ECLI:NL:RBDHA:2024:15083

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 augustus 2024
Publicatiedatum
23 september 2024
Zaaknummer
NL24.16246
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herhaalde asielaanvraag van een staatloze Rohingya met een Pakistaans paspoort

In deze zaak heeft eiser, een staatloze Rohingya geboren in Saoedi-Arabië, een herhaalde asielaanvraag ingediend. Eiser heeft eerder een verblijfsvergunning asiel aangevraagd, maar deze is afgewezen. De huidige procedure betreft de herhaalde aanvraag, waarbij eiser stelt dat zijn Pakistaans paspoort vals is verkregen en dat hij geen Pakistaanse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser met een origineel Pakistaans paspoort Nederland is binnengekomen, maar dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat dit paspoort op frauduleuze wijze is verkregen. Eiser heeft documenten overgelegd ter ondersteuning van zijn standpunt, maar de rechtbank heeft grote twijfels over de echtheid van deze documenten. De rechtbank concludeert dat verweerder terecht heeft geoordeeld dat er geen nieuwe relevante elementen zijn die de herhaalde aanvraag kunnen onderbouwen. Eiser heeft onvoldoende inspanningen geleverd om aan te tonen dat hij niet de Pakistaanse nationaliteit heeft en dat hij een reëel risico loopt op ernstige schade in Pakistan. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.16246
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. C.G. Matze),

en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. R.A. Mandersloot).

Inleiding

1. Eiser heeft eerder een verblijfsvergunning asiel aangevraagd, maar deze is destijds afgewezen. Hij heeft hiertegen zonder succes bezwaar, beroep en hoger beroep ingesteld.
2. De huidige procedure gaat over de herhaalde asielaanvraag van eiser. Er heeft een gehoor plaatsgevonden, waar eiser met correcties en aanvullingen op heeft gereageerd.
3. Verweerder heeft op 16 maart 2024 een voornemen uitgebracht, waar eiser met de zienswijze van 17 maart 2024 op heeft gereageerd. Eiser is op 25 maart 2024 aanvullend gehoord.
4. Daarna heeft verweerder op 25 maart 2024 een nieuw voornemen uitgebracht, dat het voornemen van 16 maart 2024 vervangt. Hiertegen heeft eiser op 8 april 2024 een zienswijze ingebracht.
5. Met het besluit van 11 april 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de herhaalde asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard. Hiertegen heeft eiser beroep ingesteld. Nadat de behandeling van het beroep twee keer is aangehouden¹ heeft een inhoudelijke zitting plaatsgevonden op 13 augustus 2024. Eiser was niet aanwezig, maar zijn gemachtigde heeft deelgenomen via een beeldverbinding, de gemachtigde van verweerder was aanwezig in de zittingszaal.

Eerdere asielprocedure

6. Eiser is geboren op [1972] in Saoedi-Arabië en stelt staatloos Rohingya te zijn. Hij heeft verklaard dat zijn familie afkomstig is uit Myanmar, maar dat hij zijn hele leven in Saoedi-Arabië heeft gewoond. Eiser geeft als reden voor zijn vertrek de achtergestelde positie van Rohingya in dat land. Verweerder neemt echter aan dat eiser de Pakistaanse
1. Op de zittingen van 7 mei 2024 en 30 mei 2024.
nationaliteit heeft en in dat land heeft eiser volgens verweerder niet te vrezen voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade. Eiser is namelijk Nederland binnengekomen met een geldig en echt bevonden Pakistaans paspoort. Eiser heeft weliswaar gesteld dat hij het paspoort op frauduleuze wijze heeft verkregen, maar dit is niet aannemelijk gemaakt. Het (hoger) beroep tegen het eerdere besluit waarin die beoordeling van eisers paspoort is neergelegd, is ongegrond verklaard.²

