ECLI:NL:RBDHA:2024:15017

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 september 2024
Publicatiedatum
23 september 2024
Zaaknummer
09/061391-24, 16/206931-23, 09/125684-22 en 09/149136-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld en brandstichting bij het Zalencentrum Opera in Den Haag

Op 23 september 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een complexe strafzaak waarin de verdachte werd beschuldigd van openlijk geweld en brandstichting bij het Zalencentrum Opera in Den Haag op 17 februari 2024. De verdachte, geboren in Eritrea, werd beschuldigd van het medeplegen van opzettelijk brand stichten aan een bus, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was, en openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder bedreiging en belediging van een slachtoffer via sociale media. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vier jaar op, waarbij de verdachte ook aansprakelijk werd gesteld voor schadevergoeding aan benadeelde partijen, waaronder politieambtenaren en de eigenaar van de uitgebrande bus. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de rol van de verdachte als leidende figuur binnen de Eritrese gemeenschap die zich tegen het huidige regime keert. De verdachte had opgeruid tot gewelddadig handelen en had een aansturende rol gespeeld tijdens de ongeregeldheden, wat leidde tot aanzienlijke schade en letsel.

Uitspraak

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/061391-24, 16/206931-23, 09/125684-22 en 09/149136-24 (ttz. gev.)
Datum uitspraak: 23 september 2024
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedag] 1975 te [geboorteplaats] (Eritrea),
BRP-adres: [adres] , [postcode] [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats] , locatie [locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 17 mei 2024 (pro forma), 12 augustus 2024, 14 augustus 2024, 26 augustus 2024 (telkens inhoudelijke behandeling) en 9 september 2024 (sluiting onderzoek).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.A. Visser en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. B. van Straaten naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de vier dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. Aan de verdachte is – kort samengevat – ten laste gelegd:
09/061391-24 (dagvaarding I)
het op 17 februari 2024 in Den Haag medeplegen van opzettelijk brand stichten aan een bus toebehorende aan [bedrijfsnaam 1] B.V.;
het op 17 februari 2024 openlijk en in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen in de buurt van het Opera Zalencentrum;
het op 17 februari 2024 in Den Haag in het openbaar en mondeling opruien tot enig strafbaar feit of gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag;
16/206931-23 (dagvaarding II)
1. het op 11 augustus 2023 in Utrecht in het openbaar en mondeling, bij geschrift en/of afbeelding opruien tot enig strafbaar feit of gewelddadig optreden;
09/125684-22 (dagvaarding III)
het bedreigen met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling van [naam 1] in Gouda in de periode van 15 november 2021 tot en met 5 januari 2022;
het in openbaar en mondeling beledigen van [naam 1] in Gouda in de periode van 15 november 2021 tot en met 5 januari 2022;
09/149136-24 (dagvaarding IV)
1. het op 6 juni 2023 in Nederland en/of Duitsland in het openbaar en mondeling opruien tot enig strafbaar feit of gewelddadig optreden.

3. De ontvankelijkheid van de officier van justitie in de zaak met parketnummer 09/149136-24 (dagvaarding IV)

3.1.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat het verzoek van de Duitse autoriteiten tot overname van de strafvervolging had moeten worden afgewezen. Hieraan is primair ten grondslag gelegd dat de grondslag voor vervolging in Nederland voor opruiing ontbreekt omdat het verzoek tot overname betrekking had op een ander strafbaar feit; namelijk het (kort gezegd) verspreiden van opruiende geschriften. Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat twee afwijzingsgronden van artikel 5.3.7 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van toepassing zijn, omdat 1) het feit waarvoor strafvervolging wordt verzocht van politieke aard is of met een strafbaar feit van politieke aard samenhangt (lid 1 sub a onder 2) en 2) het verzoek tot strafvervolging dient om degene op wie het betrekking heeft te treffen in verband met zijn godsdienstige, levensbeschouwelijke of politieke overtuiging, zijn nationaliteit, zijn ras of de groep van de bevolking waartoe hij behoort (lid 1 sub c).
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie ontvankelijk kan worden geacht.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat een Duitse officier van justitie per brief d.d. 1 september 2023 (inhoudende het verzoek tot overname van strafvervolging) melding heeft gemaakt van een onderzoek naar onder meer “het verstoren van de openbare orde door te dreigen met het plegen van strafbare feiten” door de verdachte. Voor de feiten wordt verwezen naar het bijgevoegde relaas van de feiten. In dat relaas wordt nadrukkelijk melding gemaakt van het door de verdachte gegeven interview op 6 juni 2023 via een YouTube-kanaal, als voorbeeld van hoe de verdachte zijn “radicale opvattingen via livestreams verspreidt en tot geweld oproept”. De uitingen van de verdachte in dat interview “moeten worden opgevat als een oproep tot gewelddadige rellen”. Kortom, het is evident de bedoeling van de Duitse autoriteiten dat de verdachte in Nederland wordt vervolgd voor de uitingen in het interview.
Maar ook op wetstechnisch niveau hebben de Duitse autoriteiten verzocht om overname van vervolging voor opruiing. In het relaas worden als toepasselijke artikelen genoemd:
  • artikel 130a van het Duitse Wetboek van Strafrecht, dat onder lid 1 onder 2 strafbaar stelt: het in het openbaar of in een bijeenkomst aanleiding geven om een strafbaar feit te plegen als bedoeld in artikel 126 lid 1,
  • artikel 126 van het Duitse Wetboek van Strafrecht, dat in lid 1 onder 4 strafbaar stelt: het op een wijze die geschikt is de openbare orde te verstoren te dreigen met toebrengen van gevaarlijk lichamelijk letsel (artikel 224) en
  • artikel 224 van het Duitse Wetboek van Strafrecht, waarin onder lid 1 en onder 4 het toebrengen van lichamelijk letsel gezamenlijk met een andere persoon wordt gezien als het toebrengen van gevaarlijk lichamelijk letsel.
Naar het oordeel van de rechtbank is met de vervolging in Nederland van de verdachte voor opruiing gevolg gegeven aan het verzoek tot overname van de strafvervolging van de Duitse autoriteiten.
Ten aanzien van de weigeringsgronden overweegt de rechtbank als volgt. De exceptie die ziet op politieke delicten als verplichte weigeringsgrond speelt bijvoorbeeld ook bij uitleveringszaken. De regel dat voor politieke delicten niet wordt uitgeleverd is onder andere neergelegd in artikel 3, eerste lid, van het Europees Verdrag inzake uitlevering (EUV). Artikel 3 EUV geeft geen definitie van politieke delicten. Wat als politiek delict moet gelden wordt overgelaten aan de aangezochte staat. Naar Nederlands recht worden in de jurisprudentie onderscheiden:
(i) de absoluut politieke delicten, opgenomen in de titels I en II van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht en
(ii) relatief politieke delicten, te weten op zichzelf commune delicten die echter in de context waarin, of de omstandigheden waaronder zij zijn begaan een - overwegend - politiek karakter hebben.
De tenlastegelegde opruiing is geen absoluut politiek delict. Dan resteert de vraag of sprake is van een relatief politiek delict. Relevante arresten in dat verband zijn HR 7 mei 2004, ECLI:NL:HR:2004:AF6988, en HR 8 mei 1978, NJ 1978, 315, waaruit volgt dat getoetst moet worden aan het evenredigheidsvereiste. Bij de beoordeling daarvan is van belang of
  • het delict is begaan in het kader van een strijd om of tegen de overheidsmacht;
  • er een rechtstreeks, nauw en duidelijk verband bestaat tussen het delict en het beoogde politieke einddoel;
  • er evenredigheid bestaat tussen dat einddoel en de ten gevolge van het delict aangetaste rechtsgoederen;
  • het delict naar de redelijke voorstelling van de dader rechtstreeks tot het door hem beoogde politieke einddoel zou (kunnen) leiden;
  • dat naar diezelfde voorstelling het delict de enige mogelijkheid was ter verwezenlijking van het beoogde politieke einddoel.
Gelet op de aard van het tenlastegelegde delict en de omstandigheden waaronder de verdachte het delict zou hebben begaan, en in aanmerking genomen het evenredigheidsvereiste bij relatieve politieke delicten, is de rechtbank van oordeel dat hier geen sprake is van een relatief politiek delict. Dat de verdachte in zijn handelen een politiek motief lijkt te hebben en het aanwezig zijn van enig politiek aspect van zijn handelen zijn hiertoe onvoldoende.
Dat het verzoek tot overname van de strafvervolging dient om de verdachte te treffen in verband met zijn godsdienstige, levensbeschouwelijke of politieke overtuiging, zijn nationaliteit, zijn ras of de groep van de bevolking waartoe hij behoort, is niet gebleken en, bij gebreke van enige toelichting, niet aannemelijk geworden.
Gelet op het voorgaande is het openbaar ministerie ontvankelijk in de vervolging van de verdachte in de zaak met parketnummer 09/149136-24.

4.De bewijsbeslissing

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van al hetgeen ten laste is gelegd.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van al hetgeen hem ten laste is gelegd. Indien en voor zover relevant, zal hieronder nader op het betoog van de raadsvrouw worden ingegaan.
4.3.
Dagvaarding III (parketnummer 09/125684-22)
4.3.1.
Bewijsmiddelen bedreiging (feit 1) en belediging (feit 2)
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Aangezien de feiten nauw met elkaar samenhangen, zal de rechtbank de bewijsmiddelen die voor deze feiten van belang zijn, tezamen bespreken. De rechtbank heeft de inhoud van de gebruikte bewijsmiddelen, elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2022039908, van de politie eenheid Den Haag, district Alphen aan den Rijn-Gouda, basisteam Gouda (doorgenummerd pagina 1 t/m 55).
1. Het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt op 18 januari 2022, voor zover inhoudende (p. 3 t/m 5):
Aangever: [naam 1]
Op 15 november 2021 ontving ik een bericht op TikTok via de privé chat. Dit bericht was afkomstig van een account met de naam [accountnaam 1] . De bericht was in de Eritrese taal. In dit bericht stond: “Jij bent een hoer. Dit heb jij van je moeder gekregen.” Vervolgens stond er een bericht: “Wacht maar op je tijd.”
Op 16 november 2021 ontving ik wederom een bericht van [accountnaam 1] . In de tekst las ik: “Jij bent een hoer. Wanneer ga jij naar buiten?”
Op 6 december 2021 ontving ik het volgende bericht: “Jij bent een hoer. Ik heb jou gezegd dat ik heet water naar jou zal gooien. Niet vergeten. Jij bent een stink hoer. Je stinkt naar de WC. Ik heb gehoord dat jij de hele tijd thuis blijft en niet naar buiten gaat. Dat weet ik en dat heb ik gehoord. Daarom heb ik jou zo snel gevonden. Maar niet vergeten: het hete water. Jij bent bloot en alle mannen gaan over jou plassen. Ik ga jou zoeken”
Vervolgens ontving ik een bericht van [accountnaam 1] met de volgende tekst: “Jouw moeder heeft heel veel mensen laten vermoorden. Jouw familie maakt mensen ziek. Ik maak je dood en niet vergeten ik ga heet water naar jouw gezicht gooien. Ik ga jou vinden en mensen op jou af sturen om je te doden.”
Ik ben nu heel erg bang als ik met mijn dochter op straat loop. Als het donker is ga ik helemaal niet naar buiten. Dit uit angst dat mij wat wordt aangedaan. Ik bedoel hiermee dat ik bang ben dat [de verdachte] heet water in mijn gezicht gaat gooien of erger zoals mij vermoorden.
2. Een geschrift, te weten de vertaling van de berichten aan de aangeefster, bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen van 21 februari 2022, voor zover inhoudende (p. 28 t/m 30):
Hey hoer, kom je je huis niet uit
Hoer, je bent verstopt, maar tot wanneer
Hey hoer, ik heb het al tegen je gezegd, vergeet niet dat ik heet water over je heen ga gooien.
Stinkende hoer vuil, ik weet al dat je je huis niet uitkomt. lk heb al zoveel keer langs jouw huis rondgehangen, dus vergeet dat niet. Je doet het met iedereen, hoer.
Jij hoer
Je moeder was een in heks in Tessenee, ze heeft heel veel mensen gedood. Wat een schande. Hoe dan ook, binnenkort krijg je heet water over je gezicht heen hoer, dochter van een heks.
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 3 april 2022, voor zover inhoudende (p. 40):
Ik verbalisant hoorde verdachte [de verdachte] . Ik toonde tijdens dit verhoor een screenshot. Dit betrof een screenshot van een 'live gesprek' op TikTok door verdachte [de verdachte] . Op het screenshot stond een account naam. Dit betrof
accountnaam ' [accountnaam 1] '. Verdachte [de verdachte] gaf toen aan dat hij het herkende.
Ook heb ik, verbalisant, tijdens het verhoor aan verdachte [de verdachte] gevraagd of zijn
gebruikersnaam op TikTok ' [accountnaam 1] ' is. Het antwoord van verdachte [de verdachte] was: “Ja, dat is de mijne”.
4. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, opgemaakt op 10 februari 2022, voor zover inhoudende (p. 45 en 46):
V: Is jouw gebruikersnaam op TikTok [accountnaam 1] ?
A: Ja, dat is de mijne.
V: Er is aangifte tegen jou gedaan omdat jij op TikTok bedreigingen hebt geuit. Wat
kan je daarover verklaren?
A: Er is een dame die heet Jordanos. Zij is een undercover agent van het regime. Zij doet onbeschofte dingen. We gebruiken dit alleen maar om elkaar zwart te maken. Zij maakt mij zwart, ik ga haar zwart maken.
V: Je hebt via TikTok op de privé chat ook contact gehad met Jordanos, waar ging dat over?
A: We hebben alleen contact gehad via TikTok. Ik heb gebruik gemaakt van hoer. Via sociale media heb ik haar hoer genoemd.
4.3.2.
Bewijsoverwegingen bedreiging (feit 1) en belediging (feit 2)
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat aangeefster [naam 1] via de applicatie TikTok onder meer de volgende, vanuit het Tigrinya in het Nederlands vertaalde, berichten heeft ontvangen:
  • “Hey hoer, kom je je huis niet uit”;
  • “Hoer, je bent verstopt, maar tot wanneer”;
  • “Hey hoer, ik heb het al tegen je gezegd, vergeet niet dat ik heet water over je heen ga gooien”;
  • “Stinkende hoer vuil, ik weet al dat je je huis niet uitkomt. Ik heb al zoveel keer langs jouw huis rondgehangen, dus vergeet dat niet”;
  • “Je doet het met iedereen hoer”;
  • “Je moeder was een heks in Tessenee, ze heeft veel mensen gedood. Wat een schande. Hoe dan ook, binnenkort krijg je heet water over je gezicht heen hoer, dochter van een heks”.
