In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, die stelt dat verweerder niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. De rechtbank heeft partijen geïnformeerd dat een zitting niet nodig is en heeft het onderzoek gesloten zonder behandeling op een zitting. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van griffierecht, wat door de rechtbank is verleend, omdat eiser aan de voorwaarden voldoet.
Verweerder hanteert sinds 15 januari 2024 het first-in first-out (fifo)-principe in nareiszaken. De rechtbank wijst het verzoek van verweerder om aanhouding van het beroep af, omdat dit de prikkel om tijdig te beslissen zou wegnemen. Eiser heeft zijn aanvraag op 30 mei 2023 ingediend, en verweerder heeft deze op 5 juni 2023 ontvangen. De beslistermijn van 90 dagen is overschreden, en eiser heeft verweerder op 5 maart 2024 in gebreke gesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep terecht is ingediend en gegrond is.
De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen twee weken na de uitspraak een besluit moet nemen, maar in dit geval is besloten dat verweerder binnen acht weken moet beslissen. Indien verweerder binnen deze termijn besluit tot nader onderzoek, moet het besluit binnen twintig weken bekend worden gemaakt. De rechtbank legt een dwangsom op van € 100,- per dag bij overschrijding van de termijn, met een maximum van € 7.500,-. Eiser krijgt ook een vergoeding voor proceskosten van € 437,50, omdat hij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld. De uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka en is openbaar gemaakt op 2 september 2024.