ECLI:NL:RBDHA:2024:15043

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 september 2024
Publicatiedatum
23 september 2024
Zaaknummer
09/057886-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld bij het Zalencentrum Opera te Den Haag op 17 februari 2024 met partiële vrijspraak voor brandstichting

Op 23 september 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 17 februari 2024 openlijk geweld heeft gepleegd bij het Zalencentrum Opera in Den Haag. De verdachte, geboren in Eritrea, werd beschuldigd van het in vereniging plegen van geweld tegen politieambtenaren, brandweerpersoneel, journalisten en goederen. Tijdens de ongeregeldheden, die ontstonden tijdens een bijeenkomst van de Federatie Eritrese Gemeenschappen, werden politieagenten met stenen bekogeld en probeerden tegenstanders het zalencentrum binnen te dringen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld door een steen te gooien in de richting van de politie. De rechtbank heeft de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van brandstichting, maar hem wel veroordeeld tot een gevangenisstraf van 150 dagen, waarvan 111 dagen voorwaardelijk. Daarnaast zijn er immateriële en materiële schadevergoedingen toegewezen aan verschillende benadeelde partijen, waaronder politieambtenaren en de Nationale Politie, die schade hebben geleden door de ongeregeldheden. De rechtbank heeft benadrukt dat het geweld van een ongekende heftigheid was en dat de openbare orde ernstig is verstoord. De verdachte is veroordeeld tot het betalen van schadevergoedingen aan de benadeelde partijen, waarbij de rechtbank de groepsaansprakelijkheid heeft toegepast.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/057886-24
Datum uitspraak: 23 september 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedag] 2004 te [geboorteplaats] (Eritrea),
BRP-adres: [adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 12 augustus 2024, 14 augustus 2024, 26 augustus 2024 (telkens inhoudelijke behandeling) en 9 september 2024 (sluiting onderzoek).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.A. Visser en van hetgeen door de verdachte en de raadslieden mr. A.M.D. Naarden en mr. R. Heemskerk naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 februari 2024 te ’s-Gravenhage openlijk, te weten, op en/of aan de Fruitweg en/of Parallelweg, althans in de nabijheid en/of in de buurt van het zalencentrum Opera (gelegen aan de Fruitweg), in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen:
- personen, te weten politieambtenaren en/of brandweerpersoneel en/of journalisten en/of fotografen en/of personen in het zalencentrum Opera, en/of;
- goederen, te weten politievoertuigen en/of personenauto’s en/of een touringcar en/of één of meerdere gebouwen (onder andere zalencentrum Opera en/of naastgelegen en/of in de (directe) nabijheid gelegen gebouwen en/of een tankstation),
door (meermalen):
- (met stokken, stenen, messen en/of andere voorwerpen in de hand) (gegroepeerd) zich dreigend op te houden en/of op te stellen tegen en/of de confrontatie te zoeken/aan te gaan met de politie en/of brandweer en/of journalisten en/of fotografen, en/of;
- het zalencentrum Opera te bestormen en/of te proberen binnen te dringen (onder andere door (met meerdere personen tegelijk) op de politie en/of het zalencentrum Opera af te gaan/te rennen en/of te proberen zich door linies van de politie heen te dringen), en/of;
- (stukken/brokken van) stoeptegels en/of stenen en/of fietsen en/of straatmeubilair en/of vuurwerk en/of brandend/brandbaar materiaal en/of één of meerdere andere voorwerpen, naar/tegen voornoemde personen en/of goederen te gooien, en/of;
- één of meerdere (politie)voertuigen en/of een touringcar in brand te steken;

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Inleiding
Op 17 februari 2024 hebben ongeregeldheden plaatsgevonden bij het Opera Zalencentrum aan de Fruitweg in Den Haag (hierna ook: het zalencentrum). In het zalencentrum vond op deze datum een bijeenkomst plaats die werd georganiseerd door de Federatie Eritrese Gemeenschappen in Nederland. Deze federatie vertegenwoordigt met name Eritreeërs die vóór het eind van de Onafhankelijkheidsoorlog (1961-1991) naar Nederland vluchtten en vaak aanhanger zijn van het huidige regime in Eritrea. In het zalencentrum, waar ook twee andere bijeenkomsten plaatsvonden, waren in totaal ongeveer 1.500 mensen aanwezig.
Hoewel de locatie van de Eritrese bijeenkomst geheim was gehouden, hebben tegenstanders van het Eritrese regime, die ook tegen de bijeenkomst waren, achterhaald waar deze plaatsvond. Terwijl deelnemers aan de bijeenkomst rond 16.00 uur bij het zalencentrum arriveerden, werd daar ook een aantal tegenstanders van het Eritrese regime gesignaleerd. In korte tijd zwol dat aantal aan.
Vanaf 16.45 uur werden politieagenten, die ter bescherming van het zalencentrum aanwezig waren, met stenen bekogeld. Politie en Mobiele Eenheid (hierna: ME) zagen zich uiteindelijk geconfronteerd met 300 tegenstanders die het zalencentrum probeerden binnen te komen. Er ontwikkelden zich daarbij ernstige gewelddadigheden. Omstreeks 18.30 uur werd de ME uit Rotterdam verzocht om met spoed bijstand te verlenen aan de ME uit Den Haag. Ternauwernood kon worden voorkomen dat de tegenstanders het zalencentrum binnenkwamen. Omstreeks 19.20 uur leek de situatie toch onhoudbaar te worden en stonden de tegenstanders op het punt om het zalencentrum binnen te dringen.
Uiteindelijk wisten politie en ME de tegendemonstranten te verdrijven. Na 21.30 uur keerde op de Fruitweg de rust terug. Rond 22.30 uur konden de aanwezigen in het zalencentrum, onder politiebegeleiding, in bussen vertrekken. Bij het zalencentrum en in de omgeving van de Fruitweg bleef een spoor van vernielingen achter.
De verdachte wordt – kort gezegd – ervan verdacht dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het in vereniging plegen van openlijk geweld tegen personen en goederen op 17 februari 2024 bij het Opera Zalencentrum.
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van hetgeen ten laste is gelegd.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat het tenlastegelegde gedeeltelijk bewezen kan worden verklaard. De verdachte kan alleen verantwoordelijk worden gehouden voor het gooien van één steen en al het overige geweld dat is opgenomen in de tenlastelegging kan volgens de verdediging niet aan de verdachte worden toegerekend. In het bijzonder het geweld dat na zijn aanhouding om 17.55 uur heeft plaatsgevonden kan niet aan de verdachte worden toegerekend. Indien en voor zover relevant, zal hieronder nader op het betoog van de verdediging worden ingegaan.
3.4.
De bewijsmiddelen [1]
Ongeregeldheden 17 februari 2024
Voorafgaand aan de bijeenkomst in het zalencentrum aan de Fruitweg in Den Haag, is door tegenstanders van het regime in Eritrea op TikTok een video (livestream) geplaatst. Daarin is opgeroepen te demonstreren tegen de bijeenkomst om deze te laten stoppen. De locatie van de bijeenkomst was op dat moment niet bekend. [2] Op de dag van de bijeenkomst zijn tegenstanders van het regime bekend geraakt met de locatie en is deze gedeeld via sociale media.
Op 17 februari 2024 verzamelde zich in de omgeving van het zalencentrum een groot aantal personen van Eritrese afkomst. Een aantal van hen was bij aankomst gewapend met stokken en andere slagwapens. [3] Politieagenten die ter plaatse waren, verzochten rond 16.45 uur om versterking door de ME, omdat politieagenten met stenen werden bekogeld. Het aantal aanwezige tegenstanders groeide intussen. [4]
Toen de eerste leden van de ME arriveerden werden meerdere slagwapens, waaronder honkbalknuppels en metalen staven, onder diverse auto’s aangetroffen. [5] Toen rond 17.15 uur twee politiebikers een aanhouding wilden verrichten, sloeg de sfeer om. Zij werden belaagd door de tegenstanders en moesten door de ME worden ontzet. Dit was het moment dat de groepen rondom het zalencentrum niet meer aanspreekbaar waren en dat de sfeer grimmig en gespannen werd. Omstreeks 17.45 uur waren er ruim 300 mensen aanwezig die meerdere malen het zalencentrum probeerden binnen te komen. Daarbij werd geweld tegen politieagenten gebruikt. Dit geweld bestond uit het gooien van stenen en brandbaar materiaal. Een aantal tegenstanders droeg dikke stokken en had messen bij zich. Ook werd tijdens de ongeregeldheden met vuurwerk gegooid. [6]
Politieagenten hebben meerdere malen voor het zalencentrum een linie gevormd, waarbij tegenstanders telkens naar de linie liepen en stenen naar de politie gooiden. [7] De ME kreeg onder andere de opdracht om dynamisch op te treden: met het voertuig een groep benaderen, uitstappen, vegen en weer instappen. Dit is meerdere keren gedaan op meerdere locaties rondom het zalencentrum. Tijdens dit optreden werd de ME belaagd. [8] Dynamisch optreden had als doel om de tegenstanders uit elkaar te drijven. [9] Vervolgens is geprobeerd met het gehele peloton van de politie de grote groep tegenstanders weg te drijven in de richting van de Parallelweg. Om dit voor elkaar te krijgen heeft om 18.17 uur verbalisant [verbalisant 2] de eenheden die gepositioneerd stonden op Fruitweg het commando gegeven voorwaarts te gaan om in één grote linie te bewegen richting de Parallelweg. Het geweld dat werd gebruikt door de grote groep tegen de ME was groot en de druk op de gevormde linie was op een gegeven moment niet meer houdbaar. Hierop werd door een groep hondengeleiders een charge door de linie gedaan, teneinde de druk op de linie van de ME te doen afnemen. De tegenstanders bleven met stenen en fietsen gooien; ijzeren palen werden uit de grond getrokken. [10] De tegenstanders maakten met slagvoorwerpen slaande bewegingen naar de politie. Politieagenten gebruikten pepperspray om hen op afstand te houden. [11] Tegenstanders hebben ook brandend materiaal onder een politievoertuig gegooid. [12]