De berichten zijn afkomstig vanaf het TikTok-account ‘ [accountnaam 1] ”. De verdachte heeft verklaard dat het account van hem is en dat hij aangeefster kent als een ‘undercover agent van het regime’. Volgens de verdachte doet zij onbeschofte dingen. De verdachte heeft verder verklaard dat hij haar heeft zwartgemaakt, zoals zij hem heeft zwartgemaakt.
Op basis van het bovenstaande stelt de rechtbank vast dat de verdachte de berichten die hierboven zijn weergegeven heeft gestuurd naar aangeefster.
De inhoud van de berichten is naar het oordeel van de rechtbank bedreigend. De verdachte heeft tegen aangeefster gezegd dat hij heet water over haar gezicht gaat gooien. Dit op zichzelf al bedreigende bericht wordt kracht bijgezet door te vermelden dat hij weet waar zij woont en dat hij daar al in de buurt is geweest. Aangeefster heeft ook verklaard dat zij bang was als zij met haar dochter over straat liep en dat ze soms helemaal niet naar buiten durfde te gaan. De bewoordingen zijn verder zonder meer beledigend en de rechtbank begrijpt de verdachte zo dat hij dit erkent in die zin dat hij het zwartmaken noemt.
De verdediging heeft ter terechtzitting een filmpje laten zien dat door aangeefster op TikTok zou zijn geplaatst. Zij spreekt in het filmpje in de taal Tigrinya; door een beëdigde tolk is de tekst ter terechtzitting vertaald in het Nederlands. In dat filmpje zegt aangeefster onder meer dat zij nog niet klaar is met de verdachte. Zij laat zich in negatieve bewoordingen over hem uit.
De rechtbank verbindt aan dit filmpje geen conclusies. Er is niets gezegd of te zien waaruit blijkt dat de aangifte of andere bewijsmiddelen onbetrouwbaar zijn.
De rechtbank concludeert op basis van het bovenstaande tot een bewezenverklaring van het bij parketnummer 09-125684-22 tenlastegelegde. Ten aanzien van feit 2 zal de verdachte partieel worden vrijgesproken van het onderdeel ‘in het openbaar mondeling’. Het gaat immers om geschreven privé-berichten die de verdachte heeft verzonden via TikTok.
4.4.
Dagvaarding IV (parketnummer 09/149136-24)
4.4.1.
Inleiding
Op 1 september 2023 is bij het openbaar ministerie binnengekomen een verzoek van de Duitse autoriteiten betreffende de overdracht van de strafvervolging van de verdachte. Het verzoek is gegrond op de volgende in het verzoek opgenomen informatie. Op 20 augustus 2022 vonden gewelddadige confrontaties plaats tijdens het geplande "Eritrea Festival" in Giessen. Het evenement zou plaatsvinden in de Hessen hallen te Giessen, georganiseerd door het consulaat van de staat Eritrea in Frankfurt am Main. In de aanloop naar het "Eritrea Festival" vond een tegendemonstratie plaats waaraan mensen deelnamen uit het hele grondgebied van de Bondsrepubliek Duitsland en uit het buitenland. De tegendemonstratie was gericht tegen de Eritrese regering en het optreden van de propagandist Awel Seid op het evenement. Tenminste 75 mensen maakten zich los van deze tegendemonstratie, klommen over de hekken naar het terrein van de Hessen hallen, bewapenden zich met stenen, stokken en ijzeren staven en vielen mensen aan die betrokken waren bij het opzetten van het festival in de Hessen hallen. Daarnaast werd er materiële schade toegebracht aan het gebouw van de Hessen hallen en aan voertuigen van privépersonen die daar stonden geparkeerd. Naar aanleiding van deze gebeurtenissen werd het Eritrea Festival afgelast. Het "Eritrea Festival" zou opnieuw plaatsvinden in Giessen van 7 tot 9 juli 2023. Op 6 juni 2023 vond op het Youtube-kanaal "TEFETAWI TALKSHOW" een livestream plaats tussen de Youtuber " [bijnaam 2] " en ene " [bijnaam 1] ". Tijdens het online gesprek van bijna 2 uur was " [bijnaam 1] " verbonden via video. Hij droeg een T-shirt met het logo van de Brigade Nhamedu erop. Op 7 juli 2023 heeft het Eritrees Cultureel Festival plaatsgevonden in Giessen en is het tot ongeregeldheden gekomen waarbij tijdens een bestorming van het festival door aanhangers van de Brigade Nhamedu meer dan 26 politiemedewerkers gewond zijn geraakt.
Naar aanleiding van dit verzoek is het openbaar ministerie de strafvervolging gestart en wordt verdachte verweten dat hij zich toen in die live stream heeft schuldig gemaakt aan opruiing.
4.4.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte van het hem tenlastegelegde moet worden vrijgesproken vanwege het ontbreken van een opruiend karakter van de uitspraken. Bovendien worden nergens de aanhangers opgeroepen iets te doen zodat er geen sprake is van het aanzetten van anderen tot het plegen van geweld of strafbare feiten.
4.4.3.
Bewijsmiddelen [1]
Spanningen binnen de Eritrese gemeenschap
Tegenstellingen tussen verschillende migratiegolven veroorzaken ernstige spanningen binnen de Eritrese gemeenschap in Nederland en elders in Europa. De Brigade Nhamedu en de Eritrean Bright Future Movement zijn twee bewegingen die fel tegenstander zijn van het huidige Eritrese regime en die regelmatig samen optrekken bij protesten tegen evenementen en feesten die door aanhangers van het regime worden georganiseerd. Deze protesten zijn de laatste jaren regelmatig uit de hand gelopen. Zo waren leden van de Brigade Nhamedu en Eritrean Bright Future Movement aanwezig bij rellen die ontstonden voor en tijdens Eritrese festivals in Giessen in 2022 en in Rijswijk mei 2023. [2]
Livestream
De livestream op 6 juni 2023 op YouTube begon om 18.00 uur en duurde ongeveer 1 uur en 58 minuten. Het werd gefilmd als een schermopname met de software "Camtasia". De live commentaren (rechts van de stream) werden ook gefilmd. Het bestand was ten tijde van het Duitse politieonderzoek beschikbaar op YouTube en is door de Duitse politie gedownload en opgeslagen. [3] Tijdens het online gesprek in de taal Tigrinya was " [bijnaam 1] " verbonden via video. Hij droeg een T-shirt met het logo van de Brigade Nhamedu erop. [4] De tekst is door de Duitse politie vertaald. Blijkens die vertaalde tekst zijn onder meer de volgende passages door [bijnaam 1] in het interview gezegd:
“We moeten twee soorten activiteiten ontwikkelen en dit zijn onze plannen: Plan A. We moeten het schriftelijk verklaren. We moeten iedereen vertellen dat dit festival niet mag doorgaan. Als dat lukt, is dat goed. Maar als het festival doorgaat, dan hebben we plan B. Dit is een kwestie van leven en niet leven. Degenen die onze rechten schenden, onze doelen laten ontsporen en hier ronddansen in naam van onafhankelijkheid, degenen die ons beledigen en misbruiken. Zij die hier het regime vertegenwoordigen. Dit is een actie tegen ons leven en we moeten ons leven verdedigen. Dus moeten we in staat zijn onszelf te kunnen verdedigen. Het maakt niet uit hoe, legaal of met geweld.”
“Als ik zeg, dat we geweld zullen gebruiken, dan is dat niet omdat ik van geweld houd, maar omdat ik ertoe gedwongen ben. Als we hier hebben gevraagd om onze rechten te accepteren, maar we worden geïgnoreerd en de slaven van het regime mogen hun festival houden, dan kunnen we niet anders dan bereid zijn om offers te brengen en te vechten. In de komende 3 maanden, waar dan ook, in Duitsland, Noorwegen, Denemarken of waar dan ook, moeten we bereid zijn om offers te brengen en te vechten. Het is een kwestie van tijd om overal bereid te zijn om offers te brengen. Deze brigade is er klaar voor. Internationaal, overal.”
“Als Duitsland en Giessen zoiets toestaan, moet het duidelijk zijn dat onze brigade voor 99% klaar is om te vechten.”
“Ik wil van deze gelegenheid gebruik maken om jullie te vertellen dat we met geweld de nodige actie zullen ondernemen. Iets anders heeft geen zin. Wanneer jullie komen, zullen we elkaar ter plekke zien. Het probleem dat we hebben is dat de confrontatie niet met jullie is, maar met de politie.”
“Ons probleem is de politie. Als we alleen met onze vijanden waren, zou het een eenvoudige zaak zijn.” [5]
Tegen het einde van de livestream is door " [bijnaam 1] " verzocht om financiële steun. Het geld zou naar alle supporters moeten gaan die gewond raken op het festival, om welke manier dan ook schade lijden of ook rechtsbijstand nodig hebben. Circa 2.000 mensen hebben de live stream live meegekeken en op 23 juni 2023 heeft de uitzending zo’n 28.000 views. [6]
Tijdens zijn verhoor op 18 april 2024 heeft de politie de verdachte geconfronteerd met deze uitzending en hem voorgehouden dat de Duitse politie hem beschouwt als [bijnaam 1] . Hierop heeft de verdachte geantwoord “geen commentaar”. Vervolgens zijn hem onder meer twee screenshots getoond met de vraag of hij daarop zichtbaar is. Daarop heeft hij verklaard dat niet te zijn. Tijdens zijn politieverhoor op 18 augustus 2023 toen hij werd verhoord in het kader van de zogenoemde Utrechtse zaak heeft de verdachte verklaard dat hij zijn volk vertegenwoordigt, actief is op social media en langs die weg de strijd probeert aan te gaan. Hij heeft in dat verhoor ook verklaard over een plan A (het doen van meldingen aan de politie) en als dat niet helpt dat een andere route kan worden gehanteerd. Verdachte heeft voorts verklaard actief te zijn op TikTok en dat zijn gebruikersnaam “ [bijnaam 1] ” is. Tijdens zijn verhoor bij de politie op oktober 2023 heeft de verdachte herhaald op sociale media bekend te zijn als [bijnaam 1] . [7]
Ter terechtzitting van 12 augustus 2024 heeft de verdachte op vragen van de rechtbank of hij op 6 juni 2023 via YouTube een interview heeft gegeven verklaard dat niemand hem kan verbieden in de media te verschijnen en dat hij het is die te zien is op een screenshot dat zich in het dossier bevindt. Plan A was het op vreedzame en wettelijke manier stopzetten van het festival. Zou dat niet lukken dan zou het festival op andere wijze moeten worden stopgezet. [8]
4.4.4.
Bewijsoverwegingen
Neemt de verdachte deel aan het YouTube interview?
De rechtbank stelt vast dat het betreffende interview dat is uitgezonden via YouTube door de Duitse opsporingsautoriteiten is opgeslagen en bij het dossier is gevoegd. Voorts bevindt zich bij de stukken de vertaling van een door de Duitse autoriteiten beëdigde tolk. De rechtbank heeft de verdachte ter terechtzitting de beelden getoond en verdachte heeft daarop verklaard dat hij op de beelden te zien is.
Juridisch kader van opruiing
In artikel 131 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is opruiing tot enig strafbaar feit of tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag strafbaar gesteld. Het belang van strafbaarstelling van opruiing is blijkens de opname van het artikel in Titel V van het Wetboek van Strafrecht gelegen in de bescherming van de openbare orde. Voor een bewezenverklaring van opruiing moet sprake zijn van het met opzet proberen om anderen een feit te laten plegen dat als strafbaar feit kan worden beschouwd of om anderen te bewegen tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag. Verder is vereist dat deze uitlatingen in het openbaar en mondeling of bij geschrift of afbeelding zijn gedaan. Of sprake is van opruiende uitlatingen hangt onder meer af van de bewoordingen waarin de uitlatingen zijn gesteld, de kennelijke bedoeling van de uitlatingen, de context waarin de uitlatingen zijn gedaan, de plaats waar en de gelegenheid waarbij de uitlating werd gedaan alsmede de doelgroep tot wie de uitlating kennelijk was gericht.
Voor opruiing is niet vereist dat de opruier wist dat hij opriep tot een feit dat strafbaar is. Ook is niet vereist dat degene tot wie de aansporing is gericht wist dat het feit waartoe wordt opgeruid strafbaar is. Niet beslissend is of iemand zich tot het feit aangezet voelt, maar of de uitingen zodanig zijn dat iemand erdoor tot dat feit gebracht zou kunnen worden. Ook beïnvloeding op indirecte wijze kan opruiend zijn, namelijk als met bepaalde uitingen wordt beoogd de geesten rijp te maken voor strafbaar handelen. De bedoeling moet zijn daartoe op het gemoed te werken van diegene die er vatbaar voor is.
De context waarbinnen de uitlatingen zijn gedaan
Niet ter discussie staat dat de in de tenlastelegging opgenomen passages uit het interview dat de verdachte heeft gegeven via YouTube en dat door velen is gezien, zijn gedaan in de context van de spanningen die bestaan binnen de Eritrese gemeenschap. Die spanningen worden veroorzaakt door politieke tegenstellingen tussen enerzijds groeperingen die voorstander zijn van het huidige Eritrese regime en anderzijds groeperingen die tegenstander zijn van dat regime. Sinds een aantal jaren breekt daarbij ook regelmatig tussen deze groeperingen geweld uit tijdens Eritrese festivals in Nederland, maar ook in andere (Europese) landen zoals in dit geval in Duitsland. In augustus 2022 zijn in Giessen ongeregeldheden uitgebroken toen voorstanders van het regime een Eritrea festival organiseerden en naar aanleiding waarvan het festival werd afgelast. In juli 2023 zou in hetzelfde Giessen wederom een Eritrea festival worden georganiseerd door voorstanders van het regime. Dit festival heeft geleid tot gewelddadigheden. De uitlatingen zijn dus gedaan in een lopend conflict tussen de voor- en tegenstanders van het regime, waarbij spanningen hoog oplopen en geweldpleging aan de orde is.
