ECLI:NL:RBDHA:2024:752

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 januari 2024
Publicatiedatum
24 januari 2024
Zaaknummer
NL23.13720
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Rohingya met Pakistaans paspoort en beoordeling van nationaliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 januari 2024 uitspraak gedaan in het beroep van eiser, een Rohingya die stelt staatsloos te zijn, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser heeft op 17 april 2023 asiel aangevraagd, maar zijn aanvraag werd als kennelijk ongegrond afgewezen, waarbij verweerder aannam dat eiser de Pakistaanse nationaliteit heeft. Eiser heeft betoogd dat hij geen Pakistaans staatsburger is en dat hij als Rohingya in Pakistan en Saoedi-Arabië te maken heeft met ernstige discriminatie en vervolging. De rechtbank heeft vastgesteld dat het besluit van verweerder niet aan eiser was gericht, maar aan een andere vreemdeling, wat heeft geleid tot de conclusie dat het beroepschrift prematuur was ingediend. De rechtbank heeft de zaak vervolgens inhoudelijk beoordeeld en geconcludeerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij geen Pakistaans staatsburger is. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar de overgelegde paspoorten en de verklaringen van de Koninklijke Marechaussee, die bevestigden dat de documenten authentiek zijn. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat hij als Rohingya in Pakistan niet kan worden toegelaten of dat hij daar niet kan leven. De rechtbank heeft uiteindelijk het beroep ongegrond verklaard, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.13720

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. C.G. Matze),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C. van Breda).

Procesverloop

Eiser heeft afzonderlijk, op 7 en 14 mei 2023, beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag als kennelijk ongegrond (het bestreden besluit). Deze beroepen zijn geregistreerd onder de respectieve nummers NL23.13720 en NL23.14442.
De voorzieningenrechter heeft bij uitspraak van 22 mei 2023 (NL23.14443) bepaald dat eiser niet mag worden uitgezet totdat is beslist op het beroep met nummer NL23.13720.
Het beroep onder nummer NL23.13720 is mondeling behandeld op de zitting van de rechtbank op 1 juni 2023. Voor eiser was diens gemachtigde aanwezig. Ook verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De behandeling is ter zitting geschorst en aangehouden.
De behandeling is voortgezet op 14 september 2023. Daarbij waren eiser en zijn gemachtigde aanwezig. Als tolk was aanwezig G.M.A. Al-Harbia. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ter zitting is het beroep onder nummer NL23.14442 ingetrokken en is het onderzoek in het beroep onder nummer NL23.13720 gesloten.
Het onderzoek is vervolgens heropend omdat was gebleken dat het onderzoek in de zaak niet volledig was geweest. Na ontvangst van aanvullende stukken van verweerder is het onderzoek vervolgens op 6 december 2023 opnieuw gesloten.
De rechtbank doet uitspraak zonder nadere mondelinge behandeling.