Om 18.51 uur stond op de rotonde op de Fruitweg een politievoertuig in brand en om 19.06 uur stond een dienstvoertuig naast het zalencentrum in brand. Om 19.13 uur sloeg deze brand over op het zalencentrum, [13] waarna de voorzijde van het zalencentrum in brand stond. [14] De ramen van dat pand barstten. [15] Toen twee brandweervoertuigen bij het zalencentrum arriveerden om de brand te blussen, werden de brandweerlieden direct belaagd met stenen. Zij konden hierdoor hun werkzaamheden niet verrichten. [16] Verbalisant Coli bevond zich tijdens de ongeregeldheden in het zalencentrum en hoorde via de portofoons dat er versterking werd gevraagd van de ME uit Rotterdam. Hij zag dat er een schittering van vlammen was en hoorde via portofoons dat de bus die stond geparkeerd langs de gevel van het zalencentrum in brand stond. De bus stond zo dicht op de gevel geparkeerd dat vlammen en rook naar binnen sloegen bij het zalencentrum in een zaal waar mensen waren. Hier brak paniek uit, mensen vielen flauw en er werd gegild. [17] Dit was rond 20.21 uur. [18]
Rond 19.00 uur waren de ongeregeldheden dus nog in volle gang. Een grote groep van ongeveer 200 personen, voorzien van slagwapens en stenen, keerde rond 19.05 uur terug naar de Fruitweg, waarbij het duidelijk was dat zij het zalencentrum wilden bestormen en binnendringen. [19] De ME heeft een cordon gevormd, met als doel het beschermen van het zalencentrum en de aanwezige burgers en politiemensen. De groep kwam steeds dichterbij en stak (dienst)voertuigen in brand. Vanwege het geweld kon de brandweer de voertuigen niet blussen. Rond 19.20 uur werd de druk op het cordon onhoudbaar en werd traangas ingezet. Toen de tegenstanders doorhadden dat het traangas op was, kwamen zij feller en gewelddadiger terug met de intentie om het zalencentrum binnen te dringen. De ME moest tot ongeveer 19.27 uur standhouden, waarbij de druk op en het extreem geweld tegen de politie en hulpverleners onverminderd doorgingen. Toen vanuit de eenheid Rotterdam nog een sectie aansloot in het cordon kon de groep worden weggedreven en konden verschillende branden (dicht bij gebouwen) worden geblust. [20]
Rond 19.57 uur werd door tegenstanders een touringcar in de brand gestoken op de Dynamostraat, nabij de ingang van de HTM-remise. Hierdoor raakten diverse auto's rondom deze touringcar eveneens in brand en liep het gebouw, waarnaast deze touringcar geparkeerd stond, groot gevaar om in brand te vliegen. [21] Tijdens het blussen van de touringcar werd de brandweer bekogeld met stenen. [22] Rond 20.31 uur is de brand bij de touringcar onder controle gekregen en rond 20.33 uur bewogen de groepen zich richting het Zuiderpark. Om 21.34 uur was het weer rustig op de Fruitweg en de Troelstrakade. [23]
Als gevolg van de hitte van voertuigbranden is op diverse plekken het wegdek beschadigd. Ook zijn er trottoirtegels losgetrokken om ermee te gooien. [24] De schade aan politievoertuigen bestond uit lakschade, kapotte ramen, lekke banden en gaten in de flanken. [25] Enkele voertuigen waren helemaal uitgebrand. [26] Bij het tankstation AVIA, gelegen aan de Fruitweg, zijn vernielingen aangericht. [27] Geparkeerde personenauto’s zijn beschadigd geraakt [28] of geheel uitgebrand. [29] Ook zijn auto’s van toevallige voorbijgangers bekogeld en beschadigd. [30]
Naast de eerder genoemde hulpverleners zijn een fotograaf [31] en een verslaggever belaagd. [32] Als gevolg van de ongeregeldheden en de veelheid aan stenen en voorwerpen die zijn gegooid, zijn tientallen politieagenten [33] en een verslaggever [34] gewond geraakt. De verwondingen bestonden uit blauwe plekken [35] , (schaaf)wonden, zwellingen [36] , verrekkingen [37] en kneuzingen. [38] Eén politieagent heeft een zenuwbeschadiging in de linkerhand opgelopen. [39] Een andere politieagent heeft een steen in het gezicht gekregen,
waardoor de linker voortand is afgebroken en door de bovenlip is geschoten. [40]
Het handelen van de verdachte
De verdachte is op 17 februari 2024 om 17.55 uur aangehouden door de hondengeleider Pronk. De hondengeleider bevond zich in de nabije omgeving van het zalencentrum en kreeg de opdracht om zich aan te sluiten achter de ME-linie. Hij zag dat de verschillende groepen tegenstanders samen naar voren kwamen en één grote groep vormden. De ME voerde meerdere malen charges uit, maar de groep tegenstanders weigerde zich te verwijderen. Verschillende personen uit die groep liepen met slagwapens en er werd veelvuldig met stenen gegooid. Op een gegeven moment hoorde de hondengeleider dat de ME weer de opdracht kreeg om te chargeren en zag hij dat een aantal tegenstanders voor hem, bij het starten van de charge, gericht stenen naar de ME en naar hem gooiden. De hondengeleider hoorde wederom de stenen rondom hem op de straat terecht komen. De hondengeleider voelde dat één steen hem hard op de borst raakte. Hij zag dat de verdachte een steen met kracht in zijn richting dan wel die van de ME gooide. Toen de verdachte zich aan zijn aanhouding onttrok heeft hij zijn diensthond ingezet om de verdachte aan te houden. [41]
Bij de fouillering van de verdachte is een mobiele telefoon in beslag genomen. [42] De geëxtraheerde data van de deze telefoon is onderzocht door verbalisant [verbalisant 3] en de verdachte kan worden aangemerkt als de gebruiker van de telefoon. Op 17 februari 2024 zijn er dertien locaties in de telefoon opgeslagen:
- een cluster van 2 locaties in de buurt van Utrecht om 11.16.29 (UTC+1)
- een locatie in Amsterdam om 16.00.21 (UTC+1)
- een cluster van 2 locaties in de buurt van Aalsmeer om 15.21.27 (UTC+1)
- een cluster van 8 locaties in Den Haag tussen 16.22.48 (UTC+1) en 17.34.53 (UTC+1)
De locaties in Den Haag liggen allemaal in of nabij de locaties waar de ongeregeldheden hebben plaatsgevonden. De laatst geregistreerde locatie is om 17.34.53, in de nabijheid van de Wouwermanstraat. Op de Wouwermanstraat is de verdachte aangehouden. [43]
Op de terechtzitting van 12 augustus 2024 heeft de verdachte verklaard dat hij op 17 februari 2024 in Den Haag was, dat hij stenen heeft opgeraapt en dat hij met één stuk steen heeft gegooid. Het is mogelijk dat dit stuk steen in de buurt van de politie terecht is gekomen. [44]
3.5.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank dient te beoordelen of de verdachte medepleger is van openlijk gepleegd geweld en, zo ja, voor welk gepleegd geweld hij strafrechtelijk aansprakelijk is.
Het beoordelingskader voor openlijke geweldpleging
Voor het in vereniging plegen van openlijk geweld moet sprake zijn van nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van het openlijk plegen van geweld tegen personen of goederen. Dat vergt dat de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. Daarbij kan van belang zijn dat openlijke geweldpleging in vereniging zich, gelet op de aard van het delict, in verschillende vormen kan voordoen. Er kan sprake zijn van evident nauw en bewust samenwerken, maar deze strafbaarstelling is ook toepasselijk op openlijk gepleegd geweld dat bestaat uit een meer diffuus samenstel van uiteenlopende tegen personen of goederen gerichte geweldshandelingen en dat plaatsvindt binnen een ongestructureerd, mogelijk spontaan, samenwerkingsverband met een eigen, soms moeilijk doorzichtige dynamiek. De vereiste nauwe en bewuste samenwerking kan dus bij artikel 141 Sr verschillende verschijningsvormen hebben. [45]
Uit de wetsgeschiedenis van artikel 141 Sr volgt dat van het in vereniging plegen van geweld sprake is indien de verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, waarbij deze bijdrage zelf niet gewelddadig hoeft te zijn. [46] De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die in vereniging geweld pleegt. Welbewust een bijna zekere confrontatie aangaan en meegaan in de aanvalsgolf met anderen kan daarentegen wel van voldoende gewicht zijn. [47] Gedragingen die bijdragen aan de sfeer van ontremming kunnen een significante of wezenlijke bijdrage zijn. [48]
Voortdurend openlijk geweld in vereniging
De rechtbank stelt op basis van bovenstaande bewijsmiddelen vast dat tegenstanders van het regime in Eritrea op 17 februari 2024 naar het zalencentrum zijn gegaan om te demonstreren tegen de bijeenkomst die daar op dat moment plaatsvond. Buiten het zalencentrum ontstonden op een gegeven moment ongeregeldheden. Daarbij hebben de geweldshandelingen, zoals die ten laste zijn gelegd achter de zes gedachtestreepjes, zich allemaal voorgedaan.
Rond 16.45 uur werd voor het eerst buiten het zalencentrum met stenen naar de politie gegooid. Het geweld escaleerde nadat twee politiebikers een aanhouding wilden verrichtten. De toestroom aan mensen groeide naar ongeveer 300 personen. Er ontstond een continu proces van geweld dat gericht was tegen de politie en politievoertuigen, waarbij de demonstranten in het zalencentrum wilden komen. Nadat de politie diverse maatregelen had genomen om het zalencentrum te beschermen, zoals het uiteen drijven en verjagen van de groep, is het geweld (deels) verplaatst van de Fruitweg in de richting van de Parallelweg en uitgewaaierd op en in de nabije omgeving van deze twee wegen. Op een gegeven moment is een groep van 200 personen teruggekeerd naar de Fruitweg. Rond 18.51 uur stond een politievoertuig op de (rotonde op de) Fruitweg in brand. Rond 19.06 uur stond een politievoertuig bij het zalencentrum in brand, waarbij vlammen het zalencentrum ingingen. Ter plaatse gekomen brandweerlieden werden vervolgens met stenen belaagd. Rond 19.57 uur is brand gesticht bij een touringcar. Tijdens het blussen hiervan werden medewerkers van de brandweer bekogeld met stenen. De vlammen reikten rond 20.21 uur tot de voorgevel van het zalencentrum. Na grofweg 20.30 uur zijn de geweldshandelingen gestopt. Uiteindelijk is het rond en na 21.34 uur rustig op de Fruitweg en de Troelstrakade.
Het geweld voltrok zich dus op plekken op een geringe afstand van elkaar, in een tijdsbestek van bijna vier uur, waarbij tegenstanders van de bijeenkomst in het zalencentrum zich doorlopend met geweld tegen de politie keerden. Er deed zich een groepsdynamiek voor waarbij een groot aantal individuele personen op elkaar reageerden door mee te doen aan de gewelddadigheden. Een sfeer van ontremming ontstond, waarin het gewelddadige gedrag van de één heeft bevorderd dat de ander mee ging doen of mee bleef doen met het plegen van geweld en het geweld bleef voortduren en escaleerde. Naar het oordeel van de rechtbank kan het geweld, in ieder geval voor zover het betreft de eerste vijf gedachtestreepjes, dan ook worden aangemerkt als één geheel van geweldshandelingen dat in vereniging is gepleegd.