Opruiend karakter
De ten laste gelegde uitingen van de verdachte, gedaan in een live stream die is gevolgd door zo’n tweeduizend mensen, maar naderhand nog eens door duizenden mensen is bekeken, hebben onmiskenbaar ten doel gehad Eritrea-festivals overal in Europa en in het bijzonder het festival dat in juli 2023 in Giessen zou worden georganiseerd te voorkomen. De verdachte roept daarbij niet alleen op tot het plegen van geweld als plan A – het voorkomen van het festival op vreedzame wijze – niet zou leiden tot het gewenste resultaat. Hij biedt ook een rechtvaardiging voor het opgeroepen geweld door het te bestempelen als zelfverdediging en te stellen dat het een plicht is voor leden van de brigade om je te verdedigen. Verdachte refereert met goedkeurende woorden naar eerdere gewelddadigheden en roept op om te vechten. De politie wordt bestempeld als probleem en tegenstander. Deze uitlatingen zijn op te vatten als een aanmoediging om geweld te gebruiken en missen naar het oordeel van de rechtbank ieder door de raadsvrouw aangeduid beschouwend karakter. Het moge zo zijn dat deels het bestuur en de organisatoren van het festival worden aangesproken, maar de uitlatingen zijn tegelijkertijd gericht tot tegenstanders van het regime en kunnen worden opgevat als aanmoediging om tot gewelddadigheden over te gaan als het festival niet wordt verboden.
Conclusie
Gelet op het voorgaande kan het tenlastegelegde wettig en overtuigend worden bewezenverklaard.
Kwalificatieverweer
Voor zover de verdediging ook in het kader van een kwalificatieverweer een beroep heeft willen doen op de vrijheid van meningsuiting, overweegt de rechtbank als volgt.
Het door artikel 10 EVRM beschermde recht op vrijheid van meningsuiting is een zeer belangrijke verworvenheid in een democratische samenleving. Het geeft een ieder in beginsel het recht in vrijheid uiting te geven aan zijn of haar (al dan niet politieke) opvattingen. Echter, evenals andere door het EVRM gewaarborgde vrijheden, is de vrijheid van meningsuiting niet absoluut. Ingevolge het tweede lid van artikel 10 EVRM kan de overheid bepaalde voorwaarden, restricties of sancties opleggen en dusdoende de uitoefening van de vrijheid van meningsuiting beperken. Beperking van dit grondrecht is alleen toegestaan indien deze (i) bij wet is voorzien, (ii) een geoorloofd doel dient en (iii) noodzakelijk is in een democratische samenleving. Uit de Europese jurisprudentie kan worden afgeleid dat “noodzakelijk” inhoudt: een dringende maatschappelijke noodzaak (“a pressing social need”) voor de beperking waarbij aan de lidstaten een zekere vrijheid toekomt bij de waardering van die noodzaak. Bij die waardering moet een afweging worden gemaakt tussen het fundamentele belang van de vrijheid van meningsuiting (het individuele grondrecht) en het fundamentele belang van bescherming van de democratische rechtsstaat (het algemene fundamentele maatschappelijke belang). Een aanvaardbare beperking van deze vrijheid dient in ieder geval te voldoen aan eisen van proportionaliteit en de daarvoor aangevoerde redenen moeten “relevant and sufficient” zijn. Tegen deze achtergrond is de vraag in hoeverre de overheid gerechtigd is een inbreuk te maken op het grondrecht niet in algemene zin te beantwoorden, maar zullen naast de letterlijke betekenis van de uiting of boodschap, de omstandigheden van het geval uitsluitsel moeten geven. Enerzijds dient juist een evenwicht te worden gevonden tussen alle in geding zijnde, door het EVRM beschermde rechten en vrijheden, en anderzijds dient gewicht te worden toegekend aan de wisselwerking tussen de aard van de uitlating en het mogelijke effect dat die uitlating sorteert, alsmede aan de context waarbinnen een dergelijke uitlating is gedaan.
Aan de onder (i) en (ii) genoemde voorwaarden is voldaan. De strafbaarstelling van opruiing is bij wet voorzien en dient een legitiem doel. Immers de strafbaarstelling van opruiing is bedoeld om te voorkomen dat anderen worden aangezet tot het plegen van strafbare feiten en ter bescherming van de openbare orde waarbij in dit geval niet afdoet dat het gaat om de openbare orde in Duitsland.
Ook aan het onder (iii) opgenomen vereiste dat de beperking van het grondrecht van de verdachte in een democratische samenleving noodzakelijk is, is voldaan. Daarbij weegt de rechtbank de aard, de context en het effect van de uitlating mee.
De verdachte heeft de uitlatingen gedaan op YouTube en binnen de context van het jarenlange conflict tussen voor- en tegenstanders van het Eritrese regime waarbij ook de overheden in Europa als tegenstander worden bestempeld als festiviteiten georganiseerd door de voorstanders van het regime niet worden verboden. Gelet op deze context en gezien de aard van de uitlatingen, namelijk het oproepen tot gewelddadigheden is de rechtbank van oordeel dat de uitlatingen niet kunnen worden opgevat als te zijn bedoeld om een publiek debat op gang te brengen of daaraan bij te dragen. Het oproepen tot het gebruik van geweld is zodanig in strijd met de uitgangspunten van een democratie dat er een dwingende maatschappelijke noodzaak bestaat om de verdachte in zijn recht op vrijheid van meningsuiting te beperken. Er is geen minder ingrijpend middel denkbaar om dat doel (het voorkomen van een strafbaar feit) te bereiken. Die beperking is daarmee ook proportioneel.
Aldus komt de rechtbank tot de conclusie dat de inbreuk op het recht op vrijheid van meningsuiting van de verdachte gerechtvaardigd is en dat deze niet in strijd is met artikel 10 EVRM. Een veroordeling voor het bewezen verklaarde handelen is naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet in strijd met voornoemde verdragsbepaling.
4.5.
Dagvaarding II (parketnummer 16/206931-23)
4.5.1.
Bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer 230819.1044.2460, van de politie eenheid Midden-Nederland, district Stad-Utrecht (doorgenummerd pagina 1 t/m 68).
1. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 17 augustus 2023, voor zover inhoudende (p. 6):
Ik, verbalisant [verbalisant 1] , verklaar het volgende:
Op 11 augustus 2023 ontving ik van [naam 2] informatie over een mogelijke aanval op de Eritrese ambassade gevestigd in Den Haag. De aanval zou worden voorbereid door Brigade Nhamedu die onder leiding staat van [de verdachte] , bijnaam [bijnaam 1] .
Op 13 augustus 2023 ontving ik van [naam 2] via een bericht via WhatsApp. Ik bekeek het filmpje. Ik zag [de verdachte] voor een lichtblauwe achtergrond op het beginscherm staan. Ik speelde de film af en hoorde [de verdachte] spreken in het Tigrinya.
Omdat ik de taal Tigrinya niet machtig ben, heb ik [naam 2] om verduidelijking
gevraagd. [naam 2] gaf aan dat het filmpje rondgaat op TikTok. Het wordt verspreid via TikTok-account @ [accountnaam 2] . Dit is het account van [de verdachte] . Het account heeft 25,1K aan volgers. De strekking van het verhaal van [de verdachte] in het filmpje is dat hij oproept om de ambassade van Eritrea aan te vallen.
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 17 augustus 2023, voor zover inhoudende (p. 8):
Op 15 augustus 2023 was ik belast met mijn werkzaamheden als Operationeel Expert binnen de intelcel CTER (Contra Terrorisme Extremisme Radicalisering). Tijdens mijn dagelijkse werkzaamheden ontvingen wij, afdeling intelcel CTER, een verwijzing naar een TikTok-filmpje vanuit de politie eenheid Den Haag. Dit filmpje was reeds ontvangen door de wijkagent van een persoon genaamd [naam 2] .
Door de intelcel CTER is een onderzoek gestart naar zowel de inhoud als de herkomst van het filmpje. Bij het zien van het filmpje werd direct duidelijk dat de persoon welke zichtbaar was de volgende betrof: [de verdachte] , geboren [geboortedag] 1975 te [geboorteplaats] (Eritrea). Het account waarvan dit bericht afkomstig was, is ons bekend. Wij als intelcel CTER herkennen dit account sinds 31 juli 2023 als het account van [de verdachte] . In het filmpje wordt gesproken in een taal die wij niet machtig zijn. Wij weten dat de taal die gesproken wordt Tigrinya is.
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 17 augustus 2023, voor zover inhoudende (p. 9):
Op 15 augustus 2023 werd mij verzocht een filmpje te laten vertalen door een Eritrese tolk. De tolk heeft de onderstaande vertaling woordelijk aan mij doorgegeven:
Hgdef/pfdj zoekt toevlucht in de kerk. Het doel moet zijn om ze te verdoezelen en te vernietigen. Als je de diplomaten van de ambassade tegenkomt hang ze dan aan een boom, snij hun hoofd af en lever ze aan de Duitse hyena's. Excuus dat ze diplomaten zijn dat werkt niet bij ons. Als we ze vinden of tegenkomen we zullen ze vernederen.
lk vroeg aan de tolk wat Hgdef/pfdj betekende. De tolk gaf aan dat met Hgdef/pfdj de aanhangers van het regime worden bedoeld.
4. Het proces-verbaal verhoor van verdachte, opgemaakt op 18 augustus 2023, voor zover inhoudende (p. 50, 52, 54 en 55):
V: Van welk sociale media maakt u gebruik?
A: Alleen TikTok.
V: Wat zijn uw gebruikersnamen?
A: Die zijn bij u bekend, maar als u het graag wil weten is het [bijnaam 1] .
V: Gebruikt u die accounts alleen?
A: lk ben de enige die daarvan gebruik maakt als gespreksvoerder.
V: Onder welke naam staat u bij mensen bekend?
A: [bijnaam 1]
V: U vertelde net dat u een soort van leider bent. Waar bent u dan leider van?
A: Op mondiaal niveau worden jongeren die moedig opstaan tegen het heersende regime genaamd Berged Nhamedu.
V: Waar bent u dan de leider van?
A: Ik ben de leider van Berged Nhamedu.
O: Afgelopen week is er een filmpje verschenen op het TikTok account [bijnaam 1] . Een screenshot wordt getoond aan de verdachte.
V: Is dit uw account en bent u dit?
A: Ja
V: Wat u allemaal zegt is vertaald. Een kort gedeelte van de vertaling is dit:
Hgdef/pfdj zoekt toevlucht in de kerk. Het doel moet zijn om ze te verdoezelen en te vernietigen. Als je de diplomaten van de ambassade tegenkomt hang ze dan aan een boom, snij hun hoofd af en lever ze aan de Duitse hyena's. Excuus dat ze diplomaten zijn dat werkt niet bij ons. Als we ze vinden of tegenkomen we zullen ze vernederen.Wat is uw verklaring hierop?
A: Ja dit is sociale media. Dit is propaganda.
V: Wat wordt bedoeld met Hgdef/pfdj in het filmpje?
A: Dat zijn mijn vijanden.
V: Dit klinkt alsof u mensen aanzet tot geweld. Dit is dus opruiing. Wat is uw verklaring hierop?
A: Zoals zij ons bedreigen hebben wij ook het recht om hen ook te bedreigen.
4.5.2.
Bewijsoverwegingen
Uit bovenstaande bewijsmiddelen blijkt dat verbalisant [verbalisant 1] op 11 augustus 2023 informatie over een aanval op de Eritrese ambassade van [naam 2] (hierna: [naam 2] ) heeft ontvangen. Op 13 augustus 2013 heeft zij van [naam 2] een WhatsApp-bericht met een filmpje ontvangen. Het is een filmpje waarop de verdachte te zien is die spreekt in het Tigrinya. Later heeft [naam 2] aan deze verbalisant uitgelegd dat dit filmpje rondgaat op TikTok. Het filmpje is aangeboden aan de Districtsrecherche Stad Utrecht om het te laten vertalen. Dat is vervolgens gedaan. De vertaling bevat de tekst van de tenlastelegging. Bij het proces-verbaal over de vertaling is een screenshot van het betreffende filmpje gevoegd. Deze foto is aan de verdachte getoond in een verhoor bij de politie, waarna hij heeft verklaard dat dit zijn account is, dat hij dit is, dat dit sociale media is, dat dit propaganda is, dat Hgdef/pfdj zijn vijanden zijn en: ‘zoals zij ons bedreigen hebben wij ook het recht om hen te bedreigen’.
Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam dat de verdachte een voor anderen te raadplegen filmpje heeft geplaatst waarin de - evident opruiende - woorden van de tenlastelegging worden geuit. Daarmee acht de rechtbank het feit wettig en overtuigend bewezen.
Aan het bovenstaande doet niet af dat het betreffende filmpje bij onderzoek naar het TikTok-account (@ [accountnaam 2] ) waarmee dit volgens de melder zou zijn verspreid niet is aangetroffen en dat het TikTok-account ( [accountnaam 3] ) waarop het zou zijn geplaatst niet meer raadpleegbaar is.
4.6.
Dagvaarding I (parketnummer 09/061391-24) [9]
4.6.1.
Inleiding
Op 17 februari 2024 hebben ongeregeldheden plaatsgevonden bij het Opera Zalencentrum aan de Fruitweg in Den Haag (hierna ook: het zalencentrum). In het zalencentrum vond op deze datum een bijeenkomst plaats die werd georganiseerd door de Federatie Eritrese Gemeenschappen in Nederland. Deze federatie vertegenwoordigt met name Eritreeërs die vóór het eind van de Onafhankelijkheidsoorlog (1961-1991) naar Nederland vluchtten en vaak aanhanger zijn van het huidige regime in Eritrea. In het zalencentrum, waar ook twee andere bijeenkomsten plaatsvonden, waren in totaal ongeveer 1.500 mensen aanwezig.
Hoewel de locatie van de Eritrese bijeenkomst geheim was gehouden, hebben tegenstanders van het Eritrese regime, die ook tegen de bijeenkomst waren, achterhaald waar deze plaatsvond. Terwijl deelnemers aan de bijeenkomst rond 16.00 uur bij het zalencentrum arriveerden, werd daar ook een aantal tegenstanders van het Eritrese regime gesignaleerd. In korte tijd zwol dat aantal aan.
Vanaf 16.45 uur werden politieagenten, die ter bescherming van het zalencentrum aanwezig waren, met stenen bekogeld. Politie en Mobiele Eenheid (hierna: ME) zagen zich uiteindelijk geconfronteerd met 300 tegenstanders die het zalencentrum probeerden binnen te komen. Er ontwikkelden zich daarbij ernstige gewelddadigheden. Omstreeks 18.30 uur werd de ME uit Rotterdam verzocht om met spoed bijstand te verlenen aan de ME uit Den Haag. Ternauwernood kon worden voorkomen dat de tegenstanders het zalencentrum binnenkwamen. Omstreeks 19.20 uur leek de situatie toch onhoudbaar te worden en stonden de tegenstanders op het punt om het zalencentrum binnen te dringen.