De herhaalde aanvraag

7. Eiser stelt dat verweerder ten onrechte aanneemt dat hij de Pakistaanse nationaliteit heeft. Het paspoort is weliswaar een origineel Pakistaans paspoort, maar het is op frauduleuze wijze verkregen. Een vriend van eisers broer had Pakistaanse werknemers in dienst in Saudi-Arabië. Zij zouden het Pakistaanse paspoort hebben geregeld voor eiser.
8. Ter ondersteuning van zijn standpunt dat er sprake is van een vals Pakistaans paspoort en dat hij de Pakistaanse nationaliteit niet heeft, heeft eiser drie documenten overgelegd. Het gaat allereerst om een handgeschreven brief met de datum 13 maart 2024. De brief is volgens eiser afkomstig van de politie in Karachi en volgens de vertaling staat er in dat het paspoort nep is, dat eiser fraude heeft gepleegd door valse documenten te maken en dat er rechtszaken tegen eiser zijn geregistreerd. Daarnaast gaat het om een brief van de Sindh Police met een blauwrood logo met de datum 14 februari 2024. Uit het stempel zou blijken dat de brief in Karachi is opgesteld. Hierin staat, afgaande op de Engelse versie van diezelfde brief, dat eiser gezocht wordt voor het op illegale wijze verkrijgen van een paspoort en dat hij geen Pakistaans burger is, maar het Birmees staatsburgerschap heeft als zijnde Rohingya wonend in Saudi-Arabië.

Inhoud bestreden besluit

9. Het is bij een herhaalde aanvraag belangrijk dat sprake is van nieuwe elementen of bevindingen
endat deze relevant kunnen zijn voor de beoordeling van de aanvraag.³ Verweerder neemt aan dat sprake is van nieuwe elementen of bevindingen, eiser heeft immers nieuwe documenten overgelegd. Deze zijn volgens verweerder echter niet relevant voor de beoordeling.
10. Er zijn namelijk twijfels over de echtheid van de ingebrachte documenten. Verweerder vermoedt dat de documenten (vanwege de amateuristische opmaak, spelfouten en ongerijmdheden) zijn opgemaakt om eisers verklaringen te onderbouwen. De documenten zijn niet op echtheid te controleren. Ook roepen de documenten vragen op, zo blijft onduidelijk hoe de Pakistaanse autoriteiten erachter zouden zijn gekomen dat eiser het paspoort illegaal zou hebben verkregen. Het is daarnaast niet duidelijk waarom de noodzaak bestaat voor de Pakistaanse autoriteiten om in de vorm van een politierapport te rapporteren dat eiser niet Pakistaans is en houder van het Birmese staatsburgerschap van de Rohingya in Saudi-Arabië.
11. Verder werpt verweerder tegen dat ook in deze procedure niet is gebleken van oprechte inspanningen van eiser om duidelijkheid te geven over zijn ontkende Pakistaanse nationaliteit. Volgens vaste rechtspraak mag van eiser verwacht worden dat hij er alles aan
2 Uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg, van 19 januari 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:752.
3 Artikel 31a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000 (de Vw).
doet waar hij redelijkerwijs toe in staat is om een verklaring van de Pakistaanse autoriteiten te krijgen waaruit blijkt dat zij hem niet als onderdaan beschouwen.⁴ Hij had bijvoorbeeld contact kunnen opnemen met de Pakistaanse ambassade. Dit heeft hij niet gedaan. Tot slot beargumenteert verweerder in het bestreden besluit dat uit de ingeleverde documenten niet blijkt dat eiser in Pakistan een situatie te wachten staat die leidt tot een reëel risico op ernstige schade.

