In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiseres beoordeeld. Eiseres heeft een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf als familie- of gezinslid in het kader van nareis. De rechtbank oordeelt dat verweerder, de minister van Asiel en Migratie, niet tijdig heeft beslist op deze aanvraag. Eiseres heeft op 26 juni 2023 haar aanvraag ingediend, en de rechtbank gaat ervan uit dat deze op 27 juni 2023 door verweerder is ontvangen. Verweerder had uiterlijk binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag moeten beslissen, maar heeft de beslistermijn met drie maanden verlengd. Eiseres heeft verweerder op 9 januari 2024 in gebreke gesteld, wat na het verstrijken van de beslistermijn is gebeurd. De rechtbank concludeert dat het beroep terecht is ingediend en gegrond is.
De rechtbank bepaalt dat verweerder alsnog binnen een termijn van acht weken na verzending van de uitspraak een besluit moet nemen. Indien verweerder binnen deze termijn besluit tot nader onderzoek, moet het besluit binnen twintig weken na verzending van de uitspraak bekend worden gemaakt. Tevens legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten, vastgesteld op € 437,50, omdat zij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld. De uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, en is openbaar gemaakt op 2 september 2024.