Uiteindelijk wisten politie en ME de tegendemonstranten te verdrijven. Na 21.30 uur keerde op de Fruitweg de rust terug. Rond 22.30 uur konden de aanwezigen in het zalencentrum, onder politiebegeleiding, in bussen vertrekken. Bij het zalencentrum en in de omgeving van de Fruitweg bleef een spoor van vernielingen achter.
De verdachte wordt – kort gezegd – ervan verdacht dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het in vereniging plegen van openlijk geweld tegen personen en goederen op 17 februari 2024 bij het Opera Zalencentrum (feit 2), het medeplegen van opzettelijk brand stichten aan een bus toebehorende aan [bedrijfsnaam 1] B.V. (feit 1) en het na de ongeregeldheden in het openbaar en mondeling opruien tot enig strafbaar feit of gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag (feit 3).
4.6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de verdachte ontkent dat hij aanwezig is geweest bij de ten laste gelegde geweldhandelingen en dat hij zichzelf niet herkent op de camerabeelden. De raadsvrouw heeft bepleit dat de herkenning op basis van de kleding onvoldoende specifiek en sterk is om te kunnen stellen dat het de verdachte is geweest die bij de openlijke geweldpleging en brandstichting betrokken is geweest. Daarnaast kan volgens de raadsvrouw met betrekking tot het openlijke geweld het bestanddeel ‘in vereniging’ niet worden bewezen en kan bij de brandstichting het medeplegen niet worden bewezen, omdat degene op de beelden die als de verdachte wordt herkend niet actief betrokken is bij de brandstichting. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht om vrijspraak van de volgende onderdelen van het tenlastegelegde:
- het plegen van geweld tegen politieambtenaren en/of brandweerpersoneel en/of journalisten en/of fotografen en/of personen in het zalencentrum Opera;
- het bestormen en/of te proberen binnen te dringen van zalencentrum Opera door (met meerdere personen tegelijk) op de politie en/of het zalencentrum Opera af te (gaan) rennen en/of te proberen zich door de linies van de politie heen te dringen en/of
- (...) het gooien van fietsen en/of straatmeubilair en/of vuurwerk en/of brandend/brandbaar materiaal en/of meerdere andere voorwerpen naar voornoemde personen en/of goederen.
Ten aanzien van de opruiing heeft zij zich op het standpunt gesteld dat de uitspraken die de verdachte heeft gedaan niet als opruiend zijn te kwalificeren. Zij heeft aangevoerd dat de tekst bijna uitsluitend betrekking heeft op de verleden tijd, op gebeurtenissen die reeds hebben plaatsgevonden en dat daarmee ook direct het doel en de strekking van de toespraak duidelijk zijn, namelijk het houden van een afsluitende toespraak als een soort evaluatie.
4.6.3.
Brandstichting (feit 1) en openlijke geweldpleging (feit 2)
4.6.3.1. Bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna weergegeven de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Aangezien feiten 1 en 2 nauw met elkaar samenhangen, zal de rechtbank de bewijsmiddelen die voor deze feiten van belang zijn, tezamen bespreken. De rechtbank heeft de inhoud van de gebruikte bewijsmiddelen, elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Ongeregeldheden 17 februari 2024
Voorafgaand aan de bijeenkomst in het zalencentrum aan de Fruitweg in Den Haag, is door tegenstanders van het regime in Eritrea op TikTok een video (livestream) geplaatst. Daarin is opgeroepen te demonstreren tegen de bijeenkomst om deze te laten stoppen. De locatie van de bijeenkomst was op dat moment niet bekend. [10] Op de dag van de bijeenkomst zijn tegenstanders van het regime bekend geraakt met de locatie en is deze gedeeld via sociale media.
Op 17 februari 2024 verzamelde zich in de omgeving van het zalencentrum een groot aantal personen van Eritrese afkomst. Een aantal van hen was bij aankomst gewapend met stokken en andere slagwapens. [11] Politieagenten die ter plaatse waren, verzochten rond 16.45 uur om versterking door de ME, omdat politieagenten met stenen werden bekogeld. Het aantal aanwezige tegenstanders groeide intussen. [12]
Toen de eerste leden van de ME arriveerden werden meerdere slagwapens, waaronder honkbalknuppels en metalen staven, onder diverse auto’s aangetroffen. [13] Toen rond 17.15 uur twee politiebikers een aanhouding wilden verrichten, sloeg de sfeer om. Zij werden belaagd door de tegenstanders en moesten door de ME worden ontzet. Dit was het moment dat de groepen rondom het zalencentrum niet meer aanspreekbaar waren en dat de sfeer grimmig en gespannen werd. Omstreeks 17.45 uur waren er ruim 300 mensen aanwezig die meerdere malen het zalencentrum probeerden binnen te komen. Daarbij werd geweld tegen politieagenten gebruikt. Dit geweld bestond uit het gooien van stenen en brandbaar materiaal. Een aantal tegenstanders droeg dikke stokken en had messen bij zich. Ook werd tijdens de ongeregeldheden met vuurwerk gegooid. [14]
Politieagenten hebben meerdere malen voor het zalencentrum een linie gevormd, waarbij tegenstanders telkens naar de linie liepen en stenen naar de politie gooiden. [15] De ME kreeg onder andere de opdracht om dynamisch op te treden: met het voertuig een groep benaderen, uitstappen, vegen en weer instappen. Dit is meerdere keren gedaan op meerdere locaties rondom het zalencentrum. Tijdens dit optreden werd de ME belaagd. [16] Dynamisch optreden had als doel om de tegenstanders uit elkaar te drijven. [17] Vervolgens is geprobeerd met het gehele peloton van de politie de grote groep tegenstanders weg te drijven in de richting van de Parallelweg. Om dit voor elkaar te krijgen heeft om 18.17 uur verbalisant Temsani-Balm de eenheden die gepositioneerd stonden op Fruitweg het commando gegeven voorwaarts te gaan om in één grote linie te bewegen richting de Parallelweg. Het geweld dat werd gebruikt door de grote groep tegen de ME was groot en de druk op de gevormde linie was op een gegeven moment niet meer houdbaar. Hierop werd door een groep hondengeleiders een charge door de linie gedaan, teneinde de druk op de linie van de ME te doen afnemen. De tegenstanders bleven met stenen en fietsen gooien; ijzeren palen werden uit de grond getrokken. [18] De tegenstanders maakten met slagvoorwerpen slaande bewegingen naar de politie. Politieagenten gebruikten pepperspray om hen op afstand te houden. [19] Tegenstanders hebben ook brandend materiaal onder een politievoertuig gegooid. [20]
Om 18.51 uur stond op de rotonde op de Fruitweg een politievoertuig in brand en om 19.06 uur stond een dienstvoertuig naast het zalencentrum in brand. Om 19.13 uur sloeg deze brand over op het zalencentrum, [21] waarna de voorzijde van het zalencentrum in brand stond. [22] De ramen van dat pand barstten. [23] Toen twee brandweervoertuigen bij het zalencentrum arriveerden om de brand te blussen, werden de brandweerlieden direct belaagd met stenen. Zij konden hierdoor hun werkzaamheden niet verrichten. [24] Verbalisant [verbalisant 2] bevond zich tijdens de ongeregeldheden in het zalencentrum en hoorde via de portofoons dat er versterking werd gevraagd van de ME uit Rotterdam. Hij zag dat er een schittering van vlammen was en hoorde via portofoons dat de bus die stond geparkeerd langs de gevel van het zalencentrum in brand stond. De bus stond zo dicht op de gevel geparkeerd dat vlammen en rook naar binnen sloegen bij het zalencentrum in een zaal waar mensen waren. Hier brak paniek uit, mensen vielen flauw en er werd gegild. [25] Dit was rond 20.21 uur. [26]
Rond 19.00 uur waren de ongeregeldheden dus nog in volle gang. Een grote groep van ongeveer 200 personen, voorzien van slagwapens en stenen, keerde rond 19.05 uur terug naar de Fruitweg, waarbij het duidelijk was dat zij het zalencentrum wilden bestormen en binnendringen. [27] De ME heeft een cordon gevormd, met als doel het beschermen van het zalencentrum en de aanwezige burgers en politiemensen. De groep kwam steeds dichterbij en stak (dienst)voertuigen in brand. Vanwege het geweld kon de brandweer de voertuigen niet blussen. Rond 19.20 uur werd de druk op het cordon onhoudbaar en werd traangas ingezet. Toen de tegenstanders doorhadden dat het traangas op was, kwamen zij feller en gewelddadiger terug met de intentie om het zalencentrum binnen te dringen. De ME moest tot ongeveer 19.27 uur standhouden, waarbij de druk op en het extreem geweld tegen de politie en hulpverleners onverminderd doorgingen. Toen vanuit de eenheid Rotterdam nog een sectie aansloot in het cordon kon de groep worden weggedreven en konden verschillende branden (dicht bij gebouwen) worden geblust. [28]
Rond 19.57 uur werd door tegenstanders een touringcar in de brand gestoken op de Dynamostraat, nabij de ingang van de HTM-remise. Hierdoor raakten diverse auto's rondom deze touringcar eveneens in brand en liep het gebouw, waarnaast deze touringcar geparkeerd stond, groot gevaar om in brand te vliegen. [29] Tijdens het blussen van de touringcar werd de brandweer bekogeld met stenen. [30] Rond 20.31 uur is de brand bij de touringcar onder controle gekregen en rond 20.33 uur bewogen de groepen zich richting het Zuiderpark. Om 21.34 uur was het weer rustig op de Fruitweg en de Troelstrakade. [31]
Als gevolg van de hitte van voertuigbranden is op diverse plekken het wegdek beschadigd. Ook zijn er trottoirtegels losgetrokken om ermee te gooien. [32] De schade aan politievoertuigen bestond uit lakschade, kapotte ramen, lekke banden en gaten in de flanken. [33] Enkele voertuigen waren helemaal uitgebrand. [34] Bij het tankstation AVIA, gelegen aan de Fruitweg, zijn vernielingen aangericht. [35] Geparkeerde personenauto’s zijn beschadigd geraakt [36] of geheel uitgebrand. [37] Ook zijn auto’s van toevallige voorbijgangers bekogeld en beschadigd. [38]
Naast de eerder genoemde hulpverleners zijn een fotograaf [39] en een verslaggever belaagd. [40] Als gevolg van de ongeregeldheden en de veelheid aan stenen en voorwerpen die zijn gegooid, zijn tientallen politieagenten [41] en een verslaggever [42] gewond geraakt. De verwondingen bestonden uit blauwe plekken [43] , (schaaf)wonden, zwellingen [44] , verrekkingen [45] en kneuzingen. [46] Eén politieagent heeft een zenuwbeschadiging in de linkerhand opgelopen. [47] Een andere politieagent heeft een steen in het gezicht gekregen, waardoor de linker voortand is afgebroken en door de bovenlip is geschoten. [48]
Het handelen van de verdachte
Verbalisant [verbalisant 3] heeft camerabeelden van 17 februari 2024 in de directe omgeving van het zalencentrum bekeken en geanalyseerd. De verbalisant heeft specifiek gekeken naar de aanwezigheid van de verdachte [de verdachte] . De verbalisant heeft de verdachte na zijn aanhouding gehoord. De verbalisant zag op diverse beelden de verdachte en hij zag dat de verdachte een zwarte jas, een camouflagebroek en witte sportschoenen droeg.
Op beelden afkomstig van de Groenteweg in Den Haag om 17.44 uur is de verdachte herkend. De verbalisant heeft op deze beelden gezien dat de verdachte stenen uit het trottoir pakt. Hierna is te zien dat hij een steen voor zich op de grond gooit om de steen kleiner te maken. Vervolgens is zichtbaar dat de verdachte een steen met kracht gooit in de richting van de Fruitweg in Den Haag. Daar lopen op dat moment agenten van de ME. Na het gooien van de steen gaf de verdachte middels armgebaren andere medestanders instructies. Daarna begaf hij zich samen met medestanders naar de overzijde van de straat waar hij samen met de medestanders agenten belaagde.
Op de beelden afkomstig van Coffeeshop Hollywood vanaf 17.49 uur tot en met 17.50 uur is zichtbaar dat de verdachte zich bevindt in een groep medestanders die op de Fruitweg door de ME wordt teruggestuurd in de richting van de Parallelweg. Zichtbaar is dat de verdachte de groep personen instructies geeft door middel van armgebaren. Ook is zichtbaar dat de groep medestanders reageert op de instructies van de verdachte; nadat de groep medestanders door de verdachte wordt aangesproken keren zij zich wederom tegen de daar aanwezige ME.
Op de beelden afkomstig van de Gemeente Den Haag vanaf 19.07 uur tot en met 19.43 uur is te zien dat de verdachte zich samen met medestanders bevindt in de omgeving van een touringcar op de Dynamostraat. Zichtbaar is dat de verdachte samen met medestanders naast het linker voorwiel van de touringcar staat. Er verschijnen vlammen bij het linker voorwiel.