Beoordeling door de rechtbank

12. De rechtbank overweegt dat eiser destijds Nederland is binnengekomen met twee op zijn naam gestelde paspoorten. Deze rechtbank heeft hier in een inmiddels in rechte vaststaande uitspraak⁵ het volgende over geoordeeld:
“Zoals verweerder in het bestreden besluit heeft overwogen, heeft eiser bij zijn binnenkomst in Nederland twee op zijn naam gestelde paspoorten overgelegd, die zijn afgegeven door de Pakistaanse autoriteiten: een paspoort met nummer [nummer 1] , geldig tot 29 juli 2012 en verlengd tot 31 oktober 2015. Dit paspoort is afgegeven door het consulaat-generaal te Jeddah, Saoedi-Arabië, en vermeldt “HoIder.of this passport is supposed to acquire Pakistan Citizenship within the validity of the passport’. Het dossier bevat de onbestreden verklaring van de Koninklijke Mareschaussee, afdeling falsificaten te Ter Apel van 24 april 2023 dat het gaat om een echt document.
Daarnaast heeft eiser een geldig Pakistaans paspoort overgelegd, nummer [nummer 2] , geldig van 21 oktober 2014 tot 19 oktober 2024. Dit paspoort is afgegeven door het Ministerie van Binnenlandse zaken van Pakistan en vermeldt de Pakistaanse nationaliteit van eiser, alsook het nummer van het voorgaande, inmiddels verlopen paspoort [nummer 1] . Ook het paspoort nummer [nummer 2] is echt bevonden, zij het dat het in het paspoort aangebrachte visum [nummer 3] is vervalst, zo volgt uit een proces-verbaal van bevindingen van de Koninklijke Marechaussee van 17 april 2023. Eiser heeft deze bevindingen niet bestreden.”
13. Het is tussen partijen niet in geschil dat eiser beschikt over een origineel Pakistaans paspoort. Hier is in de eerdere procedure aan verbonden dat eiser ook de Pakistaanse nationaliteit heeft. De huidige procedure gaat over een herhaalde aanvraag, die eiser heeft ingediend met als doel aannemelijk te maken dat het paspoort op valse wijze is verkregen, waardoor hier niet de Pakistaanse nationaliteit aan verbonden kan worden.
13. Eiser heeft ter ondersteuning van de stelling dat het paspoort vals is verkregen documenten overgelegd. Eiser is het er niet mee eens dat er ongerijmdheden in de documenten zouden staan. Het politierapport bevestigt dat eiser gezocht wordt wegens het vals verkrijgen van het paspoort. Ook bevestigt het dat eiser geen Pakistaan is, wie hij wel is (volledige naam, van Birmese nationaliteit, behorende tot de Rohingya in Saudi-Arabië geboren) en dat rechtszaken tegen hem zijn aangespannen. Dat het in de documenten gaat over ‘meerdere zaken’ is volgens eiser te verklaren, het gaat namelijk om met elkaar verweven zaken (vals verkregen paspoort is ook identiteitsfraude). Verder is eiser het er niet mee eens dat niet duidelijk zou zijn waarvoor hij wordt gezocht en wat de aanklacht zal zijn.
4 Verweerder verwijst naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 14 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1071.
5 Uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg, 19 januari 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:752, r.o. 5.
15. Bureau Documenten heeft in twee rapporten van 7 mei 2024 over deze documenten verklaard dat over de echtheid van de documenten geen uitspraak kan worden gedaan gelet op het ontbreken van voldoende betrouwbaar vergelijkingsmateriaal. Er kan ook niet worden vastgesteld of de documenten inhoudelijk juist zijn.
16. De rechtbank overweegt dat uit rechtspraak van de Afdeling volgt dat een bepaalde mate van inspanning van eiser gevraagd kan worden. Het ligt in de eerste plaats op de weg van de vreemdeling om aannemelijk te maken dat een echt bevonden paspoort op frauduleuze wijze is verkregen. Van een vreemdeling mag worden verwacht dat hij alles doet waar hij redelijkerwijs toe in staat is om van de autoriteiten van het land dat het paspoort heeft afgegeven een verklaring te verkrijgen waaruit blijkt of zij het betreffende paspoort aanmerken als rechtsgeldig afgegeven en/of de vreemdeling als hun onderdaan beschouwen. Dit kan een vreemdeling vanuit Nederland bijvoorbeeld doen door contact op te nemen met de diplomatieke vertegenwoordiging van het land dat het paspoort heeft afgegeven. Hierbij mag van een vreemdeling worden verwacht dat hij de wijze waarop hij dat contact heeft gelegd, en de reactie van de autoriteiten, zo veel mogelijk schriftelijk vastlegt. Ook mag worden verwacht dat de vreemdeling contact zoekt in een voor het land dat het paspoort heeft afgegeven gangbare taal, de door de betreffende autoriteiten voorgeschreven procedures volgt, de gevraagde informatie verstrekt en zo nodig rappelleert. Als een vreemdeling onvoldoende moeite heeft gedaan om een verklaring, als hiervoor bedoeld, van de autoriteiten te verkrijgen, mag verweerder ervan uitgaan dat de vreemdeling de nationaliteit heeft die op het paspoort is vermeld.⁶
16. Eiser meent dat hij aan zijn bewijslast heeft voldaan door het overleggen van de politierapporten. Verweerder heeft echter niet ten onrechte aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat niet duidelijk is geworden waarom de Pakistaanse autoriteiten in een politierapport zouden vastleggen dat eiser niet Pakistaans is en houder van het Birmese staatsburgerschap. Verweerder heeft er ook op kunnen wijzen dat onduidelijk blijft hoe de Pakistaanse autoriteiten erachter zouden zijn gekomen dat het paspoort vals zou zijn verkregen. Los daarvan heeft verweerder er niet ten onrechte op gewezen dat de overgelegde documenten niet op echtheid zijn te controleren en dat in de Engelse versie van het document van de Sindh Police een spelfout staat (Paksitani in plaats van Pakistani), wat opmerkelijk is als het om een officieel document zou gaan. De rechtbank concludeert, op basis van al deze aspecten in onderlinge samenhang bezien, dat verweerder terecht grote twijfels heeft over de echtheid van de overgelegde documenten en daarom geen waarde hecht aan die documenten. Eiser heeft met de overgelegde documenten dan ook niet onderbouwd dat zijn paspoort vals is en hij niet de Pakistaanse nationaliteit heeft.
16. Eiser stelt verder dat hij ook andere inspanningen heeft geleverd. Hij merkt op dat hij al voordat hij in bewaring was gesteld bezig was met het verkrijgen van documenten. Hij heeft daarbij wel - op indirecte wijze - contact gezocht met de Pakistaanse autoriteiten. Het is echter gebleken dat de Pakistaanse ambassade het verzoek moet doorsturen naar Islamabad, vervolgens kan het enkele maanden duren voordat vanuit daar een antwoord komt. Om dit te versnellen heeft eisers broer een advocaat in de arm genomen die rechtstreeks vanuit Islamabad bij de autoriteiten informatie opvraagt.
6 Uitspraak van de Afdeling van 14 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1071 r.o. 3 tot en met 6.
19. De rechtbank volgt verweerder op het punt dat niet gebleken is dat eiser contact heeft opgenomen met de diplomatieke vertegenwoordiging in Pakistan, noch dat hij de gangbare procedures heeft gevolgd. Daarbij heeft eiser ook in Nederland geen contact opgenomen met de diplomatieke vertegenwoordiging van Pakistan, wat hij vanwege de gestelde taalbarrière eventueel met ondersteuning van een tolk had kunnen doen. Eiser beperkt zich tot de stelling dat hij op ‘indirecte wijze’ contact heeft gezocht met de Pakistaanse autoriteiten. Hij zou contact hebben gezocht met Pakistaans sprekende mensen in Pakistan en zij zouden navraag hebben gedaan, maar wat precies besproken is en met wie blijft onduidelijk. Eiser deelt hierover enkel mee dat kennelijk uit Islamabad een antwoord zou moeten komen. De broer van eiser zou ter plaatse een advocaat hebben ingeschakeld, maar ten tijde van de zitting⁷ heeft dit nog niet tot resultaat geleid. De rechtbank concludeert dat verweerder niet terecht heeft beslist dat onvoldoende inspanningen door eiser zelf zijn verricht.