De rechtbank heeft zich de vraag gesteld of het stichten van brand tijdens de ongeregeldheden (zoals beschreven in het zesde gedachtestreepje in de tenlastelegging) strafrechtelijk aan iedere verdachte kan worden toegerekend. De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de ongeregeldheden als het ware een nieuwe dimensie kregen door het stichten van brand. De eerste brand ontstond rond 18.51 uur. Bij die brandstichting is, afgezet tegen de menigte van zo’n 300 betogers, een relatief klein aantal personen betrokken geweest. Brandstichting kan derhalve niet worden aangemerkt als zodanig kenbaar onderdeel van de door de groep gepleegde ongeregeldheden dat dat onderdeel kan worden toegerekend aan de gehele groep.
De verdachte als medepleger van het openlijk gepleegde geweld
Uit de telefoon van de verdachte blijkt dat hij via Utrecht (rond 11.16 uur) en Amsterdam (rond 16.00 uur) naar Den Haag is gereden, alwaar zijn telefoon vanaf 16.22 uur is gelokaliseerd, voornamelijk vanaf de locaties van de ongeregeldheden.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte een actieve bijdrage aan het openlijk gepleegde geweld heeft geleverd, namelijk door tijdens een charge van de ME als onderdeel van een “grote groep” met minimaal één steen te gooien in de richting van de politie. Hieruit volgt dat het opzet van de verdachte zich (ook) uitstrekte tot het geweld dat anderen in de geweldshandelingen op dat moment pleegden. Daarom is ook het geweld dat feitelijk door anderen werd gepleegd de verdachte aan te rekenen. Dat geldt, gelet op het hierboven beschreven geheel van geweldshandelingen ook voor het - vergelijkbare - geweld dat daarna door anderen is gepleegd. Na deze actie is de verdachte aangehouden. Dat was om 17.55 uur. Hierna is de verdachte overgebracht en naar een politiebureau overgebracht. Het staat dus vast dat de verdachte na 17.55 uur niet meer bij de ongeregeldheden aanwezig is geweest.
De rechtbank heeft zich, ook gelet op hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht, de vraag gesteld of het stichten van brand tijdens de ongeregeldheden (zoals beschreven in het zesde gedachtestreepje in de tenlastelegging) strafrechtelijk aan de verdachte kan worden toegerekend. De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend. Zoals hiervoor is overwogen, kregen de ongeregeldheden een nieuwe dimensie door het stichten van brand. Het dossier bevat voorts aanwijzingen dat bij het stichten van brand een relatief klein aantal personen betrokken is geweest. Daar komt bij dat de eerste brand rond 18.51 uur ontstond. Dat was ongeveer een uur na aanhouding van de verdachte. Het staat dus vast dat de verdachte niet aanwezig was bij de brandstichting, laat staan dat hij aan dit aspect een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd. Aan de verdachte kunnen ook geen speciale handelingen worden toegeschreven op grond waarvan de rechtbank oordeelt dat die hebben bijgedragen aan de verheviging of escalatie van gewelddadigheden (zoals brandstichting) binnen het grotere geheel van de gebeurtenissen. De bijdrage van de verdachte voor zijn aanhouding heeft bijgedragen aan de ongeregeldheden zoals het gooien van voorwerpen en het bestormen van gebouwen. Naar het oordeel van de rechtbank kan echter niet worden geconcludeerd dat de verdachte heeft bijgedragen aan de brandstichtingen. In die zin wijkt dit oordeel af van de vonnissen van 19 juli 2024 in zaken tegen andere verdachten.
Conclusie
De rechtbank komt tot het oordeel dat de verdachte op 17 februari 2024 een significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het openlijk gepleegde geweld, waarbij het ten laste gelegde geweld één geheel van geweldshandelingen vormt, met uitzondering van het stichten van brand. Bij de overige geweldshandelingen was sprake van een nauwe en bewuste samenwerking met andere tegenstanders die zich tegen de politie hadden gekeerd.
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 17 februari 2024 te 's-Gravenhage openlijk, te weten in de buurt van het
Opera Zalencentrum(gelegen aan de Fruitweg), in elk geval op of aan de openbare weg en op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen:
- personen, te weten politieambtenaren en brandweerpersoneel,
eenjournalist en/of een fotograaf en personen in het
Opera Zalencentrum, en;
- goederen, te weten politievoertuigen en personenauto’s en een touringcar en meerdere gebouwen (onder andere het
Opera Zalencentrumen in de nabijheid gelegen gebouwen en een tankstation),
door meermalen:
- met stokken, stenen, messen en/of andere voorwerpen in de hand (gegroepeerd) zich dreigend op te houden en op te stellen tegen en de confrontatie te zoeken/aan te gaan met de politie en brandweer, en;
- het
Opera Zalencentrumte bestormen en te proberen binnen te dringen (onder andere door (met meerdere personen tegelijk) op de politie en het
Opera Zalencentrumaf te gaan/te rennen en te proberen zich door linies van de politie heen te dringen), en;
- ( stukken/brokken van) stoeptegels en stenen en fietsen en straatmeubilair en vuurwerk en brandend/brandbaar materiaal en één of meerdere andere voorwerpen, naar/tegen voornoemde personen en goederen te gooien.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de beperkte omvang van de bijdrage van de verdachte aan het geweld, met zijn persoonlijke omstandigheden en met de omstandigheid dat hij bij zijn aanhouding is gebeten door een politiehond. Daarnaast heeft de verdediging aangevoerd dat de aanvraag voor de verlenging van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning van de verdachte kan worden afgewezen als hij een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf krijgt opgelegd van 5 maanden of meer. Verder heeft de verdediging bepleit dat het jeugdstrafrecht dient te worden toegepast ex artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht. Gelet op al deze omstandigheden heeft de verdediging verzocht om een vrijheidsstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijk gedeelte gelijk is aan de duur van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast zou een voorwaardelijke vrijheidsstraf opgelegd kunnen worden.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
Op 17 februari 2024 heeft de verdachte zich samen met andere tegenstanders van het Eritrese regime openlijk geweld gepleegd bij het zalencentrum in Den Haag, waar aanhangers van dat regime bijeenkwamen. Dat geweld is van een ongekende heftigheid geweest. Ook ervaren politiemensen en ME’ers hadden geweld als dit naar eigen zeggen niet eerder meegemaakt. Hulpverlenende diensten zijn belaagd. Politiemensen zijn gewond geraakt en er is grote materiële schade aangericht. De aanwezigen in het zalencentrum hebben een aantal angstige uren moeten doormaken waarbij ze in onzekerheid verkeerden of de tegenstanders het gebouw binnen zouden kunnen komen. De vraag wat er gebeurd zou zijn als de opposanten het zalencentrum binnen hadden weten komen of de brand die was gesticht zich in het zalencentrum had kunnen verspreiden, kan gelukkig onbeantwoord blijven door de voortdurende en niet aflatende inzet van de politie en de ME.
De verdachte was een van de tegenstanders die naar het zalencentrum zijn gekomen met de bedoeling om de bijeenkomst te verstoren. Hij heeft stenen richting een ME-linie gegooid en is meegegaan in een groep die politieagenten belaagde. Zodoende heeft hij bijgedragen aan heftig en langdurig geweld dat de openbare orde ernstig heeft verstoord. Dit heeft in de samenleving grote verontwaardiging opgeroepen.
Een wrange constatering is dat juist zij die in een democratische rechtsorde bescherming hebben gezocht en gevonden zich met geweld tegen de overheid keren die hun die bescherming heeft geboden. Grondregel van de democratische rechtsorde is dat het aan de overheid is om te bepalen of omstreden bijeenkomsten doorgang kunnen vinden. Wie tegen hem onwelgevallige overheidsbesluiten wil opkomen, heeft daarvoor mogelijkheden via het democratische proces en langs de juridische weg. Niet kan worden aanvaard dat het overheidsgezag wordt genegeerd en zelfs zijn vertegenwoordigers worden aangevallen wanneer dat overheidsgezag niet de door burgers gewenste actie onderneemt. Toelating van dit geweld zou leiden tot ondermijning en aantasting van de democratische rechtsorde. Op gewelddadigheden zoals die zich hier hebben voorgedaan moet daarom krachtig worden gereageerd.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 4 juli 2024, waaruit blijkt dat hij niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 19 juli 2024. De verdachte is gevlucht uit Eritrea toen hij veertien jaar oud was. Op zijn vijftiende is hij in een vluchtelingenkamp terecht gekomen samen met enkele gezinsleden. De zus van de verdachte was eerder via een andere route gevlucht en ook in Nederland terecht gekomen. Zij vroeg gezinshereniging aan en in 2020 werd het gezin herenigd. Het gezin is in Maastricht gaan wonen. De verdachte woont daar nu met zijn vader, moeder, twee zusjes en een broer. De verdachte volgt een opleiding autotechniek in Heerlen. In september 2024 is zijn tweede leerjaar gestart. De reclassering heeft geconcludeerd dat interventies of toezicht niet geïndiceerd zijn. De persoonlijke leefomstandigheden van de verdachte zijn stabiel en hij heeft geen hulpvragen. De verdachte is gemotiveerd om zijn leven in Nederland vorm te geven. Ondanks het feit dat hij de Nederlandse taal nog niet voldoende beheerst, lukt het hem om zijn zaken te regelen. Hij lijkt geen directe problemen te hebben waarvoor hij ondersteuning of begeleiding vanuit een instantie nodig heeft. Het risico op recidive wordt door OXREC, een actuarieel instrument dat het risico op algemene- en geweldsrecidive binnen twee jaar meet, ingeschat als laag. Op basis van de beschikbare informatie zijn momenteel onvoldoende aanwijzingen om te kunnen spreken van een politieke ideologie die geweld rechtvaardigt ten opzichte van de Nederlandse rechtsstaat. De verdachte waardeert Nederland in al zijn facetten, behalve de wijze waarop ruimte wordt geven aan medestanders van het regime in Eritrea. De verdachte sluit niet uit dat hij in de toekomst wederom deel zal nemen aan een demonstratie als de situatie daar om vraagt. Hij is stellig in het feit dat hij geweld afkeurt en dat hij alleen op een vreedzame manier wil demonstreren of zijn stem wil laten horen. Volgens de reclassering is de verdachte echter meer betrokken bij de aanloop naar het ten laste gelegde feit dan hij tijdens het gesprek heeft laten blijken en wordt sociaal wenselijk gedrag niet uitgesloten.
Toepassing jeugdstrafrecht
De verdachte was ten tijde van het bewezenverklaarde 19 jaar oud. Ondanks het feit dat de verdachte nog duidelijk leeft in gezinsverband waarin zijn ouders een belangrijke rol spelen, is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende concrete indicaties bestaan voor toepassing van het jeugdstrafrecht. De reclassering heeft geconcludeerd dat de verdachte een leven leidt zoals dat volgens zijn kalenderleeftijd van hem verwacht mag worden. Zijn persoonlijke omstandigheden zijn stabiel en hij heeft geen hulpvragen. Interventies of toezicht zijn volgens de reclassering niet geïndiceerd. De rechtbank ziet daarom geen haalbaarheid in of noodzaak tot een pedagogische aanpak en acht berechting onder het volwassenenstrafrecht geïndiceerd.
