Overwegingen
1. Eiser is geboren op [Geboortedatum] en heeft de Ghanese nationaliteit. Op 2 juli 2019 heeft hij in Nederland een eerste asielaanvraag ingediend. Bij besluit van 3 oktober 2019 heeft verweerder de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling hiervan. Dit besluit staat in rechte vast. Op 29 april 2021 heeft eiser een opvolgende asielaanvraag gedaan. Bij besluit van 17 augustus 2021 heeft verweerder de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk is voor de
behandeling hiervan. Het daartegen ingestelde beroep is bij uitspraak van 23 september 2021 ongegrond verklaard.1 Op 20 januari 2022 heeft eiser een aanvraag om uitstel van vertrek op medische gronden ingediend.2 Bij besluit van 25 januari 2022 heeft verweerder
2
Op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
de aanvraag afgewezen. Bij bericht van 3 februari 2022 heeft verweerder kenbaar gemaakt dat eiser niet tijdig is overgedragen aan Italië, waardoor Nederland verantwoordelijk is geworden voor de behandeling van eisers asielaanvraag. Eiser is daarom uitgenodigd om opnieuw een asielaanvraag in te dienen.
2. Op 31 maart 2022 heeft eiser een derde asielaanvraag ingediend. Daaraan heeft
hij ten grondslag gelegd dat zijn oom, [Naam 2], hem wilde bekeren tot de Islam en dat eiser dat heeft geweigerd. Vervolgens is eiser mishandeld door de beveiligers van zijn oom. Eiser verwijst voor de details van de gebeurtenissen naar het daarover opgemaakte politierapport. Ook wordt eiser gezocht door de politie in Ghana. Om die redenen vreest hij voor zijn leven en kan hij niet terugkeren naar Ghana.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond.3 Verweerder heeft de door eiser gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig geacht. Eisers verklaringen over de door hem ondervonden problemen met zijn oom worden ongeloofwaardig geacht, omdat hij daarover summiere en tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd. Eiser heeft dan ook niet aannemelijk gemaakt dat Ghana in het algemeen en ten aanzien van hem persoonlijk in het bijzonder zijn verdragsverplichtingen niet nakomt en daarom in zijn geval niet als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt. Bovendien kan eiser zich voor bescherming tegen eventuele problemen wenden tot de Ghanese autoriteiten. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij deze bescherming niet kunnen of willen bieden. Tot slot blijkt niet uit de overgelegde medische stukken dat eiser niet naar Ghana zou kunnen reizen of dat Nederland het meest aangewezen land is waar een eventuele behandeling zou moeten plaatsvinden, temeer nu Ghana als een veilig land van herkomst wordt aangemerkt.
4. Eiser voert hiertegen aan dat de aanvraag ten onrechte is afgewezen. De stelling dat eiser meer had moeten verklaren over de functie van zijn oom als [Naam 2] en zijn wijziging van religie is onvoldoende gemotiveerd. Van eiser kan verder niet worden verwacht dat hij van doorlopende kwesties, zoals op welk moment zijn oom heeft geprobeerd hem te bekeren tot de Islam, precieze data geeft. Ook kan, in het licht van de mishandelingen, van eiser niet worden verwacht dat hij achteraf had moeten navragen bij zijn oom of en wanneer hij is bekeerd. Eiser stelt verder dat het politierapport op een onjuiste wijze door verweerder is meegewogen in het bestreden besluit en dat verweerder niet heeft gemotiveerd waarom dit document niet kan bijdragen aan de geloofwaardigheid van het relevante element. Daarnaast heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd dat het relaas van eiser niet coherent en volledig zou zijn, nu de verklaringen waaraan wordt gerefereerd door verweerder, zijn gecorrigeerd in de correcties en aanvullingen. Met betrekking tot de politieke functie van de oom, heeft verweerder niet gemotiveerd waarom eiser hierover kennis zou moeten hebben vanwege het enkele feit dat hij bij zijn oom woonde. Verder kan eiser niet inzien dat het niet aannemelijk is dat hij heeft kunnen vluchten terwijl hij gewond was. Immers is niet gebleken dat de verwondingen zodanig waren dat hij fysiek niet in staat was om weg te rennen. Nu hij geen bescherming kan krijgen van de Ghanese autoriteiten en vaststaat dat hij in Ghana is mishandeld in opdracht van zijn oom, kan Ghana voor eiser niet als veilig land van herkomst worden aangemerkt. Ter onderbouwing van dat standpunt verwijst eiser naar de brief van VluchtelingenWerk Nederland van 11 mei 2022 over de overheidsbescherming in Ghana. Tot slot meent eiser
3 Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw.