Artikel 3 EVRM- risico

20. Eiser stelt dat tenminste één en wellicht meerdere procedures/aanklachten tegen hem lopen in Pakistan. Hij vreest daar te worden afgevoerd naar de gevangenis. Dit brengt volgens eiser een reëel risico op ernstige schade mee vanwege de omstandigheden in Pakistaanse gevangenissen.
21. De rechtbank heeft in het voorgaande (onder 17) overwogen dat verweerder terecht aan het bestreden besluit ten grondslag heeft gelegd dat er (grote) twijfels zijn aan de echtheid van de overgelegde documenten. Reeds om deze reden is onvoldoende aannemelijk gemaakt dat eiser daadwerkelijk het risico loopt te worden afgevoerd naar de gevangenis. De grond van eisers vrees ligt volgens hem immers in de verklaringen die in die documenten staan. Ook heeft verweerder niet ten onrechte tegengeworpen dat eiser niet onderbouwt waarom een eventuele strafrechtelijke vervolging voor paspoortfraude een reëel risico op ernstige schade meebrengt of een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het EU Handvest. De beroepsgrond slaagt niet.
21. Eiser is op 14 mei 2024 uitgezet naar Pakistan. De rechtmatigheid van die uitzetting is in deze zaak niet aan de orde. Tijdens de zitting is de procedure rondom de uitzetting van eiser en een eventueel verstrekt laissez-passer wel aan de orde geweest. Uit de verklaringen van verweerder leidt de rechtbank af dat rond de uitzetting niet aan de Pakistaanse autoriteiten is gevraagd of eiser al dan niet de Pakistaanse nationaliteit heeft. Dat betekent dat het niet aannemelijk is dat er in de procedure rond de uitzetting informatie beschikbaar is gekomen die van belang kan zijn voor de beoordeling van deze zaak. Het verzoek om de zaak te heropenen en/of een proces-verbaal op te vragen van de presentatie van eiser wordt afgewezen.

Conclusie en gevolgen

23. De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat verweerder terecht geen nieuwe relevante elementen of bevindingen heeft aangenomen.
24. Om deze reden is het beroep ongegrond. Bij deze uitkomst bestaat er geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.
7 De zitting bij deze rechtbank van 18 augustus 2024.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. S. van den Broek, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
30 augustus 2024

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.