Strafoplegging
Hoewel de verdachte al het bewezenverklaarde geweld wordt aangerekend - met uitzondering van het stichten van brand - en hij daarvoor strafrechtelijk verantwoordelijk is, zal de rechtbank bij het bepalen van de op te leggen straf wel enigszins differentiëren naar de mate waarin deze verdachte ten opzichte van eerder veroordeelde medeverdachten een actieve bijdrage aan de geweldpleging heeft geleverd en zich feitelijk aan geweldshandelingen heeft schuldig gemaakt. De verdachte heeft een relatief beperkt feitelijk aandeel in het geweld gehad, namelijk het gooien van één steen. Zijn bijdrage is echter niet door een keuze van de verdachte, maar door ingrijpen van de politie vroeg in de avond - om 17.55 uur - beëindigd. Aan hem zal daarom een straf in de lagere categorie worden opgelegd. Voor strafmatiging vanwege pijn en letsel, opgelopen bij de aanhouding, ziet de rechtbank geen aanleiding. De verdachte is bij zijn aanhouding gebeten door een politiehond. De inzet van dergelijke middelen en het risico dat de verdachte heeft gelopen op dergelijk letsel, was gelet op de aard van de ongeregeldheden echter zodanig gerechtvaardigd en te verwachten dat strafvermindering niet in de rede ligt.
In de persoonlijke omstandigheden van de verdachte - met name zijn jonge leeftijd - ziet de rechtbank aanleiding om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen en om het onvoorwaardelijk deel gelijk te stellen aan de duur van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Het (forse) voorwaardelijke strafdeel dient ertoe om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van honderdvijftig dagen, waarvan honderdelf dagen voorwaardelijk en een proeftijd van twee jaren, passend en geboden.
Dit brengt met zich mee dat de rechtbank het verzoek van de officier van justitie tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis zal afwijzen.

7.De vorderingen van de benadeelde partijen / de schadevergoedingsmaatregelen

7.1.
Algemene uitgangspunten en overwegingen
De ontvankelijkheid van de benadeelde partijen in hun vorderingen
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat de verdachte de tenlastegelegde openlijke geweldpleging met uitzondering van de brandstichting heeft gepleegd. Zevenentachtig benadeelde partijen hebben zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Het enkele feit dat in deze zaak veel vorderingen zijn ingediend betekent niet dat de vorderingen in de strafzaak niet inhoudelijk beoordeeld kunnen worden. De behandeling van deze hoeveelheid vorderingen levert naar het oordeel van de rechtbank op zichzelf geen onevenredige belasting van het strafgeding op.
Ook overigens is van een dergelijke onevenredige belasting naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Mede in aanmerking genomen dat de meeste vorderingen eenvoudig van aard en beperkt van omvang zijn, is de verdediging naar het oordeel van de rechtbank voldoende in de gelegenheid geweest om de vorderingen te bestuderen en (gemotiveerd) te betwisten. Bovendien zijn zesenzestig vorderingen van benadeelde verbalisanten onderling samenhangend en op een overzichtelijke en eenvoudige wijze gepresenteerd. Nu ook overigens niet van beletselen daartoe is gebleken, is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partijen in beginsel ontvankelijk zijn in hun vorderingen en zal de rechtbank iedere vordering afzonderlijk beoordelen.
Groepsaansprakelijkheid
De rechtbank zal per vordering beoordelen of de gevorderde schade in redelijkheid kan worden toegerekend aan het bewezenverklaarde handelen. Ook als de betreffende schade niet door de verdachte zelf is toegebracht, is de verdachte als deelnemer aan het groepsgeweld niet van zijn civielrechtelijke aansprakelijkheid ontheven. In artikel 6:166, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) is immers bepaald dat indien één van de tot een groep behorende personen onrechtmatig schade toebrengt en de kans op het aldus toebrengen van schade deze personen had behoren te weerhouden van hun gedrag in groepsverband, zij hoofdelijk aansprakelijk zijn indien deze gedragingen hun kunnen worden toegerekend. Daarbij merkt de rechtbank in het bijzonder op dat voorzienbaar was dat door het gedrag in groepsverband schade zou worden toegebracht en dat dit nog zou kunnen doorgaan na het (niet van de wil van verdachte afhankelijke) einde van de deelname van verdachte hieraan. Voor hoofdelijke aansprakelijkheid is de deelname aan het groepsgeweld voldoende, ongeacht de vorm die deze deelname heeft aangenomen. Een beroep op het ontbreken van het causaal verband wegens het niet kunnen koppelen van de individuele handelingen van de verdachte aan de specifieke schade houdt derhalve geen stand. Dit wordt doorbroken door de groepsaansprakelijkheid. Het wezenlijke van de bepaling inzake groepsaansprakelijk is nu juist dat een tot de groep behorende persoon ook aansprakelijk is als vaststaat dat hij niet degene is die de schade rechtstreeks toebracht, indien er een causaal verband bestaat tussen de gedragingen in groepsverband en het toebrengen van schade (zie Parlementaire Geschiedenis Boek 6 BW, p. 663-664). De individuele aansprakelijkheid vindt haar rechtvaardiging in ieders bijdrage aan het in het leven roepen van de kans dat zodanige schade zou ontstaan. Uitgangspunt is dan ook dat eenheid van tijd en plaats van de gedragingen niet is vereist om aansprakelijkheid op grond van die bepaling aan te nemen (HR 2 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:2914).
De verdachte heeft deelgenomen aan de bewezenverklaarde gedragingen (dus niet aan de brandstichting) in groepsverband en tussen al deze gedragingen bestaat naar het oordeel van de rechtbank een duidelijke samenhang. Dergelijk geweld van een groep tegen personen en goederen brengt de aanmerkelijke kans met zich dat aan die personen en goederen letsel en schade wordt toegebracht, omdat de ene geweldpleger zich gesterkt voelt door de andere geweldplegers en er dus gemakkelijk escalatie optreedt. Die kans had de verdachte behoren te weerhouden van zijn gedrag en deelname aan de groep. Nu hij dat gedrag en die deelname toch heeft laten zien, kan hij gehouden worden tot vergoeding van de schade veroorzaakt door de groep en is hij daarvoor hoofdelijk aansprakelijk. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover een mededader een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
De rechtbank zal, voor zover vorderingen – of delen daarvan – betrekking hebben op schade veroorzaakt door brandstichting, de benadeelde partij (deels) niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Naar het oordeel van de rechtbank was het voor de verdachte niet voorzienbaar dat door zijn gedrag in groepsverband schade zou worden toegebracht voortvloeiend uit brandstichting. Die schade kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet op de voet van artikel 6:166 BW aan de verdachte worden toegerekend. Als gevolg van die conclusie heeft de rechtbank bezien of in vorderingen tot schadevergoeding melding is gemaakt van brand als oorzaak van de schade, zowel impliciet als expliciet. Wanneer dit het geval is zal dit bij de bespreking van die specifieke vordering worden opgemerkt.
Matigen naar billijkheid?
Anders dan door de verdediging bepleit, ziet de rechtbank geen grond voor afwijking van het wettelijke uitgangspunt van hoofdelijke aansprakelijkheid van de verdachte. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat het gaat om schade van een enorme omvang die is veroorzaakt door honderden personen, terwijl slechts een klein deel van hen terecht staat voor openlijke geweldpleging. Dat maakt volgens de verdediging dat een disproportioneel klein aantal schadeveroorzakers verantwoordelijk wordt gehouden voor schade van enorme omvang. De rechtbank dient een billijkheidscorrectie toe te passen en de schadevergoedingsverplichting van de verdachte te beperken, aldus de verdediging.
Artikel 6:166 BW bepaalt in het tweede lid hoe de onderlinge verdeling van schade tussen de tot de groep behorende personen behoort plaats te vinden. Daarin staat dat alle aansprakelijke personen onderling voor gelijke delen in de schadevergoeding moeten bijdragen, tenzij op basis van omstandigheden van het geval een andere verdeling billijk is.
Uit de twee leden van artikel 6:166 BW samen volgt dus een systeem waarin ieder van de betrokkenen hoofdelijk aansprakelijk is voor de volledige schade, wat verhaal van deze schade door de benadeelden vergemakkelijkt. Na vergoeding van de schade kan een betrokkene vervolgens op zijn medegroepsleden het bedrag verhalen dat hij te veel heeft betaald, waarbij de bijdrage in het geweld (mede)bepalend kan zijn voor het aandeel dat ieder uiteindelijk te dragen heeft. Het ligt in de eerste plaats op de weg van de verdachte – en andere betrokkenen bij de rellen op 17 februari 2024 – om op deze manier de schade onderling te verdelen. De door de verdediging bepleite billijkheidscorrectie zou betekenen dat de benadeelde partijen worden beperkt in hun verhaalsmogelijkheden. Dat acht de rechtbank, gelet op de wettelijke regeling, niet wenselijk. De rechtbank zal dan ook bepalen dat de verdachte samen met de overige mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor alle schade.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld, waardoor hij tegenover de benadeelde partijen aansprakelijk is voor schade die door dit feit aan hen is toegebracht. De rechtbank is van oordeel dat vergoeding van de schade een bij uitstek passende maatregel is bij een dergelijke vorm van openlijk geweld. Om die reden én als extra waarborg voor de betaling aan de benadeelde partijen zal de rechtbank aan de verdachte – voor de toegewezen bedragen – steeds hoofdelijk de schadevergoedingsmaatregel opleggen als het vorderingen van natuurlijke personen betreft.
De rechtbank zal aan de verdachte geen schadevergoedingsmaatregel opleggen voor zover het de namens rechtspersonen gevorderde en aan hen toegewezen schadevergoeding betreft. Naar het oordeel van de rechtbank is de ratio van de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr om natuurlijke personen te ontlasten bij de inning van schadevergoeding en mag van rechtspersonen worden verwacht dat zij zelf de wegen kennen om een toegewezen vordering te incasseren. De rechtbank acht, gelet op alle omstandigheden van het geval, oplegging van de schadevergoedingsmaatregel daarom in die gevallen niet passend.
Gelet op de maximale duur van de aan de schadevergoedingsmaatregel verbonden gijzeling, is het totaal van de opgelegde gijzeling 365 dagen.
Wettelijke rente
Indien de rechtbank vorderingen tot schadevergoeding geheel of ten dele toewijst, zal zij daarbij tevens de vordering tot betaling van de wettelijke rente toewijzen vanaf 17 februari 2024, de dag dat de schadeveroorzakende gebeurtenis heeft plaatsgevonden, tenzij hieronder anders wordt overwogen en beslist. Dit geldt ook geldt ook voor de op te leggen schadevergoedingsmaatregelen.
7.2.