met betrekking tot het uitstel van vertrek dat verweerder ten onrechte de medische situatie niet heeft voorgelegd aan het BMA.4
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Verweerder heeft terecht overwogen dat Ghana in het algemeen is aangewezen als een veilig land van herkomst, onder verwijzing naar de herbeoordeling van 8 juni 2021.5 Voor zover eiser betoogt dat Ghana voor hem persoonlijk niet veilig is, overweegt de rechtbank dat uit de aanwijzing van Ghana als een veilig land van herkomst het algemene rechtsvermoeden volgt dat vreemdelingen uit Ghana geen internationale bescherming nodig hebben. Het is vervolgens aan eiser om aannemelijk te maken dat Ghana voor hem persoonlijk niet als veilig kan worden aangemerkt.
6. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Ghana ten aanzien van hem zijn verdragsverplichtingen niet nakomt en daarom in zijn geval niet als een veilig land van herkomst kan worden beschouwd. Verweerder heeft zich voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eiser summier en algemeen heeft verklaard over zijn gestelde problemen met zijn oom. Zo heeft eiser
summier verklaard over de wijziging van de religie van zijn oom, wanneer en hoe zijn oom heeft geprobeerd hem te bekeren tot de Islam en de politieke functie van zijn oom. Nu deze omstandigheden de kern van zijn asielrelaas betreffen, heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat van eiser had mogen worden verwacht dat hij hierover uitgebreider zou kunnen verklaren. Daarnaast bevat de inhoud van het overgelegde politierapport, nog los van het feit dat de authenticiteit ervan niet kan worden vastgesteld, grote discrepanties met het asielrelaas van eiser. Zo heeft eiser verklaard te zijn mishandeld door drie beveiligers van zijn oom, terwijl uit het politierapport volgt dat eiser is mishandeld door de twee zonen van [Naam 2]. Ook volgt uit het politierapport dat eiser zelf naar het politiebureau is gekomen met enkel een aantal blauwe plekken en niet zoals eiser stelt met ernstige verwondingen. Bovendien volgt uit het politierapport dat de politie de mishandelingen wilde onderzoeken en de verdachten wilde horen, terwijl eiser stelt dat de Ghanese politie corrupt is en dat het zinloos is om daar bescherming te vragen, dan wel een aangifte te doen. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij persoonlijk slachtoffer is geworden van corruptie bij de politie in Ghana. Eiser heeft verder ook niet aannemelijk gemaakt dat het doen van aangifte tegen de gestelde mishandelingen of vragen om bescherming bij voorbaat zinloos is en dat de Ghanese (hogere) autoriteiten hem niet kunnen dan wel willen beschermen bij (voorkomende) problemen. Omdat verweerder eisers asielrelaas niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht, kan eiser niet worden gevolgd in zijn stelling dat Ghana voor hem persoonlijk geen veilig land van herkomst is.
7. Ter zitting heeft verweerder erkend dat om op de aanvraag tot uitstel van vertrek van eiser te kunnen beslissen, een BMA-advies had behoren te worden opgevraagd. Hij is voornemens dat alsnog te doen. Gelet hierop constateert de rechtbank een
zorgvuldigheidsgebrek, nu verweerder in het bestreden besluit een beslissing heeft genomen over de toepassing van artikel 64 van de Vw zonder daarvoor advies te vragen van het BMA. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb6 kan de rechtbank het
4 Het Bureau Medische Advisering van verweerder.
5
Kamerbrief ‘Herbeoordeling van veilige landen van herkomst – Ghana, Oekraïne en Senegal’ van 8 juli 2021, met als kenmerk: 3293526.
6 Algemene wet bestuursrecht.
bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan
een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen genoemd gebrek te herstellen. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuw of aanvullend besluit. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op acht weken na plaatsing van deze tussenuitspraak in het digitale dossier.
8. Verweerder moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb en om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als verweerder gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beginsel zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep, zo ook in de situatie dat verweerder de herstelmogelijkheid ongebruikt laat.
9. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat betekent ook dat zij – voor zover nog nodig – over de overige beroepsgronden en over de proceskosten nu nog geen beslissing neemt.