Beoordeling

1. Het bij beroepschrift van 7 mei 2023 overgelegde besluit van verweerder, gedateerd 22 april 2023, is in de aanhef niet aan eiser, maar aan een andere vreemdeling gericht. Daarmee is geen sprake van een op de aanvraag van eiser genomen besluit. Verweerder heeft dit op 19 mei 2023 hersteld door in de voorlopige voorzieningenprocedure aan eiser alsnog het op diens naam gesteld besluit, gedateerd 2 mei 2023, bekend te maken. Aangezien het besluit van 22 april 2023 blijkens de inhoud wel ingaat op wat eiser ter ondersteuning van zijn aanvraag heeft verklaard en bij zienswijze heeft aangevoerd en begin mei aan de gemachtigde van eiser is toegezonden, kon eiser naar het oordeel van de rechtbank op 7 mei 2023 wel in de veronderstelling verkeren dat reeds was beslist op zijn asielaanvraag. Het onder nummer NL23.13720 ingeschreven beroepschrift is dan ook verschoonbaar prematuur ingediend.
2. Eiser heeft op 17 april 2023 een asielaanvraag gedaan. Hij is geboren op 1 januari 1972 in Saoedi-Arabië en hij stelt staatloos Rohingya te zijn. Eiser heeft verklaard dat hij zijn gehele leven in Saoedi-Arabië heeft gewoond en dat hij daar is vertrokken vanwege de achtergestelde positie van Birmese Rohingya in dat land.
3. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond en daarbij tegen eiser een inreisverbod uitgevaardigd voor de duur van twee jaar. Daarbij is verweerder uitgegaan van de Pakistaanse nationaliteit van eiser. Eiser heeft in Pakistan niet te vrezen voor vervolging en loopt bij terugkeer geen reëel risico op ernstige schade. Verweerder is van oordeel dat eiser hem heeft proberen te misleiden door gebruik te maken van een vervalst grensoverschrijdingsdocument.
4. Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder de aanvraag ten onrechte heeft afgewezen. Hij bestrijdt de Pakistaanse nationaliteit te hebben. Zijn paspoort vermeldt niet de Pakistaanse nationaliteit, wel dat hij een Birmees is en houder van een Pakistaans paspoort. Hij kan als Rohingya niet naar Myanmar. In Saoedi-Arabië wordt hij als tweederangsburger behandeld. Om hieraan te ontkomen was hij gedwongen om op illegale wijze een Pakistaans paspoort te verkrijgen. Dit betekent dat hij aan de Pakistaanse grens geweigerd zal worden en gevangenisstraf zal krijgen wegens paspoortfraude. Uit het Algemeen ambtsbericht over Pakistan van 28 september 2022 blijkt ook dat aan Rohingya uit Myanmar niet de Pakistaanse nationaliteit wordt toegekend. Verweerder heeft ten onrechte niet de problemen van Rohingya in Pakistan beoordeeld. Zij hebben er met ernstige discriminatie te maken. Ook als eiser wel de Pakistaanse nationaliteit zou hebben, is hij eenvoudig te herkennen als Rohingya en zou hij worden gediscrimineerd. Verder heeft verweerder ten onrechte niet gekeken naar de problemen van eiser in Saoedi-Arabië en de te verwachten problemen in Myanmar, en evenmin naar de mogelijkheid voor eiser tot het uitoefenen van gezinsleven met zijn Jordaanse echtgenote en staatloze kinderen in Pakistan.
5. Zoals verweerder in het bestreden besluit heeft overwogen, heeft eiser bij zijn binnenkomst in Nederland twee op zijn naam gestelde paspoorten overgelegd, die zijn afgegeven door de Pakistaanse autoriteiten: een paspoort met nummer BM038428, geldig tot 29 juli 2012 en verlengd tot 31 oktober 2015. Dit paspoort is afgegeven door het consulaat-generaal te Jeddah, Saoedi-Arabië, en vermeldt “HoIder.of this passport is supposed to acquire Pakistan Citizenship within the validity of the passport’. Het dossier bevat de onbestreden verklaring van de Koninklijke Mareschaussee, afdeling falsificaten te Ter Apel van 24 april 2023 dat het gaat om een echt document. Daarnaast heeft eiser een geldig Pakistaans paspoort overgelegd, nummer CR2854961, geldig van 21 oktober 2014 tot 19 oktober 2024. Dit paspoort is afgegeven door het Ministerie van Binnenlandse zaken van Pakistan en vermeldt de Pakistaanse nationaliteit van eiser, alsook het nummer van het voorgaande, inmiddels verlopen paspoort BM038428. Ook het paspoort nummer CR2854961 is echt bevonden, zij het dat het in het paspoort aangebrachte visum NLD016476842 is vervalst, zo volgt uit een proces-verbaal van bevindingen van de Koninklijke Marechaussee van 17 april 2023. Eiser heeft deze bevindingen niet bestreden.
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder uit het voorgaande kunnen afleiden dat eiser de Pakistaanse nationaliteit heeft. Het is vervolgens aan eiser om het tegendeel aannemelijk te maken.
7. Hierin is eiser niet geslaagd. De omstandigheid dat wordt gefraudeerd met Pakistaanse paspoorten, zoals eiser met verwijzing naar algemene documentatie heeft onderbouwd, betekent nog niet dat ook moet worden aangenomen dat eiser op oneigenlijke wijze aan zijn geldige paspoort is gekomen. Verder heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat het is uitgesloten dat hij als Rohingya de Pakistaanse nationaliteit kan verkrijgen. Het Algemeen Ambtsbericht waar eiser naar verwijst gaat alleen in op de positie van Rohingya die als vluchteling vanuit Myanmar in Pakistan verblijven. Eiser heeft geen vergelijkbare achtergrond: hij heeft weliswaar naar eigen zeggen een Birmese vader, maar hij is geboren en opgegroeid in Saoedi-Arabië. Uit het door eiser overgelegde verlopen paspoort blijkt verder dat eiser ook als houder van dit paspoort door de Pakistaanse autoriteiten al werd beschouwd als Pakistaans burger. De stelling van eiser dat hieraan bilaterale afspraken tussen Pakistan en Saoedi-Arabië ten grondslag liggen, maakt dat niet anders. De omstandigheid dat de Saoedi-Arabische autoriteiten er waarde aan hechten om op door hen verstrekte documenten ook de Birmese achtergrond van eiser te vermelden leidt niet tot twijfel aan de Pakistaanse nationaliteit van eiser.
8. Dat eiser op dit moment niet meer in het bezit is van de beide paspoorten omdat deze bij binnenkomst in Nederland in beslag zijn genomen, staat er niet aan in de weg om van eiser te verlangen dat hij het ontbreken van de Pakistaanse nationaliteit verder onderbouwt. Niet valt in te zien waarom eiser niet aan de hand van het nummer van zijn geldige paspoort navraag zou kunnen doen bij de Pakistaanse vertegenwoordiging in Nederland. Hierbij is van belang dat eiser geen persoonlijke problemen met de Pakistaanse autoriteiten heeft gesteld.
9. Verweerder heeft de verklaringen van eiser over zijn behoefte aan internationale bescherming dan ook terecht getoetst tegen de achtergrond van de Pakistaanse nationaliteit. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat Rohingya in Pakistan als groep worden vervolgd of blootstaan aan ernstige schade. Ook hier geldt dat eiser een andere achtergrond heeft dan Rohingya die als vluchteling uit Myanmar in Pakistan verblijven. Eiser heeft verder geen persoonlijke problemen in Pakistan gesteld.
10. Gelet hierop bestaat voor verweerder, anders dan eiser stelt, geen aanleiding om de door eiser gestelde (te verwachten) problemen in Saoedi-Arabië of Myanmar te onderzoeken.
11. Nu door verweerder terecht is uitgegaan van de Pakistaanse nationaliteit van eiser, ligt het ook in de rede om aan te nemen eiser met zijn gezin tot Pakistan zal kunnen worden toegelaten en daar zijn recht op gezinsleven zal kunnen uitoefenen. Eiser heeft zijn stelling van het tegendeel niet onderbouwd.
12. De rechtbank komt tot de slotsom dat het beroep ongegrond is. Er is om die reden geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. Kreeftmeijer, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.