Benadeelde politieambtenaren
Mrs. E. Benhaim en R. Croes-Hoogendoorn hebben namens zesenzestig politieambtenaren een vordering als benadeelde partij ingediend. Zij hebben drie categorieën onderscheiden, waarin zij de meeste van de vorderingen hebben ondergebracht.
7.2.1.
Vorderingen in categorie 1
Namens de navolgende benadeelde partijen (waarbij een aantal bij nummer wordt aangeduid) is telkens een bedrag van € 350,- aan immateriële schadevergoeding gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, op grond van aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel. Het gaat om:
- nr. 4: [naam 1] aangiftendossier pagina 93
- nr. 14: [naam 2] aangiftendossier pagina 146
- nr. 18: [naam 3] aangiftendossier pagina 289
- nr. 19: [naam 4] aangiftendossier pagina 280
- nr. 24: [naam 5] aangiftendossier pagina 250
- nr. 25: [naam 6] aangiftendossier pagina 266 en 268
- nr. 26: [naam 7] aangiftendossier pagina 263
- nr. 27: [naam 8] aangiftendossier pagina 245
- nr. 28: [naam 9] aangiftendossier pagina 254 en 260
- nr. 29: [naam 10] aangiftendossier pagina 315
- nr. 30: [naam 11] aangiftendossier pagina 271
- nr. 31: [naam 12] aangiftendossier pagina 241
- nr. 32: [naam 13] aangiftendossier pagina 318 en 322
- nr. 33: [naam 14] aangiftendossier pagina 325
- nr. 34: [naam 15] aangiftendossier pagina 275
- nr. 35: [naam 16] aangiftendossier pagina 284
- nr. 36: [naam 17] aangiftendossier pagina 347
- nr. 37: 3254616 aangiftendossier pagina 380
- nr. 38: 3254628 aangiftendossier pagina 405
- nr. 39: 3254839 aangiftendossier pagina 416
- nr. 44: 3255764 aangiftendossier pagina 366
- nr. 46: 3256007 aangiftendossier pagina 444
- nr. 48: 3256065 aangiftendossier pagina 421
- nr. 50: 3256298 aangiftendossier pagina 418
- nr. 51: 3256309 aangiftendossier pagina 383
- nr. 52: 3256357 aangiftendossier pagina 371
- nr. 55: 3256600 aangiftendossier pagina 393
- nr. 56: 3256945 aangiftendossier pagina 503
- nr. 57: 3257688 aangiftendossier pagina 424
- nr. 58: 3258166 aangiftendossier pagina 426
- nr. 59: 3259023 aangiftendossier pagina 430
- nr. 60: 3259472 aangiftendossier pagina 359
- nr. 61: 3260529 aangiftendossier pagina 363
- nr. 62: 3272822 aangiftendossier pagina 787
- nr. 65: Tp302 aangiftendossier pagina 434
- nr. 66: [naam 18] aangiftendossier pagina 412
De rechtbank overweegt het volgende.
De politieambtenaren die ter plaatse waren bij de openlijke geweldpleging en een vordering tot schadevergoeding hebben ingediend, hebben allemaal aangevoerd dat zij – naast eventueel fysiek letsel – nadelige (psychische) gevolgen hebben ondervonden van het bewezenverklaarde openlijk gepleegde geweld. Naar het oordeel van de rechtbank brengt de aard en de ernst van de normschending door de verdachte en zijn mededaders mee dat de nadelige (psychische) gevolgen daarvan voor de politieambtenaren zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in hun eer of goede naam. Dit betekent dat een vergoeding van immateriële schade op zijn plaats is. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder in aanmerking de duur en intensiteit van het gepleegde geweld. De verbalisanten spreken over een explosie van geweld die zij niet eerder in deze mate hebben meegemaakt. Zij hadden het gevoel dat ze de strijd aan het verliezen waren en dat gevoel was niet zonder grond. Waar burgers in dergelijke situaties de mogelijkheid hebben om zichzelf in veiligheid te brengen, is de politie verplicht een stap vooruit te doen. In dit geval was dat een stap vooruit waarbij de betrokken politieambtenaren ernstig hebben moeten vrezen voor lijf en leden.
Van bovengenoemde benadeelde partijen stelt de rechtbank aan de hand van de aangifte en de toelichting op de vordering vast dat zij ten tijde van de openlijke geweldpleging op de plaats daarvan aanwezig waren. De schade staat in een voldoende rechtstreeks verband met het bewezenverklaarde, zodat sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank billijk en toewijsbaar.
7.2.2.
Vorderingen in categorie 2
Namens de navolgende benadeelde partijen (waarbij een aantal bij nummer wordt aangeduid) is een bedrag van € 400,- aan immateriële schadevergoeding gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Zij vorderen naast een immateriële schadevergoeding wegens aantasting in de persoon op andere wijze ook een immateriële schadevergoeding op grond van opgelopen licht lichamelijk letsel. Het gaat om:
- nr. 3: [naam 19] aangiftendossier pagina 196 en 199
- nr. 8: [naam 20] aangiftendossier pagina 79 en 82
- nr. 9: [naam 21] aangiftendossier pagina 109
- nr. 10: [naam 22] aangiftendossier pagina 69 en 71
- nr. 12: [naam 23] aangiftendossier pagina 150 en 153
- nr. 13: [naam 24] aangiftendossier pagina 137
- nr. 20: [naam 25] aangiftendossier pagina 293
- nr. 21: [naam 26] aangiftendossier pagina 302
- nr. 22: [naam 27] aangiftendossier pagina 311
- nr. 23: [naam 28] aangiftendossier pagina 330 en 333
- nr. 40: 3254852 aangiftendossier pagina 480
- nr. 42: 3254869 aangiftendossier pagina 492
- nr. 47: 3256014 aangiftendossier pagina 441
- nr. 49: 3256279 aangiftendossier pagina 386
- nr. 53: 3256367 aangiftendossier pagina 437
- nr. 54: 3256593 aangiftendossier pagina 498
- nr. 63: [naam 29] aangiftendossier pagina 456 en 458
- nr. 64: [naam 30] aangiftendossier pagina 408
Van bovengenoemde partijen stelt de rechtbank aan de hand van de aangiftes en toelichting op de vorderingen vast dat zij aanwezig waren ten tijde van de openlijke geweldpleging. Daarnaast is in alle gevallen een onderbouwing van het lichamelijke letsel overgelegd. De schade staat in een voldoende rechtstreeks verband met het bewezenverklaarde, zodat sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. De vorderingen zijn voor zover deze betrekking hebben op het lichamelijk letsel door de verdachte niet of onvoldoende gemotiveerd betwist. Omdat de benadeelde partijen naast de aantasting in de persoon eveneens licht lichamelijk letsel hebben opgelopen, acht de rechtbank een vergoeding van een bedrag van in totaal € 400,- per persoon billijk en toewijsbaar.
7.2.3.
Vorderingen in categorie 3
Namens de navolgende benadeelde partijen (ook hier is een aantal bij nummer aangeduid) is een bedrag van € 700,- aan immateriële schadevergoeding gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Zij vorderen naast een immateriële schadevergoeding wegens aantasting in de persoon op andere wijze ook een immateriële schadevergoeding op de grond dat zij ernstiger lichamelijk letsel hebben opgelopen, bestaande uit kneuzingen, zwellingen, hoofdletsel, een hersenschudding of een combinatie daarvan. Het gaat om:
- nr. 1: [naam 31] aangiftendossier pagina 203
- nr. 5: [naam 32] aangiftendossier pagina 99
- nr. 6: [naam 33] aangiftendossier pagina 161 en 166
- nr. 7: [naam 34] aangiftendossier pagina 175
- nr. 11: [naam 35] aangiftendossier pagina 182
- nr. 15: [naam 36] aangiftendossier pagina 113
- nr. 16: [naam 37] aangiftendossier pagina 121
- nr. 43: 3254922 aangiftendossier pagina 449
- nr. 45: 3255767 aangiftendossier pagina 397
De vordering van [naam 31] ziet wat lichamelijk letsel betreft op een beurs aanvoelend lichaam, een blauwe plek op het linkerbeen en een gekneusde pink van zijn rechterhand. Bij de vordering zijn foto’s en een doktersverklaring overgelegd. Voorshands is de rechtbank niet gebleken van meer dan licht lichamelijk letsel. Naar het oordeel van de rechtbank is het namens de benadeelde partij aangehaalde arrest niet vergelijkbaar met het onderhavige geval. In dit arrest zijn meer omstandigheden toegelicht, waaronder ook over de duur en de pijn die het letsel heeft veroorzaakt. Zonder aanvullende informatie over de kneuzing van de pink kan de rechtbank niet vaststellen dat het meer dan licht letsel betreft. De rechtbank kan vaststellen dat de schade in elk geval € 400,- bedraagt. De vordering zal tot dat bedrag worden toegewezen. Verdere behandeling van het deel van de vordering voor het meerdere levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk in de vordering zal worden verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De vordering van [naam 36] ziet wat het lichamelijk letsel betreft op een kneuzing aan de linker hand en een vermoedelijke hersenschudding, althans constante pijn aan het hoofd. Bij het verzoek tot schadevergoeding is een geneeskundige verklaring overgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank is voorshands niet gebleken van meer dan licht lichamelijk letsel. Uit de geneeskundige verklaring blijkt niet dat er sprake is van een hersenschudding. De rechtbank kan vaststellen dat de schade in elk geval € 400,- bedraagt. De vordering zal tot dat bedrag worden toegewezen. Verdere behandeling van het deel van de vordering voor het meerdere levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk in de vordering zal worden verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Van de overige bovengenoemde partijen stelt de rechtbank aan de hand van de aangiftes en toelichting op de vorderingen vast dat zij aanwezig waren ten tijde van de openlijke geweldpleging. Daarnaast is in alle gevallen een onderbouwing van het lichamelijk letsel overgelegd. De schade staat in een voldoende rechtstreeks verband met het bewezenverklaarde, zodat sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. De rechtbank is van oordeel dat dit ook geldt voor de schade van [naam 33] . Ondanks dat de verzwikte enkel het gevolg is van een aanrijding door een ME-bus, is er voldoende causaal verband tussen dit letsel en de bewezenverklaarde feiten. Uit zijn aangifte en de toelichting bij de vordering blijkt dat er sprake was van een hectische en chaotische situatie, waarin Stuurman achter een demonstrant aanrende die een steen had gegooid en hij vervolgens door een ME-bus is aangereden. Dit is een direct uitvloeisel van het gepleegde geweld.
De vorderingen zijn voor zover deze betrekking hebben op het lichamelijk letsel door de verdachte niet of onvoldoende gemotiveerd betwist. In deze gevallen, waarin de benadeelde partijen naast de aantasting in de persoon tevens meer dan licht lichamelijk letsel hebben opgelopen, acht de rechtbank een vergoeding van een bedrag van € 700,- billijk en toewijsbaar.
7.2.4.