Op een foto afkomstig van Regio 15 is de verdachte om 19.57 uur zichtbaar ter hoogte van de Gemeente Den Haag op de Fruitweg. [49]
Brandstichting bus
Tijdens de ongeregeldheden op 17 februari 2024 zijn vernielingen verricht aan een touringcar van [bedrijfsnaam 1] . De touringcar is uiteindelijk in vlammen opgegaan en volledig uitgebrand. De bus is total loss verklaard. [50] Doordat de touringcar door de hitte en het vuur is aangetast was alleen het metalen geraamte nog zichtbaar. Als gevolg van de hitte en het vuur van de brand aan de touringcar is ook andere schade ontstaan, namelijk:
- brandschade aan geparkeerde voertuigen aan de voorzijde van de touringcar;
- brandschade aan drie geparkeerde voertuigen, op de parkeerplaats van een meubelzaak;
- brandschade aan de gevel van die meubelzaak;
- roetschade aan het meubelassortiment;
- brandschade aan de omheining van de HTM-bus remise;
- brandschade aan verkeersborden en het trottoir van de Gemeente Den Haag;
- brandschade aan de gevel van het gebouw van de Gemeente Den Haag. [51]
Verbalisant [verbalisant 3] heeft op beelden van Tankstation Avia, gelegen aan de Fruitweg, gezien dat de verdachte om 18.50 uur samen met een ander persoon aanwezig was. De verdachte had een jerrycan in zijn rechterhand. [52] Die andere persoon, [naam 3] , is op 25 juni 2024 bij de politie gehoord en bevraagd over dit moment. Aan hem is een screenshot van deze beelden getoond. [naam 3] heeft verklaard dat de persoon met de jerrycan [bijnaam 1] is. [naam 3] ziet op de camerabeelden dat hij de opening van de brandstofslang in de jerrycan, die [bijnaam 1] vast heeft, stopt om de jerrycan met brandstof te vullen. [53]
Verbalisant Veldhuizen heeft eveneens camerabeelden van 17 februari 2024 binnen een straal van één kilometer vanaf het zalencentrum bekeken en geanalyseerd. De verbalisant heeft op de beelden van de HTM waargenomen dat de verdachte [de verdachte] om 19.15 uur in beeld komt lopen. Hij loopt naar een aantal mensen die ter hoogte van de geparkeerde voertuigen bij de HTM staan. Dit is schuin naast de geparkeerde touringcar. De verdachte loopt heen en weer bij de touringcar. Om hem heen lopen ongeveer vijf andere mannen. De verdachte wijst van links naar rechts, waarop de groep de aangewezen richting op gaat. Even later staat de verdachte naast een zwarte personenauto en wijst hij meerdere keren naar links en rechts. Tegelijkertijd haalt iemand de wieldop van de linker voorband van de geparkeerde touringcar. De verdachte loopt heen en weer in de richting van de touringcar. Ondertussen raapt een onbekend persoon een steen van de grond en gooit deze tegen de ruit van de touringcar. Kort daarop komt de verdachte weer in beeld, samen met de onbekende persoon en twee andere mannen. Op de beelden is te zien dat de verdachte een witte substantie op zijn gezicht heeft. Twee minuten later zitten twee mannen bij het wiel van de touringcar. Zij zijn bezig met een witte slang. De verdachte loopt in de richting van de mannen bij de touringcar en kijkt hun kant op. Beide mannen staan nog bij de wielkast van het linker voorwiel van de touringcar. Een van de mannen is met zijn rechterhand in de wielkast en maakt daar korte, krachtige prikkende bewegingen omhoog. De man lijkt aan de andere kant van de wielkast nogmaals prikkende bewegingen te maken en loopt daarna in de richting van de neus van de touringcar. Hierbij lijkt hij een kort langwerpig voorwerp in zijn
rechterhand te houden. Er komen meerdere mannen aangelopen, waarna de witte slang wordt overgegeven. Een persoon in een opvallende jas geeft een langwerpig voorwerp aan degene die daarvoor in de wielkast van de touringcar aan het prikken was. Een persoon met een grijze joggingbroek gooit een voorwerp naar de ruit aan de bestuurderskant van de touringcar. Even later loopt één van de mannen uit de groep tegenstanders met een langwerpig voorwerp in zijn hand. Hij loopt naar een omstander toe en gooit het voorwerp op de grond. Op dat moment komen daar vonken vanaf. Nadat hij met deze omstander heeft gesproken raapt hij het voorwerp weer op en loopt ermee naar het linker voorwiel van de touringcar. Hij gaat gehurkt zitten naast het linker voorwiel waarna een vlam is te zien bij het wiel. De man pakte de wieldop en plaatst dit over het vlammetje heen. De verdachte loopt twee minuten later naar de twee mannen bij de wieldop en kijkt om zich heen. Even later staat de verdachte bij zes mannen en maakt wijzende gebaren in de richting van de touringcar. Om 19.34 uur zijn er even geen tegenstanders in beeld, maar is wel te zien dat onder de wieldop bij het linker voorwiel bij de touringcar rook en brand ontwikkelt. Een omstander rent naar het linker voorwiel en schopt het brandend materiaal onder de bus vandaan en trapt het uit. Daarna komt degene die de brand heeft gesticht weer in beeld en is te zien dat hij het brandbare materiaal terug schopt richting het linker voorwiel van de touringcar. Een ander onbekend persoon komt aangelopen met een lang voorwerp en legt dit op het brandende materiaal. Het langwerpige voorwerp vat gelijk vlam, er zijn blauwe en oranje vlammen te zien vanaf het voorwerp. Om 19.41 uur komt de verdachte vanaf de richting van de rotonde op de Fruitweg aangelopen en loopt met de eerder genoemde man, die de brand bij het wiel aanstak, naar de touringcar. Beiden hurken bij het linker voorwiel. Het lijkt erop dat zij het vuur proberen aan te wakkeren. Er is namelijk te zien dat er af en toe meer vlammen vanaf de brand komen. Wanneer beiden weer op staan is een aanzienlijk grotere brand bij het wiel te zien. De verdachte loopt weg van de touringcar en loopt druk gebarend op toeschouwers af, die vervolgens omdraaien en weglopen. De verdachte raapt vervolgens een voorwerp op ter grootte en met de vorm van een baksteen. Even later wordt het vuur met een brandblusser geblust.
Vervolgens is te zien dat de verdachte en andere tegenstanders telkens in en uit beeld lopen en ook enige tijd naast de touringcar staan. Sommige personen verrichten enkele handelingen aan de touringcar en gooien stenen tegen de ruiten van de touringcar. Om 20.07 uur is te zien dat de verdachte weer in beeld komt en gebaren maakt in de richting van de tegenstanders die op dat moment ter hoogte van de neus van de touringcar staan. Vrijwel al deze personen draaien zich naar de verdachte toe en lijken te luisteren naar wat hij zegt. De verdachte en de andere personen lijken te overleggen, want er wordt namelijk door meerdere
mannen gewezen naar de bus. Achter elkaar gooien meerdere personen voorwerpen naar de ruiten van de touringcar. Om 20.09 uur hebben twee personen een voorwerp vast dat op een flesje lijkt met daaraan een bungelend stukje zwarte stof. Eén persoon kantelt het flesje voorzichtig, waarbij het stukje stof naar beneden hangt. Met deze handelingen lijkt
het erop dat er een stukje stof in een flesje met vermoedelijk brandbare stof is
gestopt en dat de persoon het flesje op zijn kant houdt om de vloeistof in het stuk stof te
laten lopen. De verdachte loopt enkele meters in de richting van de persoon met het flesje en lijkt tegen hem te praten. De persoon is naar de bestuurderskant van de touringcar gelopen. Op de grond naast de touringcar is duidelijk het glas te zien dat uit de ruit van de touringcar was geslagen. De persoon houdt een vlammetje bij het flesje met de doek, waarna er een flinke vlam opstijgt vanaf het flesje. Hij gooit het nu brandende flesje in de richting van de gebroken ruit aan de bestuurderszijde van de touringcar. Het flesje lijkt af te ketsen en valt op de grond. Hij raapt het flesje op en gooit het nogmaals in de richting van het gat in de ruit. Het flesje lijkt nu wel in de touringcar te zijn gevallen. De verdachte en deze personen wijzen beiden in de richting van de touringcar.
Als een van de laatsten loopt de verdachte achter andere tegenstanders in de richting van de rotonde op de Fruitweg. In de touringcar is er inmiddels een flinke brand ontstaan aan de voorzijde. De verdachte komt later nog een keer naar de brand kijken. [54] De rechtbank heeft waargenomen dat de persoon die op deze camerabeelden als de verdachte wordt aangeduid, dezelfde opvallende kleding en soortgelijke uiterlijke kenmerken heeft als de persoon die door verbalisant [verbalisant 3] op andere camerabeelden als de verdachte is herkend. [55]
Telefoon van de verdachte
Een telefoon die in de woning van de verdachte is aangetroffen, is in beslag genomen en onderzocht. Naar aanleiding van dit onderzoek is gebleken dat de verdachte de gebruiker is van de telefoon. De telefoon van verdachte is op zaterdag 17 februari 2024 van de omgeving Utrecht waar de verdachte woont, naar Amsterdam en uiteindelijk Den Haag verplaatst. De telefoon is op 17 februari 2024 vanaf 15.51 uur tot en met 20.04 uur in de omgeving van de Schilderswijk en het Vermeerkwartier in Den Haag geweest. De verdachte heeft op zowel 17 als 18 februari 2024 belverkeer gehad dat significant meer dan gebruikelijk was en buiten zijn reguliere patroon viel. De verdachte nam aan zeer veel chatgroepen deel en met name in één chatgroep was zeer veel chatverkeer met vragen over locaties. Uiteindelijk werd de locatie 'Opera zalencentrum' gedeeld. In meerdere chatgroepen en individuele chats werd de verdachte gefeliciteerd met zijn overwinning op 17 februari 2024 en werd aan de verdachte gevraagd hoe het met hem ging en of hij letsel had. In een groepschat waaraan de verdachte en twee andere personen deelnamen werd op 18 februari 2024 gesproken over de gebeurtenissen van de dag daarvoor en over het anders formuleren van uitspraken en dat de verdachte moet oppassen met wat hij op sociale media heeft gezet. De verdachte zegt onder andere: “
Maar alsof er geen politie was, hebben wij brandgesticht. Twee van hun auto’s zijn uitgebrand. Twee bussen waar de PFDJ mee zijn gekomen, hebben we in de as gelegd.” [56]
4.6.3.2. Bewijsoverwegingen
De rechtbank dient te beoordelen of de verdachte medepleger is van openlijk gepleegd geweld en, zo ja, voor welk gepleegd geweld hij strafrechtelijk aansprakelijk is.
Het beoordelingskader voor openlijke geweldpleging
Voor het in vereniging plegen van openlijk geweld moet sprake zijn van nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van het openlijk plegen van geweld tegen personen of goederen. Dat vergt dat de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. Daarbij kan van belang zijn dat openlijke geweldpleging in vereniging zich, gelet op de aard van het delict, in verschillende vormen kan voordoen. Er kan sprake zijn van evident nauw en bewust samenwerken, maar deze strafbaarstelling is ook toepasselijk op openlijk gepleegd geweld dat bestaat uit een meer diffuus samenstel van uiteenlopende tegen personen of goederen gerichte geweldshandelingen en dat plaatsvindt binnen een ongestructureerd, mogelijk spontaan, samenwerkingsverband met een eigen, soms moeilijk doorzichtige dynamiek. De vereiste nauwe en bewuste samenwerking kan dus bij artikel 141 Sr verschillende verschijningsvormen hebben. [57]
Uit de wetsgeschiedenis van artikel 141 Sr volgt dat van het in vereniging plegen van geweld sprake is indien de verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, waarbij deze bijdrage zelf niet gewelddadig hoeft te zijn. [58] De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die in vereniging geweld pleegt. Welbewust een bijna zekere confrontatie aangaan en meegaan in de aanvalsgolf met anderen kan daarentegen wel van voldoende gewicht zijn. [59] Gedragingen die bijdragen aan de sfeer van ontremming kunnen een significante of wezenlijke bijdrage zijn. [60]
Voortdurend openlijk geweld in vereniging
De rechtbank stelt op basis van bovenstaande bewijsmiddelen vast dat tegenstanders van het regime in Eritrea op 17 februari 2024 naar het zalencentrum zijn gegaan om te demonstreren tegen de bijeenkomst die daar op dat moment plaatsvond. Buiten het zalencentrum ontstonden op een gegeven moment ongeregeldheden. Daarbij hebben de geweldshandelingen, zoals die ten laste zijn gelegd achter de zes gedachtestreepjes, zich allemaal voorgedaan.
Rond 16.45 uur werd voor het eerst buiten het zalencentrum met stenen naar de politie gegooid. Het geweld escaleerde nadat twee politiebikers een aanhouding wilden verrichtten. De toestroom aan mensen groeide naar ongeveer 300 personen. Er ontstond een continu proces van geweld dat gericht was tegen de politie en politievoertuigen, waarbij de demonstranten in het zalencentrum wilden komen. Nadat de politie diverse maatregelen had genomen om het zalencentrum te beschermen, zoals het uiteen drijven en verjagen van de groep, is het geweld (deels) verplaatst van de Fruitweg in de richting van de Parallelweg en uitgewaaierd op en in de nabije omgeving van deze twee wegen. Op een gegeven moment is een groep van 200 personen teruggekeerd naar de Fruitweg. Rond 18.51 uur stond een politievoertuig op de (rotonde op de) Fruitweg in brand. Rond 19.06 uur stond een politievoertuig bij het zalencentrum in brand, waarbij vlammen het zalencentrum ingingen. Ter plaatse gekomen brandweerlieden werden vervolgens met stenen belaagd. Rond 19.57 uur is brand gesticht bij een touringcar. Tijdens het blussen hiervan werden medewerkers van de brandweer bekogeld met stenen. De vlammen reikten rond 20.21 uur tot de voorgevel van het zalencentrum. Na grofweg 20.30 uur zijn de geweldshandelingen gestopt. Uiteindelijk is het rond en na 21.34 uur rustig op de Fruitweg en de Troelstrakade.
Het geweld voltrok zich dus op plekken op een geringe afstand van elkaar, in een tijdsbestek van bijna vier uur, waarbij tegenstanders van de bijeenkomst in het zalencentrum zich doorlopend met geweld tegen de politie keerden. Er deed zich een groepsdynamiek voor waarbij een groot aantal individuele personen op elkaar reageerden door mee te doen aan de gewelddadigheden. Een sfeer van ontremming ontstond, waarin het gewelddadige gedrag van de één heeft bevorderd dat de ander mee ging doen of mee bleef doen met het plegen van geweld en het geweld bleef voortduren en escaleerde. Naar het oordeel van de rechtbank kan het geweld, in ieder geval voor zover het betreft de eerste vijf gedachtestreepjes, dan ook worden aangemerkt als één geheel van geweldshandelingen dat in vereniging is gepleegd.
De rechtbank heeft zich de vraag gesteld of het stichten van brand tijdens de ongeregeldheden (zoals beschreven in het zesde gedachtestreepje in de tenlastelegging) strafrechtelijk aan iedere verdachte kan worden toegerekend. De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de ongeregeldheden als het ware een nieuwe dimensie kregen door het stichten van brand. De eerste brand ontstond rond 18.51 uur. Bij die brandstichting is, afgezet tegen de menigte van zo’n 300 betogers, een relatief klein aantal personen betrokken geweest. Brandstichting kan derhalve niet worden aangemerkt als zodanig kenbaar onderdeel van de door de groep gepleegde ongeregeldheden dat dat onderdeel kan worden toegerekend aan de gehele groep.
