uit eisers verklaringen niet blijkt of dit was vanwege zijn uiterlijk of omdat hij niet bij zijn ouders woonde. Van eiser mag worden verwacht dat hij hierover uitgebreider kan verklaren. De minister overweegt daarnaast dat verder geen andere maatregelen zijn getroffen, wat wel voor de hand had gelegen als de situatie van eiser zo erg was. Naast het feit dat er een begeleider mee moest naar het voetbal en mogelijk de keuze voor thuisonderwijs zijn er geen andere maatregelen getroffen om eiser te beschermen. De minister heeft in het bestreden besluit verder overwogen dat de incidenten die eiser heeft meegemaakt in zijn kindertijd niet ter discussie staan. Het feit dat de hoofdreden voor eisers vertrek uit Ivoorkust niet zijn asielrelaas betrof, doet volgens de minister echter afbreuk aan de gestelde vrees. Daarnaast blijkt volgens de minister niet dat na die twee incidenten er nog andere incidenten hebben plaatsgevonden die zijn gerelateerd aan eisers uiterlijk. Daarom volgt de minister niet dat eiser bij terugkeer opnieuw problemen zal gaan ondervinden.
12.2.
De minister heeft eisers verklaringen over de moorden als gevolg van albinisme ongeloofwaardig geacht. Eisers verklaringen zijn op dit punt volgens de minister algemeen en niet gedetailleerd. Bovendien rijmt eisers verklaring dat hij families in rouw zag over hun kinderen die vermoord waren volgens de minister niet met zijn verklaring dat de moorden niet voorkwamen in zijn dorp.
12.3.
De minister heeft eiser verder tegengeworpen dat hij in het aanmeldgehoor een andere reden heeft opgegeven voor zijn vertrek uit Ivoorkust dan tijdens het nader gehoor. In het aanmeldgehoor heeft eiser namelijk verklaard dat hij zijn land heeft verlaten om als voetballer aan de slag te gaan, terwijl hij in het nader gehoor heeft verklaard dat hij Ivoorkust heeft verlaten omdat zijn leven bedreigd werd vanwege zijn albinisme. Eiser heeft volgens de minister geen toereikende verklaring gegeven voor deze afwijkende verklaringen. Verder heeft eiser niet met documenten onderbouwd dat hij in Oekraïne asiel heeft aangevraagd.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
13. De beroepsgrond van eiser slaagt. De rechtbank is van oordeel dat de minister in het bestreden besluit onvoldoende heeft gemotiveerd dat eiser bij terugkeer naar Ivoorkust geen reëel risico loopt op ernstige schade.
14. De rechtbank stelt vast dat deze rechtbank en zittingsplaats in de uitspraak van
25 september 2023 allereerst heeft overwogen dat de minister de relevante elementen en eisers verklaringen geloofwaardig heeft geacht. [4] De rechtbank heeft in de uitspraak verder overwogen dat de minister bij de individuele beoordeling in het licht van de landeninformatie niet of niet voldoende heeft meegewogen dat eiser albinisme heeft en dat hij dit niet kan verbergen. De rechtbank oordeelde dat de minister in dat verband ten onrechte geen gewicht heeft toegekend aan eisers verklaringen over incidenten uit zijn kindertijd. [5] Verder heeft de rechtbank in de uitspraak overwogen dat de minister in het besluit onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiser niet dusdanig ernstig beperkt is geweest in zijn sociale en maatschappelijke mogelijkheden dat dit als discriminatie moet worden aangemerkt. Volgens de rechtbank heeft de minister daarbij miskend dat eiser heeft verklaard dat hij alleen thuisonderwijs kreeg en slechts onder begeleiding kon voetballen, omdat hij vanwege zijn uiterlijk niet veilig was en dat dit relaas door de minister geloofwaardig is geacht. [6]
15. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister in het bestreden besluit bovenstaande overwegingen van de uitspraak van 25 september 2023 niet, dan wel niet voldoende, in acht genomen. De rechtbank acht allereerst de overweging van de minister dat het geloofwaardig achten van relevante elementen in het asielrelaas niet maakt dat daarmee alle verklaringen van eiser worden gevolgd, niet in lijn met rechtsoverweging 5 van die uitspraak. Nu de minister geen hoger beroep heeft ingesteld tegen de uitspraak van
25 september 2023, staat vast dat de minister eisers verklaringen geloofwaardig heeft geacht.
15.1.
De rechtbank is verder van oordeel dat de minister met de overweging, dat niet is gebleken dat na de twee -geloofwaardig geachte- incidenten in eisers kindertijd nog andere incidenten hebben plaatsgevonden die zijn gerelateerd aan eisers uiterlijk, miskent dat de rechtbank in de uitspraak van 25 september 2023 heeft overwogen dat de minister bij de individuele beoordeling ten onrechte geen gewicht heeft toegekend aan eisers verklaringen over incidenten uit zijn kindertijd. De minister geeft er met deze overweging (opnieuw) geen blijk van dat hij bij de individuele beoordeling gewicht toe heeft gekend aan deze incidenten.
15.2.