Overige vorderingen van politieambtenaren
Vordering van verbalisant 3254857
Namens verbalisant 3254857 is een vordering als benadeelde partij ingediend van € 950,- wegens geleden immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Benadeelde vordert deze immateriële schade op grond van aantasting in de persoon op andere wijze en wegens opgelopen lichamelijk letsel (letsel aan de linkerhand, waaronder bandletsel vinger en een zenuwbeschadiging).
Op grond van het dossier (aangiftendossier pagina 468) en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door de openlijke geweldpleging. Een onderbouwing van het lichamelijke letsel is overgelegd.
Naar het oordeel van de rechtbank is bij verbalisant 3254857 sprake van aantasting in de persoon op andere wijze zoals hiervoor overwogen. De vordering is, voor zover deze betrekking heeft op de immateriële schade wegens lichamelijk letsel, namens de verdachte niet (gemotiveerd) betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar.
Vordering van [naam 38]
Namens [naam 38] is een vordering als benadeelde partij ingediend van € 3.000,- aan geleden immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Benadeelde vordert deze immateriële schade op grond van de aantasting in de persoon op andere wijze en wegens lichamelijk letsel dat aan de verbalisant is toegebracht.
Op grond van het dossier (aangiftendossier pagina 142) en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door de openlijke geweldpleging. Naar het oordeel van de rechtbank is [naam 38] aangetast in de persoon op andere wijze.
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de immateriële schade wegens lichamelijk letsel (tinnitus), de benadeelde partij daarin niet-ontvankelijk verklaren. Dit deel van de vordering is namens de verdachte gemotiveerd betwist en namens de benadeelde onvoldoende onderbouwd. Tot dusver volgt alleen uit de eigen verklaring van de benadeelde partij [naam 38] dat er sprake is van tinnitus. Er zijn geen stukken overgelegd waaruit ondubbelzinnig blijkt dat de diagnose tinnitus is gesteld. Namens de benadeelde partij is aangegeven dat er nog aanvullende medische informatie zou worden overgelegd, maar dat is niet gelukt. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 350,- en de benadeelde partij in de vordering voor het meerdere niet-ontvankelijk verklaren.
Vordering van [naam 39]
Namens [naam 39] is een vordering benadeelde partij ingediend van € 5.000,- wegens geleden immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Benadeelde vordert deze immateriële schade op grond van de aantasting in de persoon op andere wijze en wegens lichamelijk letsel dat aan de verbalisant is toegebracht. Dit letsel bestaat uit een afgebroken voortand, een gat in de bovenlip, die zowel aan binnen- als aan buitenzijde gehecht moest worden, een litteken op de bovenlip, een gekneusde rib en de ziekte van Mondor (verstopte ader onder de borst).
Op grond van het dossier (aangiftendossier pagina’s 212 en 230) en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het bewezenverklaarde feit. Naar oordeel van de rechtbank is [naam 39] aangetast in haar persoon op andere wijze.
Verder stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen ten gevolge van de openlijke geweldpleging. De vordering is voor zover deze betrekking heeft op de immateriële schade wegens het letsel aan het gebit en aangezicht namens de verdachte niet (gemotiveerd) betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Voor zover de vordering betrekking heeft op de immateriële schade wegens de ziekte van Mondor is deze door de verdachte wel gemotiveerd betwist. De benadeelde partij heeft een aanvullend ambtsedig proces-verbaal opgesteld. Hieruit blijkt dat zij door de ziekte van Mondor weliswaar stress heeft ervaren en dat het vervelend is geweest, maar niet dat op basis hiervan schade is toegekomen aan de benadeelde partij. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 3.500,- en voor het meerdere niet-ontvankelijk verklaren.
7.2.5.
Proceskostenvergoeding
Mrs. Benhaim en Croes-Hoogendoorn hebben ook verzocht om een proceskostenvergoeding. Zij hebben daarvoor aansluiting gezocht bij het voor de behandeling van civiele vorderingen in strafzaken gebruikelijke ‘liquidatietarief kantonzaken’. Bij iedere geheel of gedeeltelijk toe te wijzen vordering zal de rechtbank het gevraagde bedrag van € 82,- aan vergoeding van proceskosten toewijzen. Evenals bij de toegewezen vorderingen tot schadevergoeding, is iedere verdachte hoofdelijk aansprakelijk voor de toegewezen proceskosten.
7.3.
De benadeelde partij [naam 40]
Door de benadeelde partij [naam 40] is een vordering tot schadevergoeding ingediend, waarbij een bedrag van € 370,- aan immateriële schade wegens letsel aan zijn linkerarm en linkerbeen wordt gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Op grond van het dossier (aangiftendossier pagina 44) en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door de openlijke geweldpleging. De vordering is door de verdachte niet (gemotiveerd) betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
7.4.
De benadeelde partij Veiligheidsregio Haaglanden
Namens de benadeelde partij Veiligheidsregio Haaglanden is een vordering tot schadevergoeding ingediend, waarbij een bedrag van € 250,- aan materiële schadevergoeding wordt gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Het gaat om autoschade die niet door de verzekeraar is vergoed.
De vordering is namens de verdachte niet (voldoende gemotiveerd) betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier (aangiftendossier pagina 62) en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de openlijke geweldpleging. De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
7.5.
De benadeelde partij Nationale Politie
Namens de benadeelde partij Nationale Politie is een vordering tot schadevergoeding ingediend, waarin een bedrag van € 515.736,21 aan materiële schade wordt gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij ziet op schade aan twintig politieauto’s en twee politiebikes. De rechtbank stelt voorop dat voldoende is aangetoond dat de Nationale Politie eigenaar is van de auto’s en de daaraan toegebrachte schade lijdt.
Uit het document met daarin de schadecalculaties - die als bijlage bij de vordering tot schadevergoeding is gevoegd- blijkt dat aan vier voertuigen schade is met als oorzaak brand. Deze voertuigen zijn genummerd van 19 tot en met 22. Het gaat om een uitgebrande politieauto met het kenteken S-141-LG, een uitgebrand politiebusje met het kenteken R-733-JH en twee politiefietsen. Bij de fietsen wordt vermeld dat de fietsen worden afgeschreven, omdat niet duidelijk is aan welke temperaturen de fietsen zijn blootgesteld waardoor structurele schade kan zijn ontstaan, die de fietsen niet langer veilig maken. Naar het oordeel van de rechtbank is dit voldoende om deze schade ook als brandgerelateerd aan te merken. Deze voertuigen hebben een totaal schadebedrag van € 99.983,58. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in dit deel van de vordering.
De rechtbank zal de vordering voor het overige toewijzen. Deze schade is namens de verdachte onvoldoende gemotiveerd betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier (aangiftendossier pagina 596) en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de openlijke geweldpleging waarvoor de verdachte verantwoordelijk wordt gehouden. De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank voor een bedrag van € 415.752,63 toewijsbaar.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
7.6.
De benadeelde partij [naam 41]
De benadeelde partij [naam 41] vordert een bedrag van € 22.551,07 aan schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering bestaat uit een bedrag van € 20.551,07 aan materiële schade (autoschade) en € 2.000,- aan immateriële schade.
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de materiële schade door reparatiekosten, is namens de verdachte onvoldoende gemotiveerd betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier (aangiftendossier pagina 653) en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bewezenverklaarde feit. De rechtbank acht dit deel van de vordering toewijsbaar.
Voor zover de vordering immateriële schade betreft zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De vordering is door de verdachte gemotiveerd betwist en door de benadeelde onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Dit deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de vordering deels wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
7.7.
De benadeelde partij [naam 42]
Door de benadeelde partij [naam 42] is een vordering tot schadevergoeding ingediend van
€ 4.286,66 aan materiële schade (schade aan een voorruit en een spiegel van de auto), te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De vordering is namens de verdachte gemotiveerd betwist en door de benadeelde niet met stukken onderbouwd. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil.
7.8.
De benadeelde partij [naam 43]
Door de benadeelde partij [naam 43] is een vordering tot schadevergoeding ingediend van € 14.478,21 aan materiële schade (autoschade) ingediend, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering is namens de verdachte niet dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier (aangiftendossier pagina 669) en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de openlijke geweldpleging, te weten vernieling van zijn auto. De gevorderde schadevergoeding ter zake van reparatiekosten die met een calculatie van een schadeherstelbedrijf zijn onderbouwd, acht de rechtbank toewijsbaar.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
7.9.
De benadeelde partij [naam 44]
De benadeelde partij [naam 44] vordert een bedrag van € 120,- aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit de schade aan de ruit (€ 75,-) en de reparatiekosten (€ 45,-)
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de schade aan de ruit, is door de verdachte niet dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier (aangiftendossier pagina 731) en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de openlijke geweldpleging. Bij het verzoek tot schadevergoeding is een afschrift van de bankrekening van de benadeelde partij overgelegd, waaruit blijkt dat hij een bedrag van € 75,- heeft betaald aan Autotaalglas.
De verdediging heeft de reparatiekosten betwist en deze kosten zijn niet onderbouwd. Verdere behandeling van dit deel van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard. Dit deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank zal de vordering toewijzen tot een bedrag van € 75,-.
Nu de vordering deels wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
7.10.
De benadeelde partij [naam 45]
De benadeelde partij [naam 45] vordert een bedrag van € 3.670,41 aan materiële schadevergoeding (goederen die uit een auto zijn verdwenen), te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De vordering is namens de verdachte gemotiveerd betwist en door de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. Op basis van de overgelegde stukken kan de rechtbank niet vaststellen dat de goederen ten tijde van de openlijke geweldpleging in de auto lagen. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil.
7.11.
De benadeelde partij [naam 46]
Door de benadeelde partij [naam 46] is een vordering ingediend van € 1.724,25 aan materiële schade (autoschade) ingediend, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering tot schadevergoeding is door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier (aangiftendossier pagina 695) en zijn toelichting tijdens het onderzoek ter terechtzitting op 26 augustus 2024 kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de openlijke geweldpleging. De schade is door een garagebedrijf vastgesteld en begroot op het gevorderde bedrag. De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
7.12.
De benadeelde partij [naam 47]
Door de benadeelde partij [naam 47] is een vordering tot schadevergoeding ingediend, waarbij een bedrag van € 973,- aan materiële schade (autoschade) wordt gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De materiële schade bestaat uit het eigen risico voor de autoverzekering in verband met schade aan de auto van de benadeelde (€ 150,-) en de premieverhoging van de autoverzekering voor de komende vijf jaar (€ 823,-).
De vordering is namens de verdachte niet dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd met een brief van FBTO van 23 februari 2024, waaruit de kostenposten en de gevorderde bedragen blijken. Op grond van het dossier (aangiftendossier pagina 701) en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de openlijke geweldpleging, te weten het eigen risico en de extra premie van de autoverzekering voor de komende vijf jaren. De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank dus toewijsbaar.