De verdachte als medepleger van het openlijk gepleegde geweld en brandstichting
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medepleger kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. De - intellectuele en/of materiële – bijdrage van de verdachte aan het delict moet van voldoende gewicht zijn. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte stenen uit het trottoir heeft getrokken en een steen met kracht heeft gegooid in de richting van de ME. Daarna heeft hij samen met andere tegenstanders de politieagenten belaagd. Ook heeft de verdachte zich begeven in een groep tegenstanders die rond 17.50 uur worden teruggestuurd in de richting van de Parallelweg.
Een verbalisant van de politie komt tot de conclusie dat de verdachte de persoon op de verschillende camerabeelden is. De verbalisant herkent de verdachte ambtshalve, omdat hij de verdachte eerder heeft gehoord en een politiefoto heeft vergeleken met de persoon op de camerabeelden. De verdachte heeft opvallende kleding aan en is op basis daarvan op alle genoemde camerabeelden te herkennen. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de herkenning van de verdachte door de verbalisant. Niet is op de beelden te zien dat er een andere persoon rondloopt met vergelijkbaar uiterlijk en in vergelijkbare kleding.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte met zijn handelen een actieve bijdrage aan het geweld heeft geleverd. Daarnaast is de verdachte gedurende de gehele duur van de ongeregeldheden aanwezig geweest, waarbij hij telkens met armgebaren instructies aan andere tegenstanders gaf en andere tegenstanders aansprak. Hieruit maakt de rechtbank op dat de verdachte tijdens de ongeregeldheden een aansturende rol heeft gehad en anderen heeft aangezet om geweld te plegen, zoals hij dat ook deed in zijn uitlatingen op social media. Hieruit volgt dat het opzet van de verdachte zich (ook) uitstrekte tot het geweld dat anderen in het geheel van geweldshandelingen pleegden.
Daarnaast stelt de rechtbank op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen vast dat de verdachte samen met anderen tot twee keer toe brand heeft gesticht aan de touringcar. De eerste keer is er brand bij het linker voorwiel van de touringcar ontstaan. Op de camerabeelden is te zien dat de verdachte samen met een andere man bij het voorwiel hurkt en dat zij het vuur proberen aan te wakkeren. Hierdoor ontstaat er een aanzienlijk grotere brand bij het wiel dan daarvoor. Deze brand is geblust. Vervolgens heeft er nog een brandstichting aan de touringcar plaatsgevonden, waarna de touringcar volledig is uitgebrand. Op de camerabeelden is te zien dat de verdachte continu in contact is met degenen die de brand de tweede keer ontsteken en dat hij aanwijzingen geeft. Daarmee heeft de verdachte een intellectuele bijdrage geleverd aan de tweede brandstichting. Daar komt bij dat de verdachte op de camerabeelden van het tankstation AVIA te zien is rond 18:50 uur dus voor de eerste brandstichting aan de bus, met een jerrycan in de hand en dat iemand anders een vulslang in de jerrycan brengt. Wanneer de tweede brand is ontstaan is de verdachte een van de laatsten die wegloopt. Hij komt later nog een keer terug om naar de brand te kijken. Ook zegt de verdachte in de groepschat dat
wijbrand hebben gesticht en dat
wijtwee bussen in de as hebben gelegd.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat er door de brand aan de touringcar gemeen gevaar voor goederen te duchten was en dat er daadwerkelijk schade aan goederen is opgetreden.
Conclusie
De rechtbank komt tot het oordeel dat de verdachte op 17 februari 2024 een significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het openlijk gepleegde geweld, waarbij al het ten laste gelegde geweld één geheel van geweldshandelingen vormt, met dien verstande dat ook het ten laste gelegde stichten van brand in het openlijk geweld bewezen kan worden verklaard. De rechtbank komt ook tot het oordeel dat de verdachte samen met medeplegers zich schuldig heeft gemaakt aan de brandstichting van de touringcar van [bedrijfsnaam 1] . Er was in dat verband sprake van een nauwe en bewuste samenwerking met andere personen.
4.6.4.
Opruiing (feit 3)
4.6.4.1. Bewijsmiddelen
Verbalisant Borst heeft van het onderzoeksteam naar de ongeregeldheden op 17 februari 2024 een filmpje ontvangen. Dat filmpje was afkomstig uit de mobiele telefoon van een aangehouden medeverdachte. Het filmpje was gedeeld in een WhatsApp-groep met daarin 31 deelnemers. Het filmpje duurt 1 minuut en 53 seconden. De verbalisant herkende de persoon op het filmpje onmiskenbaar als de verdachte. De verbalisant zag een politiefoto van de verdachte en hij kent hem vanuit zijn werkzaamheden als rechercheur. Ook zag hij dat de verdachte een opvallende camouflagebroek droeg die hij in andere foto’s en filmpjes ook droeg. [61] De verbalisant zag dat op het filmpje de verdachte te zien was die een groep andere mannen toesprak. Het filmpje werd op 17 februari 2024 om 20.41 uur gedeeld in de groepschat. De locatie waar de toespraak heeft plaatsgevonden werd herkend als in Den Haag. In het filmpje is te zien dat de verdachte in het midden van een groep mannen stond. Alle mannen rond de verdachte stonden en zaten. Alle mannen keken in de richting van de verdachte en meerdere mannen filmden de toespraak met hun mobiele telefoon. De toespraak werd gedaan in de Tigrinyaanse taal. Desgevraagd heeft een beëdigde tolk de inhoud van de toespraak vertaald. Het volgende werd gezegd:
“Meer dan dit is niets te zeggen. Onze eerste missie was dat via het plan A het gestopt wordt. Maar de politie met escort, vanaf het bezoek van [naam 4] aan Italië, om hun politieke standpunt te corrigeren niet alleen in Nederland maar in de hele wereld en in Europa hebben ze toestemming gekregen.
Dus het is zoals het is we moesten allen de prijs voor betalen. Vandaag zullen we zien hoe het Nederlandse kabinet gaat reageren en welke feedback gaat geven. Wij hebben de prijs betaald die betaald kan worden. Anders dan dit is er geen mannelijkheid. Jullie, jong en oud, gehuwd en alleenstaand allemaal, de prijs die jullie hebben betaald is niet makkelijk. Maar een mens strijdt voor zijn geweten. Meer dan dit is er geen strijd. Deze strijd, zal ik jullie vertellen, we hebben wettelijk gehandeld, maar hoe de Nederlandse regering handelde is in strijd met onze rechten en de Nederlandse wetten. De regering heeft de prijs betaald om hen te beschermen. We zijn rechtmatig en we zullen kijken wat er gaat komen. Maar vanaf vandaag verder we hebben gedaan wat er kan worden gedaan, leiders die met jullie waren hebben hun werk gedaan, jullie de leden, hebben 1 of 2 dagen (niet te verstaan door het andere geluid) is niet veel campagne gehouden.
Men moet voorbereid zijn. Dit is wat ik wil zeggen. Er is wel een ding dat ik wil zeggen. We hebben zo een prijs betaald maar uiteindelijk konden we onze vijanden niet vinden. Dat wij hun bloed niet gezien hebben. Dit is het gevoel dat ik heb. We hebben verder alles betaald. We hebben met de overheid gestreden. Daarom is er geen overwinning meer dan dit. Ik heb jullie gezegd mijn resterend leven zal ik met jullie blijven, en ik zal het einde van mijn leven met jullie zijn. Daar hoeven jullie je geen zorgen om te maken. Meer dan dit is er niet, we hebben gezorgd dat de overheid ging trillen. Dit is wat ik aan jullie wil zeggen en goedenacht.”
De verbalisant zag dat na de afloop van de toespraak door de menigte die stond te luisteren luid werd geklapt, gefloten en geschreeuwd. De verdachte maakte een lichte buiging en glimlachte. [62]
4.6.4.2. Bewijsoverwegingen
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte kort na de ongeregeldheden op 17 februari 2024 een toespraak heeft gehouden aan een groep personen in Den Haag. Deze toespraak is door meerdere personen gefilmd en in ieder geval één keer in een WhatsApp-groep gedeeld. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is ook in dit geval of de uitingen van de verdachte hebben opgeruid tot enig strafbaar feit. Het juridisch kader van het misdrijf opruiing is hiervoor onder 4.4.4. al weergeven. Ook in het onderhavige geval staat niet ter discussie dat de toespraak is gedaan in de context van de spanningen die bestaan binnen de Eritrese gemeenschap. De uitingen van de verdachte die zien op de ongeregeldheden die net daarvoor hebben plaatsgevonden en die juist door deze spanningen zijn veroorzaakt. Ook de context van deze spanningen is hiervoor onder 4.4.3. en 4.4.4. al weergeven.
Opruiend karakter
Gelet op de inhoud en de strekking van de uitlatingen, de context waarin deze zijn gedaan en het publiek waartegen deze zijn gericht, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte heeft opgeruid tot het gebruiken van geweld.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte met zijn uitlatingen de gewelddadigheden die zojuist hadden plaatsgevonden verheerlijkt. Het blijkt dat hij trots is op wat er is gedaan en dat het jammer is dat zij hun vijanden niet hebben gevonden. Daarbij zijn de uitlatingen van de verdachte ook gericht op de toekomst. Ze zullen
“kijken wat er gaat komen”, “vanaf vandaag gaan ze verder”en
“men moet voorbereid zijn”. De uitlatingen ook die zien op de gebeurtenissen die reeds hebben plaatsgevonden, kunnen daarmee dienen om de geesten van zijn toehoorders rijp te maken voor het plegen van nieuwe gewelddadigheden.
Conclusie
Gezien het voorgaande kan het tenlastegelegde kan naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend worden bewezen.
4.7.
De bewezenverklaring
De rechtbank is van oordeel dat alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend zijn bewezen. De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
09/125684-22 (Dagvaarding III)
1.
hij in de periode van 15 november 2021 tot en met 5 januari 2022 in Nederland [naam 1] heeft bedreigd met zware mishandeling, door die [naam 1] dreigend de woorden toe te voegen "Hoe dan ook, binnenkort krijg je heet water over je gezicht heen hoer" en "Hey hoer [...] vergeet niet dat ik heet water over je heen ga gooien", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij in de periode van 15 november 2021 tot en met 5 januari 2022 in Nederland opzettelijk [naam 1] heeft beledigd, door haar de woorden toe te voegen: "stinkende hoer vuil", "je doet het met iedereen, hoer", "je moeder was een heks in Tessenee, ze heeft veel mensen gedood"
en"dochter van een heks", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
09/149136-24 (Dagvaarding IV)
hij op 6 juni 2023 in Duitsland in het openbaar mondeling tot enig strafbaar feit heeft opgeruid, door in een openbaar toegankelijke livestreamvideo op het social media platform YouTube onder meer de volgende woorden te gebruiken:
- “ We moeten twee soorten activiteiten ontwikkelen en dit zijn onze plannen: Plan A. We moeten het schriftelijk verklaren. We moeten iedereen vertellen dat dit festival niet mag doorgaan. Als dat lukt, is dat goed. Maar als het festival doorgaat, dan hebben we plan B. Dit is een kwestie van leven en niet leven. Degenen die onze rechten schenden, onze doelen laten ontsporen en hier ronddansen in naam van onafhankelijkheid, degenen die ons beledigen en misbruiken. Zij die hier het regime vertegenwoordigen. Dit is een actie tegen ons leven en we moeten ons leven verdedigen. Dus moeten we in staat zijn onszelf te kunnen verdedigen. Het maakt niet uit hoe, legaal of met geweld.” en
- “ Als ik zeg, dat we geweld zullen gebruiken, dan is dat niet omdat ik van geweld houd, maar omdat ik ertoe gedwongen ben. Als we hier hebben gevraagd om onze rechten te accepteren, maar we worden geïgnoreerd en de slaven van het regime mogen hun festival houden, dan kunnen we niet anders dan bereid zijn om offers te brengen en te vechten. In de komende 3 maanden, waar dan ook, in Duitsland, Noorwegen, Denemarken of waar dan ook, moeten we bereid zijn om offers te brengen en te vechten. Het is een kwestie van tijd om overal bereid te zijn om offers te brengen. Deze brigade is er klaar voor. Internationaal, overal.” en
- “ We moeten de wetten in Europa accepteren, maar wanneer de slaven van het Eritrese regime hier komen en doen wat ze willen, moet iedereen weten wanneer ze zich illegaal gedragen dat we niet met gevouwen handen zullen toekijken. We hebben niet alleen het recht maar ook de plicht om onszelf te verdedigen. We moeten onszelf verdedigen; de brigade staat klaar om zich te verdedigen. We hebben het gezien in België, in Nederland. Daar werd het verboden. Ook op andere plaatsen in Duitsland. De confrontatie is nu in Giessen. Laatst hadden we succes, hoewel veel van onze leden door honden werden gebeten, gewond raakten door knuppels of iets dergelijks. Nu heeft het bestuur hen toestemming gegeven. Het is voor hen nog niet duidelijk wie hier de broek aan heeft.” en
- “ Als Duitsland en Giessen zoiets toestaan, moet het duidelijk zijn dat onze brigade voor 99% klaar is om te vechten.” en
- “ Ik wil van deze gelegenheid gebruik maken om jullie te vertellen dat we met geweld de nodige actie zullen ondernemen. Iets anders heeft geen zin. Wanneer jullie komen, zullen we elkaar ter plekke zien. Het probleem dat we hebben is dat de confrontatie niet met jullie is, maar met de politie.” en
-“ Wij zijn de kinderen van de overleden patriotten, wij willen graag in ons land wonen. Maar jullie zijn degenen die ons daarvan weerhouden. Jullie moeten opzijgaan. Jullie wonen in Europa, jullie kunnen hier een normaal leven leiden en jullie kinderen naar school sturen, maar als jullie het gevoel hebben dat jullie jaar in jaar uit voor de dictator moeten schreeuwen, dan zijn jullie de eerste vijanden van ons en moeten we met jullie afrekenen. Het is ons doel om voor onze vrijheid te vechten. En als jullie iets overkomt in deze strijd, dan zullen wij daar geen spijt van krijgen en zijn wij niet degenen die daar de verantwoordelijkheid voor nemen.” en
- “ Als ze het niet verbieden, dan hebben we plan B. In deze situatie zullen de anderen komen en beweren dat we op zoek zijn naar rechtvaardigheid, dan kunnen ze iets meemaken. Ik herhaal het alsjeblieft, niemand mag komen, waarom gebeurt wat gebeurt. De Duitsers hebben ons geweigerd en willen dat het festival doorgaat. Het enige alternatief is nu om te vechten om respect te krijgen. Als ze in een situatie komen waar wij aanwezig zijn, dan kunnen ze wel wat beleven. We kunnen daar niet gewoon als toeschouwers staan. Dat is een beperking van onze rechten. We hebben immers een wettelijk verzoek gedaan. Als dat niet gehoord wordt, moeten we respect afdwingen.” en
- “ Ons probleem is de politie. Als we alleen met onze vijanden waren, zou het een eenvoudige zaak zijn. De politie is ons probleem. We vechten tegen paarden, stalen voorwerpen en honden. Zonder hen zou het een eenvoudige zaak zijn.”,
althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
09/061391-24 (Dagvaarding I)
1.