De minister heeft daarbij naar het oordeel van de rechtbank in het bestreden besluit evenmin voldoende gemotiveerd waarom eisers verklaringen tijdens het aanmeldgehoor en nader gehoor over de reden van zijn vertrek uit Ivoorkust afbreuk zouden doen aan de gestelde vrees. De rechtbank overweegt allereerst dat de minister, zoals overwogen onder 15, de minister eisers verklaringen geloofwaardig heeft geacht. Daaronder vallen ook eisers verklaringen over de reden van zijn vertrek. Naar het oordeel van de rechtbank is het tegenwerpen van eisers verklaring in het aanmeldgehoor over zijn asielmotief verder in strijd met de ministers eigen Werkinstructie (WI), te weten WI 2021/8. Deze WI vermeldt namelijk dat de tijdens het aanmeldgehoor opgegeven asielmotieven niet worden betrokken bij de beoordeling van de inwilligbaarheid van de aanvraag en dat andere tijdens de aanmeldfase en het aanmeldgehoor afgelegde verklaringen (die niet zijn afgelegd naar aanleiding van de korte uitvraag naar de asielmotieven tijdens het aanmeldgehoor) wel daarbij kunnen worden betrokken. De rechtbank volgt niet de uitleg van de minister ter zitting, dat de verklaringen mogen worden tegengeworpen omdat deze strijdig zijn met eisers verklaring tijdens het nader gehoor. Naast het feit dat dit naar het oordeel van de rechtbank niet uit de WI blijkt, heeft de minister naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd waarom hij eisers uitleg in de correcties en aanvullingen en tijdens het nader gehoor dat hij de vraag tijdens het aanmeldgehoor heeft opgevat als vraag wat hij in Oekraïne heeft gedaan, niet volgt. De rechtbank acht de uitleg van eiser, gelet op de context van de uitvraag naar het asielmotief tijdens het aanmeldgehoor [7] en gelet op het feit dat eiser tijdens het aanmeldgehoor ook twee keer heeft verklaard dat hij in Oekraïne asiel heeft aangevraagd [8] , niet onaannemelijk. Het betoog van de minister ter zitting dat eiser tijdens het verhoor bij de Avim [9] eveneens heeft verklaard dat hij in Oekraïne was om te voetballen, leidt niet tot een ander oordeel. Tijdens dit verhoor is eiser namelijk gevraagd waarom hij in Oekraïne was en niet wat de reden voor zijn vertrek uit Ivoorkust was. [10]
15.3.
Naar het oordeel van de rechtbank is verder de overweging van de minister in het bestreden besluit dat eiser de reden voor thuisonderwijs niet aannemelijk heeft gemaakt, strijdig met rechtsoverweging 7.1 van de uitspraak van 25 september 2023, waarin al is vastgesteld dat de minister dit relaas geloofwaardig heeft geacht. Daarnaast heeft eiser er naar het oordeel van de rechtbank terecht op gewezen dat hij tijdens het nader gehoor heeft verklaard dat hij niet naar school ging, omdat hij rouquin is en omdat hij geïsoleerd is en er van alles met hem kan gebeuren als hij naar school zou gaan. [11]
15.4.
Met de overweging dat naast thuisonderwijs en begeleiding naar voetbal geen andere maatregelen zijn getroffen, heeft de minister naar het oordeel van de rechtbank niet gemotiveerd waarom eiser niet al vanwege de wel genomen maatregelen dusdanig ernstig beperkt is geweest in zijn sociale en maatschappelijke mogelijkheden dat dit als discriminatie moet worden aangemerkt.
16. Gelet op het voorgaande is het beroep reeds gegrond, omdat het bestreden besluit niet op een deugdelijke motivering berust. De rechtbank zal wat eiser verder heeft aangevoerd in beroep daarom niet bespreken.

Conclusie en gevolgen

17. De minister heeft de aanvraag ten onrechte afgewezen als ongegrond. Het beroep is gegrond, omdat het bestreden besluit in strijd is met het motiveringsbeginsel. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een beslissing te nemen.
17.1.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat de minister een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak.
17.2.
Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten.
De minister moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.750,-, omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 30 mei 2024;
- draagt de minister op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt de minister tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Hanssen-Telman, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.C. Drenten-Boon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is bekendgemaakt. Deze datum staat hierboven. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zaaknummer NL23.18136
2.European Asylum Support Office, inmiddels bekend onder de naam European Union Agency for Asylum (EUAA).
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van 17 juli 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:2853), rechtsoverweging 12 en 12.1 en 21 december 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:3405).
4.Zie rechtsoverweging 5 van de uitspraak van 25 september 2023.
5.Zie rechtsoverweging 6.3 van de uitspraak van 25 september 2023.
6.Zie rechtsoverweging 7.1 van de uitspraak van 25 september 2023.
7.Zie pagina 10 van het aanmeldgehoor.
8.Zie pagina 4 en 9 van het aanmeldgehoor.
9.Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel.
10.Zie pagina 2 van het proces-verbaal van verhoor.
11.Zie pagina 10 van het nader gehoor.