Ten aanzien van de kosten eigen risico zal de rechtbank de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 17 februari 2024, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die dag is ontstaan. De toekomstige schade begroot de rechtbank op een bedrag van
€ 823,-, waarbij de wettelijke rente over dat bedrag zal aanvangen op de datum van dit vonnis, 23 september 2024.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
7.13.
De benadeelde partij [naam 48]
De benadeelde partij [naam 48] vordert een bedrag van € 5.946,60 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Het betreft verdwenen spullen uit de auto (€ 1.957,10), sleep- dan wel stallingskosten (€ 239,50) en het verschil tussen de (werkelijke) waarde en de dagwaarde van de auto (€ 3.750,-). Uit de vordering tot schadevergoeding blijkt dat de auto van de benadeelde partij tijden de ongeregeldheden van 17 februari 2024 in de brand is gegaan en volledig verloren is gegaan. Nu de schade brandgerelateerd is zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten op nihil.
7.14.
De benadeelde partij [naam 49]
Namens de benadeelde partij [naam 49] is een vordering tot schadevergoeding ingediend, waarbij een bedrag van € 200,- aan materiële schade wordt gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het schadebedrag dat namens de benadeelde partij is gevorderd is het verschil tussen de aanschafwaarde van de afgebrande auto (€ 8.900,- op 30 december 2022) en het uitgekeerde schadebedrag op basis van de dagwaarde door de verzekeraar (op 23 februari 2024 vastgesteld op € 8.700,-). De benadeelde partij, zo blijkt uit de overgelegde stukken, heeft vanaf de aanschaf tot 17 februari 2024 ruim een jaar in de auto kunnen rijden. Een waardevermindering/afschrijving over deze periode van € 200,- is bescheiden. Gelet hierop is niet aannemelijk dat de benadeelde partij als gevolg van de openlijke geweldpleging de opgevoerde autoschade heeft geleden. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij afwijzen.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten op nihil.
7.15.
De benadeelde partij [naam 50]
Door de benadeelde partij [naam 50] is een vordering tot schadevergoeding ingediend, waarbij een bedrag van € 25.272,98 wordt gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering bestaat uit een bedrag van € 272,98 aan materiële schade (verdwenen goederen) en € 25.000,- aan immateriële schade (verergering hartritmestoornis en aantasting persoonlijke levenssfeer).
De rechtbank zal de benadeelde partij, voor zover de vordering ziet op de materiële schade, niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De vordering is namens de verdachte gemotiveerd betwist en door de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. Op basis van de overgelegde stukken kan de rechtbank niet vaststellen dat de goederen ten tijde van de openlijke geweldpleging in de auto lagen en er een rechtstreeks verband bestaat tussen de schade en dit feit.
De rechtbank zal de benadeelde partij eveneens niet-ontvankelijk verklaren voor zover de vordering immateriële schadevergoeding betreft. Ook dit deel van de vordering is namens de verdachte gemotiveerd betwist en namens de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd.
De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De vordering kan ook in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten op nihil.
7.16.
De benadeelde partij [naam 51]
De benadeelde partij [naam 51] vordert een bedrag van € 3.372,88 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Uit een proces-verbaal opgesteld door de officier van justitie blijkt dat de benadeelde partij tijdens de behandeling van de zaken tegen medeverdachten op de terechtzitting op 3 juli 2024 zijn vordering heeft verminderd tot het bedrag van € 400,-. Hij heeft verklaard dat de verzekeraar inmiddels heeft besloten om de schade aan zijn auto te vergoeden, met uitzondering van zijn eigen risico van € 400,-.
De resterende vordering van € 400,- is door de verdachte niet betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier (aangiftendossier pagina 727) en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het gepleegde openlijke geweld. De rechtbank zal de vordering toewijzen.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
7.17.
De benadeelde partij [naam 52]
Door de benadeelde partij [naam 52] is een vordering tot schadevergoeding ingediend, waarin een bedrag van € 847,- aan materiële (auto)schadevergoeding wordt gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering is door de verdachte niet (gemotiveerd) betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier (aangiftendossier pagina 731) en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de openlijke geweldpleging. De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
7.18.
De benadeelde partij [naam 53]
Door de benadeelde partij [naam 53] is een vordering tot schadevergoeding ingediend, waarin een bedrag van € 690,- aan materiële schade wordt gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Het gaat om eigen risico leaseauto (€ 300,-), schade aan een kinderzitje (€ 300,-) en kosten vervangend vervoer (€ 90,-). Uit de vordering tot schadevergoeding blijkt dat de auto van de benadeelde partij tijdens de ongeregeldheden van 17 februari 2024 is uitgebrand. Nu de schade brandgerelateerd is zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten op nihil.
7.19.
De benadeelde partij [naam 54]
De benadeelde partij [naam 54] heeft in zijn vordering toegelicht dat zijn auto is beschadigd. De (na schade-uitkering door de verzekeraar) nog resterende schade betreft een verlies van no-claimkorting en waardevermindering van de auto. De hoogte van deze schade is volgens de benadeelde partij nog onbekend. Nu de vordering onbepaald is, moet de rechtbank de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten op nihil.
7.20.
De benadeelde partij [naam 55]
Door de benadeelde partij [naam 55] is een vordering tot schadevergoeding ingediend, waarin een bedrag van € 2.800,- aan materiële schade wordt gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Het gaat om autoschade.
De omvang van de schade is namens de verdachte niet (gemotiveerd) betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier (aangiftendossier pagina 723) en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bewezenverklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag. De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
7.21.
De benadeelde partij [naam 56]
Door de benadeelde partij [naam 56] is een vordering tot schadevergoeding ingediend, waarbij een bedrag van € 3.200,- wordt gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering bestaat uit een bedrag van € 2.700,- aan materiële (auto)schade en € 500,- aan immateriële schade.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De vordering is namens de verdachte gemotiveerd betwist en niet met stukken onderbouwd. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten op nihil.
7.22.
De benadeelde partij [bedrijfsnaam 1] B.V.
Namens de benadeelde partij [bedrijfsnaam 1] B.V. is een bedrag van € 128.271,04 aan materiële schade gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De schade betreft de dagwaarde van een uitgebrande touringcar minus de restwaarde daarvan en de kosten van schadevaststelling. Nu de schade brandgerelateerd is zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten op nihil.
7.23.
De benadeelde partij [naam 57]
Door de benadeelde partij [naam 57] is een vordering tot schadevergoeding ingediend, waarbij een bedrag van € 5.524,42 wordt gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering bestaat uit materiële (auto)schade.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, omdat de benadeelde partij zich te laat in het strafproces heeft gevoegd. Volgens artikel 51g lid 3 Sv kan een benadeelde partij zich in het strafproces voegen totdat de officier van justitie in de gelegenheid wordt gesteld om te rekwireren. Het requisitoir heeft van de officier van justitie heeft plaatsgevonden op 14 augustus 2024. De vordering tot schadevergoeding is op 21 augustus 2024 door de benadeelde partij ingediend en is ook op die dag door de rechtbank ontvangen.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten op nihil.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
150 (honderdvijftig) dagen;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
111 (honderdelf) dagen, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
wijst af het verzoek tot opheffing van de schorsing van de verdachte;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
benadeelde partijen
gehele niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partijen
bepaalt dat de navolgende benadeelde partijen niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen tot schadevergoeding:
- nr. 71: [naam 42]
- nr. 74: [naam 45]
- nr. 83: [naam 54]
- nr. 85: [naam 56]
- nr. 77: [naam 48]
- nr. 79: [naam 50]
- nr. 82: [naam 53]
- nr. 86: [bedrijfsnaam 1] B.V.
- nr. 87: [naam 57]
veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
gehele toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen
wijst de vorderingen tot schadevergoeding van de navolgende benadeelde partijen toe tot de hierna te noemen bedragen, en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om deze bedragen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 17 februari 2024 tot de dag waarop deze vorderingen zijn betaald, te betalen aan de benadeelde partijen:
€ 350,-
- nr. 4: [naam 1]
- nr. 14: [naam 2]
- nr. 18: [naam 3]
- nr. 19: [naam 4]
- nr. 24: [naam 5]
- nr. 25: [naam 6]
- nr. 26: [naam 7]
- nr. 27: [naam 8]
- nr. 28: [naam 9]
- nr. 29: [naam 10]
- nr. 30: [naam 11]
- nr. 31: [naam 12]
- nr. 32: [naam 13]
- nr. 33: [naam 14]
- nr. 34: [naam 15]
- nr. 35: [naam 16]
- nr. 36: [naam 17]
- nr. 37: 3254616
- nr. 38: 3254628
- nr. 39: 3254839
- nr. 44: 3255764
- nr. 46: 3256007
- nr. 48: 3256065
- nr. 50: 3256298
- nr. 51: 3256309
- nr. 52: 3256357
- nr. 55: 3256600
- nr. 56: 3256945
- nr. 57: 3257688
- nr. 58: 3258166
- nr. 59: 3259023
- nr. 60: 3259472
- nr. 61: 3260529
- nr. 62: 3272822
- nr. 65: Tp302
- nr. 66: [naam 18]
€ 400,-
- nr. 3: [naam 19]
- nr. 8: [naam 20]
- nr. 9: [naam 21]
- nr. 10: [naam 22]
- nr. 12: [naam 23]
- nr. 13: [naam 24]
- nr. 20: [naam 25]
- nr. 21: [naam 26]
- nr. 22: [naam 27]
- nr. 23: [naam 28]
- nr. 40: 3254852
- nr. 42: 3254869
- nr. 47: 3256014
- nr. 49: 3256279
- nr. 53: 3256367
- nr. 54: 3256593
- nr. 63: [naam 29]
- nr. 64: [naam 30]
€ 700,-
- nr. 5: [naam 32]
- nr. 6: [naam 33]
- nr. 7: [naam 34]
- nr. 11: [naam 35]
- nr. 16: [naam 58]
- nr. 43: 3254922