hij op 17 februari 2024 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, opzettelijk brand heeft gesticht bij, aan en in een bus, toebehorende aan [bedrijfsnaam 1] , immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk tezamen en in vereniging met anderen:
- een of meerdere (brandende) voorwerpen tegen/bij een wiel van voornoemde bus en onder (een wielkast van) voornoemde bus gelegd en
- open vuur in aanraking gebracht met dit/deze voorwerp(en) en
- direct nabij dit/deze brandende voorwerp(en) één of meerdere andere (brandbare) voorwerpen gelegd,
en
- een brandbare vloeistof in een fles gedaan en vervolgens
- een stuk stof in die fles met die brandbare vloeistof gedaan en vervolgens
- open vuur via dat stuk stof met die brandbare vloeistof in aanraking gebracht en vervolgens
- voornoemde brandende fles met die brandende vloeistof tegen en in voornoemde bus gegooid,
ten gevolge waarvan:
- brand bij, aan en in voornoemde bus is ontstaan en
- voornoemde bus geheel is uitgebrand,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor die bus en voor zich in die bus bevindende goederen en voor nabij geparkeerde personenauto’s, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
2.
hij op 17 februari 2024 te 's-Gravenhage openlijk, te weten in de buurt van het
Opera Zalencentrum(gelegen aan de Fruitweg), in elk geval op of aan de openbare weg en op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen:
- personen, te weten politieambtenaren en brandweerpersoneel,
eenjournalist en/of een fotograaf en personen in het
Opera Zalencentrum, en;
- goederen, te weten politievoertuigen en personenauto’s en een touringcar en meerdere gebouwen (onder andere het
Opera Zalencentrumen in de nabijheid gelegen gebouwen en een tankstation),
door meermalen:
- met stokken, stenen, messen en/of andere voorwerpen in de hand (gegroepeerd) zich dreigend op te houden en op te stellen tegen en de confrontatie te zoeken/aan te gaan met de politie en brandweer, en;
- het
Opera Zalencentrumte bestormen en te proberen binnen te dringen (onder andere door (met meerdere personen tegelijk) op de politie en het
Opera Zalencentrumaf te gaan/te rennen en te proberen zich door linies van de politie heen te dringen), en;
- ( stukken/brokken van) stoeptegels en stenen en fietsen en straatmeubilair en vuurwerk en brandend/brandbaar materiaal en één of meerdere andere voorwerpen, naar/tegen voornoemde personen en goederen te gooien, en;
- één of meerdere (politie)voertuigen en/of een touringcar in brand te steken;
3.
hij op 17 februari 2024 te 's-Gravenhage in het openbaar mondeling tot enig strafbaar feit heeft opgeruid, door vlak na gepleegd openlijk geweld op 17 februari 2024 op de Fruitweg in Den Haag tegen personen en goederen, waaronder tegen politieambtenaren en gebouwen, in het openbaar een groep personen toe te spreken in de buurt van die Fruitweg
enonder meer de volgende woorden te gebruiken:
- “ Onze eerste missie was dat het via plan A gestopt wordt” en
- “ Niet alleen in Nederland, maar in de hele wereld en in Europa hebben ze toestemming gekregen” en
- “ Vandaag zullen we zien hoe het Nederlandse kabinet gaat reageren” en
- “ Wij hebben de prijs betaald die betaald kan worden. Anders dan dit is er geen mannelijkheid. Maar een mens strijdt voor zijn
geweten” en
- “ Deze strijd, zal ik jullie vertellen, we hebben wettelijk gehandeld, maar hoe
deNederlandse regering handelde is in strijd
met onzerechten en de Nederlandse wetten. De regering heeft de prijs betaald om hen te beschermen. We zijn rechtmatig en we zullen kijken wat er gaat komen” en
- “ Maar vanaf vandaag verder, we hebben gedaan wat er kan gedaan worden, leiders die met jullie waren hebben hun werk gedaan. Men moet voorbereid zijn” en
- “ We hebben zo een prijs betaald maar uiteindelijk konden we onze vijanden niet vinden. Dat wij hun bloed niet gezien hebben. We hebben met de overheid gestreden. Daarom is er geen overwinning meer dan dit” en
- “ Meer dan dit is er niet we hebben gezorgd dat de overheid ging trillen”,
althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
16/206931-23 (Dagvaarding II)
hij op of omstreeks 11 augustus 2023 in Nederland in het openbaar mondeling en bij afbeelding tot enig strafbaar feit heeft opgeruid, door op een (openbaar toegankelijke) kanaal, te weten
TikTokeen video te plaatsen, waarin onder meer het volgende wordt gezegd: "Hgdef/pfdj zoekt toevlucht in de kerk. Het doel moet zijn om ze te verdoezelen en te vernietigen. Als je de diplomaten van de ambassade tegenkomt hang ze dan aan een boom, snij hun hoofd af en lever ze aan de Duitse hyena’s. Excuus dat ze diplomaten zijn dat werkt niet bij ons. Als we ze vinden of tegenkomen we zullen ze vernederen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten en, zoals hierboven is overwogen, de beperking van verdachtes recht op vrije meningsuiting gerechtvaardigd is.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De strafoplegging

7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren en zes maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om, bij een eventuele bewezenverklaring en strafoplegging, de duur van de straf gelijk te stellen aan de duur van het voorarrest en de verdachte in vrijheid te stellen. Eventueel zou een groot deel voorwaardelijk opgelegd kunnen worden, als stok achter de deur. De raadsvrouw heeft verder verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte is op zijn veertiende in Eritrea het leger ingegaan en heeft bijna twaalf jaar voor zijn land gevochten. Hij heeft anderhalf jaar vastgezeten, omdat hij kritiek uitte op de behandeling van de soldaten bij de legerleiding. In Nederland weet de verdachte zich goed staande te houden: hij heeft een nagenoeg schoon strafblad, hij heeft zijn eigen woning en werk en hij functioneert al jaren naar tevredenheid van zijn werkgever. Daarnaast heeft de verdachte ook in Nederland de nodige offers moeten brengen in de vorm van veiligheidsrisico’s en vrijheidsbeperkingen.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich vanaf 15 november 2021 tot en met januari 2022 schuldig gemaakt aan bedreiging en belediging van [naam 1] door haar meerdere keren berichten te sturen via TikTok. Uit de aangifte van het slachtoffer blijkt dat de verdachte met zijn uitingen angst bij haar heeft aangejaagd en dat zij zich hierdoor onveilig voelde. De beledigende uitlatingen hebben de strekking het slachtoffer aan te randen in de eer en goede naam en kunnen iemand persoonlijk kwetsen.
Op 17 februari 2024 heeft de verdachte zich samen met andere tegenstanders van het Eritrese regime openlijk geweld gepleegd bij het zalencentrum in Den Haag, waar aanhangers van dat regime bijeenkwamen. Dat geweld is van een ongekende heftigheid geweest. Ook ervaren politiemensen en ME’ers hadden geweld als dit naar eigen zeggen niet eerder meegemaakt. Hulpverlenende diensten zijn belaagd. Politiemensen zijn gewond geraakt en er is grote materiële schade aangericht. De aanwezigen in het zalencentrum hebben een aantal angstige uren moeten doormaken waarbij ze in onzekerheid verkeerden of de tegenstanders het gebouw binnen zouden kunnen komen. De vraag wat er gebeurd zou zijn als de opposanten het zalencentrum binnen hadden weten komen of de brand die was gesticht zich in het zalencentrum had kunnen verspreiden, kan gelukkig onbeantwoord blijven door de voortdurende en niet aflatende inzet van de politie en de ME.
De verdachte was een van de tegenstanders die naar het zalencentrum zijn gekomen met de bedoeling om de bijeenkomst te verstoren. Hij heeft stenen richting een ME-linie gegooid en is meegegaan in een groep die politieagenten belaagde. Zodoende heeft hij bijgedragen aan heftig en langdurig geweld dat de openbare orde ernstig heeft verstoord. Dit heeft in de samenleving grote verontwaardiging opgeroepen. Ook heeft de verdachte samen met anderen brand gesticht aan een touringcar. De hele touringcar is hierdoor uitgebrand en ook aan andere voertuigen en aan gebouwen is schade ontstaan. Door zo te handelen heeft de verdachte niet alleen veel schade veroorzaakt, maar ook een zeer gevaarlijke situatie doen ontstaan. Met het stichten van brand heeft de verdachte de op zichzelf al buitengewoon heftige situatie nog verder doen escaleren.
Niet alleen heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan deze ernstige en ontwrichtende ongeregeldheden, hij heeft zich in juni en augustus 2023 en direct na de ongeregeldheden op 17 februari 2024 schuldig gemaakt aan opruiing en het creëren van een voedingsbodem zodat deze ongeregeldheden hebben kunnen plaatsvinden. Deze drie opruiingen staan allemaal in verband met de spanningen die bestaan binnen de Eritrese gemeenschap. Achtergrond van de gewelddadigheden en de opruiingen is het verzet van Eritrese vluchtelingen tegen de invloed die in Europa uitgaat van het huidige Eritrese regime. Hun streven is die invloed terug te dringen. Bij eerdere gelegenheden is gebleken dat daarbij soms naar geweld wordt gegrepen als middel om het doel te bereiken. Ook andere bijeenkomsten in Nederland en elders in Europa zijn verstoord, waarbij zich gewelddadigheden tegen deelnemers en politie hebben voorgedaan. De verdachte voert dus een strijd waarbij het plegen van geweld niet wordt geschuwd.
Een wrange constatering is dat juist zij die in een democratische rechtsorde bescherming hebben gezocht en gevonden zich met geweld tegen de overheid keren die hun die bescherming heeft geboden. Grondregel van de democratische rechtsorde is dat het aan de overheid is om te bepalen of omstreden bijeenkomsten doorgang kunnen vinden. Wie tegen hem onwelgevallige overheidsbesluiten wil opkomen, heeft daarvoor mogelijkheden via het democratische proces en langs de juridische weg. Niet kan worden aanvaard dat het overheidsgezag wordt genegeerd en zelfs zijn vertegenwoordigers worden aangevallen wanneer dat overheidsgezag niet de door burgers gewenste actie onderneemt. Toelating van dit geweld zou leiden tot ondermijning en aantasting van de democratische rechtsorde. Op gewelddadigheden zoals die zich hier hebben voorgedaan moet daarom krachtig worden gereageerd.
De rechtbank kent verder groot gewicht toe aan het feit dat de verdachte kan worden aangemerkt als een leidende figuur binnen het deel van de Eritrese gemeenschap dat zich keert tegen het huidige Eritrese regime. De verdachte heeft opgeruid tot gewelddadig handelen en heeft agressie verheerlijkt. Gelet op zijn gezag kan worden aangenomen dat veel tegenstanders van het regime zijn uitlatingen serieus nemen. Daarmee wegen de woorden en ook de daden van de verdachte dus extra zwaar. Ook tijdens de ongeregeldheden op 17 februari 2024 heeft de verdachte een leidende en aansturende rol gehad.
Het voorgaande maakt dat naar het oordeel van de rechtbank aan de verdachte een veel grotere rol moet worden toegekend in het geheel dan aan anderen die aanwezig waren op 17 februari 2024. Niet alleen vanwege zijn fysieke handelingen ter plekke, waaronder het stichten van brand, maar dus ook het aanzetten van anderen tot geweld. De rechtbank merkt voorts op dat de verdachte op geen enkel moment verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen. Bij de rechtbank is veeleer het beeld ontstaan dat de verdachte zijn strijd tegen (aanhangers van) het Eritrese regime op de eerste plaats zet en dat al het andere, ook de in een democratische rechtsstaat geldende regels en wetten, daarvoor moet wijken.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 7 mei 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte tijdens de ongeregeldheden op 17 februari 2024 in een schorsing liep, hetgeen hem kennelijk niet ervan heeft weerhouden de feiten van dagvaarding I te plegen, ondanks dat hij desgevraagd tijdens de voorgeleiding bij de rechtbank aangaf bereid te zijn propaganda te matigen.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van de Pro Justitia-rapportage over de verdachte van 3 augustus 2024 van psychiater Laheij, waaruit blijkt dat de verdachte beperkt mee heeft willen werken aan het onderzoek en dat dit ertoe heeft geleid dat het niet mogelijk was een stoornis aan te tonen of uit te sluiten. De gedeeltelijke weigering lijkt vooral ingegeven te zijn door de procespositie van de verdachte. Vanwege het ontbreken van informatie heeft er ook geen risicotaxatie voor de kans op recidive kunnen plaatsvinden en is ook geen goede inschatting te maken over de aanwezigheid van beschermende factoren bij de verdachte. Wel heeft de psychiater gesteld dat de verdachte - indien de tenlastegelegde feiten bewezen worden geacht - zich vereenzelvigt met zijn ideologie en in de afgelopen jaren een kanteling heeft plaatsgevonden naar een situatie waarin geweld gelegitimeerd wordt om het ideaal te bereiken. Hoewel de verdachte mondeling aangeeft het Nederlands recht te respecteren, lijkt hij tegelijkertijd de politie te beschouwen als een hindernis om zijn doel te bereiken en ook als samenwerkend met zijn vijand, en dus tegen hem. De psychiater acht het zorgelijk dat de verdachte niet openstaat voor een andere zienswijze.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het reclasseringsadvies over de verdachte van 6 augustus 2024. Een delictanalyse kon niet worden opgesteld, omdat de verdachte niet meer in gesprek wilde met de reclassering. Ondanks de ontkennende houding van de verdachte ziet de reclassering voldoende aanwijzingen om vast te stellen dat hij vanuit ideologische motieven, die voortkomen uit een politieke gedrevenheid gericht op zijn land van herkomst, bereid is om gewelddadige activiteiten te verrichten. De reclassering acht het risicovol dat er geen cognitieve opening is voor herinterpretatie. Uit eerdere gesprekken met de verdachte en de huidige beschikbare informatie blijkt van sterke aanwijzingen dat zijn vijandsbeeld expandeert richting de Nederlandse overheid en politie, waarover de verdachte concludeert dat de Nederlandse overheid het zittende regime van Eritrea en regimegezinde Eritreeërs in Nederland ondersteunt. De reclassering is van mening dat de verdachte zich heeft ontwikkeld van activist tot extremist. De reclassering concludeert dat de kans dat bijzondere voorwaarden niet uitvoerbaar zijn hoog is, wegens de houding van de verdachte en zijn toewijding aan het gedachtengoed.
