In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Ivoriaanse man met albinisme, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiser heeft op 19 maart 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd op 30 mei 2024 afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 29 augustus 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk en de gemachtigde van de minister. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd is, omdat de minister de overwegingen van de rechtbank uit een eerdere uitspraak niet in acht heeft genomen. Eiser heeft verklaard dat hij vanwege zijn albinisme slachtoffer is van discriminatie en vreest voor zijn leven bij terugkeer naar Ivoorkust. De rechtbank stelt vast dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiser geen reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Eiser krijgt een proceskostenvergoeding van € 1.750,-.