- nr. 45: 3255767
€ 950,-
- nr. 41: 3254857
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten van deze benadeelde partijen, begroot op € 82,- per hiervoor genoemde toegewezen vordering, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
wijst eveneens de vorderingen tot schadevergoeding van de navolgende benadeelde partijen toe tot de hierna te noemen bedragen, en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om deze bedragen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 17 februari 2024 tot de dag waarop deze vorderingen zijn betaald, te betalen aan de benadeelde partijen:
- nr. 67: [naam 40] € 370,-
- nr. 68: Veiligheidsregio Haaglanden € 250,-
- nr. 72: [naam 43] € 14.478,21
- nr. 75: [naam 46] € 1.724,25
- nr. 80: [naam 51] € 400,-
- nr. 81: [naam 52] € 847,-
- nr. 84: [naam 55] € 2.800,-
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten van de benadeelde partijen, bij de hiervoor genoemde toegewezen vorderingen begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
[naam 47] (nr. 76)toe tot een bedrag van € 973,- en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente over een bedrag van € 150,- vanaf 17 februari 2024 en over een bedrag van € 823,- vanaf 23 september 2024, beide tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan de benadeelde partij;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
gedeeltelijke toewijzing van de vorderingen benadeelde partijen
wijst de vorderingen tot schadevergoeding van de navolgende benadeelde partijen deels toe tot de hierna te noemen bedragen, en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om deze bedragen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 17 februari 2024 tot de dag waarop deze vorderingen zijn betaald, te betalen aan de benadeelde partijen:
- nr. 1: [naam 31] € 400,-
- nr. 2: [naam 39] € 3.500,-
- nr. 15: [naam 36] € 400,-
- nr. 17: [naam 38] € 350,-
bepaalt dat deze benadeelde partijen voor het overige niet-ontvankelijk zijn in de vorderingen tot schadevergoeding en dat de benadeelde partijen deze delen van de vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten van deze benadeelde partijen, begroot op € 82,- per hiervoor genoemde deels toegewezen vordering, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
wijst eveneens de vorderingen tot schadevergoeding van de navolgende benadeelde partijen deels toe tot de hierna te noemen bedragen, en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om deze bedragen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 17 februari 2024 tot de dag waarop deze vorderingen zijn betaald, te betalen aan de benadeelde partijen:
- nr. 69: Nationale Politie € 415.752,63
- nr. 70: [naam 41] € 20.551,07
- nr. 73: [naam 44] € 75,-
bepaalt dat deze benadeelde partijen voor het overige niet-ontvankelijk zijn in de vorderingen tot schadevergoeding;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten van de benadeelde partijen, bij de hiervoor genoemde toegewezen vorderingen begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
afwijzing van de vordering benadeelde partij
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam 49] (nr. 78) af;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
hoofdelijkheid
bepaalt dat als een van de mededaders de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
de schadevergoedingsmaatregelen
legt aan de verdachte hoofdelijk op de verplichting tot betaling aan de Staat van de voornoemde bedragen voor zover het vorderingen betreft die in het overzicht betreffende gijzeling hieronder zijn vermeld, vermeerderd met de wettelijke rente daarover met ingang van de voornoemde data tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt – onder handhaving van voormelde verplichting – gijzeling kan worden toegepast voor navolgende duur:
- nr. 73: [naam 44] 1 dag,
- nr. 4: [naam 1] 2 dagen,
- nr. 14: [naam 2] 2 dagen,
- nr. 18: [naam 3] 2 dagen,
- nr. 19: [naam 4] 2 dagen,
- nr. 24: [naam 5] 2 dagen,
- nr. 25: [naam 6] 2 dagen,
- nr. 26: [naam 7] 2 dagen,
- nr. 27: [naam 8] 2 dagen,
- nr. 28: [naam 9] 2 dagen,
- nr. 29: [naam 10] 2 dagen,
- nr. 30: [naam 11] 2 dagen,
- nr. 31: [naam 12] 2 dagen,
- nr. 32: [naam 13] 2 dagen,
- nr. 33: [naam 14] 2 dagen,
- nr. 34: [naam 15] 2 dagen,
- nr. 35: [naam 16] 2 dagen,
- nr. 36: [naam 17] 2 dagen,
- nr. 37: 3254616 2 dagen,
- nr. 38: 3254628 2 dagen,
- nr. 39: 3254839 2 dagen,
- nr. 44: 3255764 2 dagen,
- nr. 46: 3256007 2 dagen,
- nr. 48: 3256065 2 dagen,
- nr. 50: 3256298 2 dagen,
- nr. 51: 3256309 2 dagen,
- nr. 52: 3256357 2 dagen,
- nr. 55: 3256600 2 dagen,
- nr. 56: 3256945 2 dagen,
- nr. 57: 3257688 2 dagen,
- nr. 58: 3258166 2 dagen,
- nr. 59: 3259023 2 dagen,
- nr. 60: 3259472 2 dagen,
- nr. 61: 3260529 2 dagen,
- nr. 62: 3272822 2 dagen,
- nr. 65: Tp302 2 dagen,
- nr. 66: [naam 18] 2 dagen,
- nr. 17: [naam 38] 2 dagen,
- nr. 3: [naam 19] 3 dagen,
- nr. 8: [naam 20] 3 dagen,
- nr. 9: [naam 21] 3 dagen,
- nr. 10: [naam 22] 3 dagen,
- nr. 12: [naam 23] 3 dagen,
- nr. 13: [naam 24] 3 dagen,
- nr. 20: [naam 25] 3 dagen,
- nr. 21: [naam 26] 3 dagen,
- nr. 22: [naam 27] 3 dagen,
- nr. 23: [naam 28] 3 dagen,
- nr. 40: 3254852 3 dagen,
- nr. 42: 3254869 3 dagen,
- nr. 47: 3256014 3 dagen,
- nr. 49: 3256279 3 dagen,
- nr. 53: 3256367 3 dagen,
- nr. 54: 3256593 3 dagen,
- nr. 63: [naam 29] 3 dagen,
- nr. 64: [naam 30] 3 dagen,
- nr. 1: [naam 31] 3 dagen,
- nr. 67: [naam 40] 3 dagen,
- nr. 80: [naam 51] 3 dagen,
- nr. 15: [naam 36] 3 dagen,
- nr. 5: [naam 32] 5 dagen,
- nr. 6: [naam 33] 5 dagen,
- nr. 7: [naam 34] 5 dagen,
- nr. 11: [naam 35] 5 dagen,
- nr. 16: [naam 58] 5 dagen,
- nr. 43: 3254922 5 dagen,
- nr. 45: 3255767 5 dagen,
- nr. 81: [naam 52] 6 dagen,
- nr. 41: 3254857 7 dagen,
- nr. 76: [naam 47] 7 dagen,
- nr. 75: [naam 46] 12 dagen,
- nr. 84: [naam 55] 17 dagen,
- nr. 2: [naam 39] 21 dagen,
- nr. 72: [naam 43] 51 dagen,
- nr. 70: [naam 41] 64 dagen;
waarbij de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde betalingsverplichtingen niet opheft;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen of betalingsverplichtingen aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichtingen aan de Staat de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. S.M. Krans, voorzitter,
mr. S. Pereth, rechter,
mr. A. Dantuma-Hieronymus, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. E. Scholten, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 september 2024.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal van het onderzoek TGO Charlie24 met het onderzoeksnummer DHRAB23004, van de politie eenheid Den Haag, dienst regionale recherche, met bijlagen, te weten het algemeen dossier (doorgenummerd pagina 1-62), het aangiftendossier (doorgenummerd pagina 1-789) en het persoonsdossier verdachte [de verdachte] (doorgenummerd pagina 1 t/m 80).
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 33 en 35 (algemeen dossier).
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 51 (algemeen dossier).
4.Proces-verbaal van relaas verbalisant [verbalisant 1] , p. 8 van het relaas (algemeen dossier).
5.Proces-verbaal van aangifte [naam 59] , p. 176 (aangiftendossier).
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 6, 7 en 8 (algemeen dossier).
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 100 en 101 (aangiftendossier).
8.Proces-verbaal van aangifte [naam 59] , p. 178 en 179 (aangiftendossier).
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 200 (aangiftendossier).
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 7 (algemeen dossier).
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 137 en 138 (aangiftendossier).
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 291 (aangiftendossier).
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 56 (algemeen dossier).
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 17 en 18 (algemeen dossier).
15.Proces-verbaal van aangifte [naam 60] namens Gemeente Den Haag, p. 602 (aangiftendossier).
16.Proces-verbaal van aangifte [naam 61] , p. 62 (aangiftendossier).
17.Proces-verbaal van bevindingen, p. 247 (aangiftendossier).
18.Proces-verbaal van relaas verbalisant [verbalisant 1] , p. 10 van het relaas (algemeen dossier).
19.Proces-verbaal van aangifte [naam 5] , p. 250 (aangiftendossier).
20.Proces-verbaal van bevindingen, p. 7 en 8 (algemeen dossier).
21.Proces-verbaal van bevindingen, p. 17 en 18 (algemeen dossier).
22.Proces-verbaal van relaas verbalisant [verbalisant 1] , p. 10 van het relaas (algemeen dossier).
23.Proces-verbaal van bevindingen, p. 56 (algemeen dossier).
24.Proces-verbaal van aangifte [naam 62] namens de Gemeente Den Haag, p. 604 (aangiftendossier).
25.Proces-verbaal van aangifte [naam 63] namens de Nationale Politie, p. 596 (aangiftendossier).
26.Proces-verbaal van aangifte [naam 64] namens de Politie Eenheid Den Haag, p. 524 (aangiftendossier).
27.Proces-verbaal van aangifte [naam 65] namens [bedrijfsnaam 2] Bv, p. 743 en 744 (aangiftendossier).
28.Proces-verbaal van aangifte [naam 41] , p. 653 (aangiftendossier).
29.Proces-verbaal van aangifte [naam 45] , p. 682 (aangiftendossier).
30.Proces-verbaal van aangifte [naam 66] , p. 659 (aangiftendossier).
31.Proces-verbaal van aangifte [naam 67] , p. 44-49 (aangiftendossier).
32.Proces-verbaal van aangifte [naam 68] , p. 56-59 (aangiftendossier).
33.Proces-verbaal van bevindingen, p. 52 (algemeen dossier).
34.Proces-verbaal van aangifte [naam 68] , p. 58 (aangiftendossier).
35.Proces-verbaal van aangifte [naam 35] , p. 186 (aangiftendossier).
36.Proces-verbaal van bevindingen, p. 110 (aangiftendossier).
37.Proces-verbaal van bevindingen, p. 171 (aangiftendossier).
38.Proces-verbaal van aangifte verbalisant 3254922, p. 450 (aangiftendossier).
39.Proces-verbaal van aangifte verbalisant 3254857, p. 471 en 472 (aangiftendossier), alsmede een geschrift, zijnde een Geneeskundig rapport d.d. 15 maart 2024, opgesteld door J.R.M. van Rappard, Plastisch Hand-/Pols chirurg Xpert Clinics, bestaande uit 4 pagina’s (bijlage 5 bij de vordering als benadeelde partij van verbalisant 3254857).
40.Proces-verbaal van aangifte [naam 39] , p. 214 (aangiftendossier).
41.Proces-verbaal van bevindingen, p. 65 en 66 (persoonsdossier).
42.Proces-verbaal van bevindingen, p. 29 (persoonsdossier).
43.Proces-verbaal van bevindingen, p. 31 t/m 34, 43 en 44 (persoonsdossier).
44.Verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 12 augustus 2024.
45.o.a. HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1320.
46.Wet van 25 april 2000, Stb 2000, 173.
47.HR 8 februari 2011, ECLI:NL:HR:BO9823.
48.ECLI:NL:GHSHE:2021:2657, ECLI:NL:HR:2022:967 (bekrachtigd/bevestigd).