In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser beoordeeld, die stelt dat verweerder niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf als familie- of gezinslid in het kader van nareis. De rechtbank heeft geen zitting nodig geacht en het onderzoek gesloten. Eiser had zijn aanvraag op 13 november 2023 ingediend, en verweerder bevestigde de ontvangst op 17 november 2023. De beslistermijn van negentig dagen werd door verweerder met drie maanden verlengd. Eiser heeft verweerder op 12 juni 2024 in gebreke gesteld, wat na het verstrijken van de beslistermijn gebeurde. De rechtbank oordeelt dat het beroep terecht is ingediend en gegrond is, omdat verweerder niet tijdig een besluit heeft genomen.
De rechtbank bepaalt dat verweerder alsnog binnen acht weken na verzending van de uitspraak een besluit moet nemen. Indien verweerder binnen deze termijn besluit tot nader onderzoek, moet het besluit binnen twintig weken na verzending van de uitspraak bekend worden gemaakt. Tevens legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiser krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 437,50, en verweerder moet het door eiser betaalde griffierecht van € 187,- vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, en is op 3 september 2024 openbaar gemaakt.