Strafoplegging
De aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten zijn dusdanig ernstig dat naar het oordeel van de rechtbank uit een oogpunt van vergelding alleen een gevangenisstraf van aanzienlijke duur voor oplegging in aanmerking komt. De door de officier van justitie voorgestelde straf acht de rechtbank te hoog.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

8.De vorderingen van de benadeelde partijen/de schadevergoedingsmaatregelen

8.1.
Algemene uitgangspunten en overwegingen
De ontvankelijkheid van de benadeelde partijen in hun vorderingen
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat de verdachte de tenlastegelegde openlijke geweldpleging en brandstichting heeft gepleegd. Zevenentachtig benadeelde partijen hebben zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Het enkele feit dat in deze zaak veel vorderingen zijn ingediend betekent niet dat de vorderingen in de strafzaak niet inhoudelijk beoordeeld kunnen worden. De behandeling van deze hoeveelheid vorderingen levert naar het oordeel van de rechtbank op zichzelf geen onevenredige belasting van het strafgeding op.
Ook overigens is van een dergelijke onevenredige belasting naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Mede in aanmerking genomen dat de meeste vorderingen eenvoudig van aard en beperkt van omvang zijn, is de verdediging naar het oordeel van de rechtbank voldoende in de gelegenheid geweest om de vorderingen te bestuderen en (gemotiveerd) te betwisten. Bovendien zijn zesenzestig vorderingen van benadeelde verbalisanten onderling samenhangend en op een overzichtelijke en eenvoudige wijze gepresenteerd. Nu ook overigens niet van beletselen daartoe is gebleken, is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partijen in beginsel ontvankelijk zijn in hun vorderingen en zal de rechtbank iedere vordering afzonderlijk beoordelen.
Groepsaansprakelijkheid
De rechtbank zal per vordering beoordelen of de gevorderde schade in redelijkheid kan worden toegerekend aan het bewezenverklaarde handelen. Ook als de betreffende schade niet door de verdachte zelf is toegebracht, is de verdachte als deelnemer aan het groepsgeweld niet van zijn civielrechtelijke aansprakelijkheid ontheven. In artikel 6:166, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) is immers bepaald dat indien één van de tot een groep behorende personen onrechtmatig schade toebrengt en de kans op het aldus toebrengen van schade deze personen had behoren te weerhouden van hun gedrag in groepsverband, zij hoofdelijk aansprakelijk zijn indien deze gedragingen hun kunnen worden toegerekend. Daarbij merkt de rechtbank in het bijzonder op dat voorzienbaar was dat door het gedrag in groepsverband schade zou worden toegebracht en dat dit nog zou kunnen doorgaan na het (niet van de wil van verdachte afhankelijke) einde van de deelname van verdachte hieraan. Voor hoofdelijke aansprakelijkheid is de deelname aan het groepsgeweld voldoende, ongeacht de vorm die deze deelname heeft aangenomen. Een beroep op het ontbreken van het causaal verband wegens het niet kunnen koppelen van de individuele handelingen van de verdachte aan de specifieke schade houdt derhalve geen stand. Dit wordt doorbroken door de groepsaansprakelijkheid. Het wezenlijke van de bepaling inzake groepsaansprakelijk is nu juist dat een tot de groep behorende persoon ook aansprakelijk is als vaststaat dat hij niet degene is die de schade rechtstreeks toebracht, indien er een causaal verband bestaat tussen de gedragingen in groepsverband en het toebrengen van schade (zie Parlementaire Geschiedenis Boek 6 BW, p. 663-664). De individuele aansprakelijkheid vindt haar rechtvaardiging in ieders bijdrage aan het in het leven roepen van de kans dat zodanige schade zou ontstaan. Uitgangspunt is dan ook dat eenheid van tijd en plaats van de gedragingen niet is vereist om aansprakelijkheid op grond van die bepaling aan te nemen (HR 2 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:2914).
De verdachte heeft deelgenomen aan de bewezenverklaarde gedragingen in groepsverband en tussen al deze gedragingen bestaat naar het oordeel van de rechtbank een duidelijke samenhang. Dergelijk geweld van een groep tegen personen en goederen brengt de aanmerkelijke kans met zich dat aan die personen en goederen letsel en schade wordt toegebracht, omdat de ene geweldpleger zich gesterkt voelt door de andere geweldplegers en er dus gemakkelijk escalatie optreedt. Die kans had de verdachte behoren te weerhouden van zijn gedrag en deelname aan de groep. Nu hij dat gedrag en die deelname toch heeft laten zien, kan hij worden gehouden tot vergoeding van de schade veroorzaakt door de groep en is hij daarvoor hoofdelijk aansprakelijk. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover een mededader een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
Matigen naar billijkheid?
Anders dan door de verdediging bepleit, ziet de rechtbank geen grond voor afwijking van het wettelijke uitgangspunt van hoofdelijke aansprakelijkheid van de verdachte. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat het gaat om schade van een enorme omvang die is veroorzaakt door honderden personen, terwijl slechts een klein deel van hen terecht staat voor openlijke geweldpleging. Dat maakt volgens de verdediging dat een disproportioneel klein aantal schadeveroorzakers verantwoordelijk wordt gehouden voor schade van enorme omvang. De rechtbank dient een billijkheidscorrectie toe te passen en de schadevergoedingsverplichting van de verdachte te beperken, aldus de verdediging.
Artikel 6:166 BW bepaalt in het tweede lid hoe de onderlinge verdeling van schade tussen de tot de groep behorende personen behoort plaats te vinden. Daarin staat dat alle aansprakelijke personen onderling voor gelijke delen in de schadevergoeding moeten bijdragen, tenzij op basis van omstandigheden van het geval een andere verdeling billijk is.
Uit de twee leden van artikel 6:166 BW samen volgt dus een systeem waarin ieder van de betrokkenen hoofdelijk aansprakelijk is voor de volledige schade, wat verhaal van deze schade door de benadeelden vergemakkelijkt. Na vergoeding van de schade kan een betrokkene vervolgens op zijn medegroepsleden het bedrag verhalen dat hij te veel heeft betaald, waarbij de bijdrage in het geweld (mede)bepalend kan zijn voor het aandeel dat ieder uiteindelijk te dragen heeft. Het ligt in de eerste plaats op de weg van de verdachte – en andere betrokkenen bij de rellen op 17 februari 2024 – om op deze manier de schade onderling te verdelen. De door de verdediging bepleite billijkheidscorrectie zou betekenen dat de benadeelde partijen worden beperkt in hun verhaalsmogelijkheden. Dat acht de rechtbank, gelet op de wettelijke regeling, niet wenselijk. De rechtbank zal dan ook bepalen dat de verdachte samen met de overige mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor alle schade.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld, waardoor hij tegenover de benadeelde partijen aansprakelijk is voor schade die door dit feit aan hen is toegebracht. De rechtbank is van oordeel dat vergoeding van de schade een bij uitstek passende maatregel is bij een dergelijke vorm van openlijk geweld. Om die reden én als extra waarborg voor de betaling aan de benadeelde partijen zal de rechtbank aan de verdachte – voor de toegewezen bedragen – steeds hoofdelijk de schadevergoedingsmaatregel opleggen als het vorderingen van natuurlijke personen betreft.
De rechtbank zal aan de verdachte geen schadevergoedingsmaatregel opleggen voor zover het de namens rechtspersonen gevorderde en aan hen toegewezen schadevergoeding betreft. Naar het oordeel van de rechtbank is de ratio van de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr om natuurlijke personen te ontlasten bij de inning van schadevergoeding en mag van rechtspersonen worden verwacht dat zij zelf de wegen kennen om een toegewezen vordering te incasseren. De rechtbank acht, gelet op alle omstandigheden van het geval, oplegging van de schadevergoedingsmaatregel daarom in die gevallen niet passend.
Gelet op de maximale duur van de aan de schadevergoedingsmaatregel verbonden gijzeling, is het totaal van de opgelegde gijzeling 365 dagen.
Wettelijke rente
Indien de rechtbank vorderingen tot schadevergoeding geheel of ten dele toewijst, zal zij daarbij tevens de vordering tot betaling van de wettelijke rente toewijzen vanaf 17 februari 2024, de dag dat de schadeveroorzakende gebeurtenis heeft plaatsgevonden, tenzij hieronder anders wordt overwogen en beslist. Dit geldt ook geldt ook voor de op te leggen schadevergoedingsmaatregelen.
8.2.
Benadeelde politieambtenaren
Mrs. E. Benhaim en R. Croes-Hoogendoorn hebben namens zesenzestig politieambtenaren een vordering als benadeelde partij ingediend. Zij hebben drie categorieën onderscheiden, waarin zij de meeste van de vorderingen hebben ondergebracht.
8.2.1.
Vorderingen in categorie 1
Namens de navolgende benadeelde partijen (waarbij een aantal bij nummer wordt aangeduid) is telkens een bedrag van € 350,- aan immateriële schadevergoeding gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, op grond van aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel. Het gaat om:
- nr. 4: [naam 5] aangiftendossier pagina 93
- nr. 14: [naam 6] aangiftendossier pagina 146
- nr. 18: [naam 7] aangiftendossier pagina 289
- nr. 19: [naam 8] aangiftendossier pagina 280
- nr. 24: [naam 9] aangiftendossier pagina 250
- nr. 25: [naam 10] aangiftendossier pagina 266 en 268
- nr. 26: [naam 11] aangiftendossier pagina 263
- nr. 27: [verbalisant 2] aangiftendossier pagina 245
- nr. 28: [naam 12] aangiftendossier pagina 254 en 260
- nr. 29: [naam 13] aangiftendossier pagina 315
- nr. 30: [naam 14] aangiftendossier pagina 271
- nr. 31: [naam 14] aangiftendossier pagina 241
- nr. 32: [naam 15] aangiftendossier pagina 318 en 322
- nr. 33: [naam 16] aangiftendossier pagina 325
- nr. 34: [naam 17] aangiftendossier pagina 275
- nr. 35: [naam 18] aangiftendossier pagina 284
- nr. 36: [naam 19] aangiftendossier pagina 347
- nr. 37: 3254616 aangiftendossier pagina 380
- nr. 38: 3254628 aangiftendossier pagina 405
- nr. 39: 3254839 aangiftendossier pagina 416
- nr. 44: 3255764 aangiftendossier pagina 366
- nr. 46: 3256007 aangiftendossier pagina 444
- nr. 48: 3256065 aangiftendossier pagina 421
- nr. 50: 3256298 aangiftendossier pagina 418
- nr. 51: 3256309 aangiftendossier pagina 383
- nr. 52: 3256357 aangiftendossier pagina 371
- nr. 55: 3256600 aangiftendossier pagina 393
- nr. 56: 3256945 aangiftendossier pagina 503
- nr. 57: 3257688 aangiftendossier pagina 424
- nr. 58: 3258166 aangiftendossier pagina 426
- nr. 59: 3259023 aangiftendossier pagina 430
- nr. 60: 3259472 aangiftendossier pagina 359
- nr. 61: 3260529 aangiftendossier pagina 363
- nr. 62: 3272822 aangiftendossier pagina 787
- nr. 65: Tp302 aangiftendossier pagina 434
- nr. 66: [naam 20] aangiftendossier pagina 412
De rechtbank overweegt het volgende.
De politieambtenaren die ter plaatse waren bij de openlijke geweldpleging en een vordering tot schadevergoeding hebben ingediend, hebben allemaal aangevoerd dat zij – naast eventueel fysiek letsel – nadelige (psychische) gevolgen hebben ondervonden van het bewezenverklaarde openlijk gepleegde geweld. Naar het oordeel van de rechtbank brengt de aard en de ernst van de normschending door de verdachte en zijn mededaders mee dat de nadelige (psychische) gevolgen daarvan voor de politieambtenaren zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in hun eer of goede naam. Dit betekent dat een vergoeding van immateriële schade op zijn plaats is. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder in aanmerking de duur en intensiteit van het gepleegde geweld. De verbalisanten spreken over een explosie van geweld die zij niet eerder in deze mate hebben meegemaakt. Zij hadden het gevoel dat ze de strijd aan het verliezen waren en dat gevoel was niet zonder grond. Waar burgers in dergelijke situaties de mogelijkheid hebben om zichzelf in veiligheid te brengen, is de politie verplicht een stap vooruit te doen. In dit geval was dat een stap vooruit waarbij de betrokken politieambtenaren ernstig hebben moeten vrezen voor lijf en leden.
Van bovengenoemde benadeelde partijen stelt de rechtbank aan de hand van de aangifte en de toelichting op de vordering vast dat zij ten tijde van de openlijke geweldpleging op de plaats daarvan aanwezig waren. De schade staat in een voldoende rechtstreeks verband met het bewezenverklaarde, zodat sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank billijk en toewijsbaar.
8.2.2.
Vorderingen in categorie 2
Namens de navolgende benadeelde partijen (waarbij een aantal bij nummer wordt aangeduid) is een bedrag van € 400,- aan immateriële schadevergoeding gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Zij vorderen naast een immateriële schadevergoeding wegens aantasting in de persoon op andere wijze ook een immateriële schadevergoeding op grond van opgelopen licht lichamelijk letsel. Het gaat om:
- nr. 3: [naam 21] aangiftendossier pagina 196 en 199
- nr. 8: [naam 22] aangiftendossier pagina 79 en 82
- nr. 9: [naam 23] aangiftendossier pagina 109
- nr. 10: [naam 24] aangiftendossier pagina 69 en 71
- nr. 12: [naam 27] aangiftendossier pagina 150 en 153
- nr. 13: [naam 28] aangiftendossier pagina 137
- nr. 20: [naam 29] aangiftendossier pagina 293
- nr. 21: [naam 30] aangiftendossier pagina 302
- nr. 22: [naam 31] aangiftendossier pagina 311
- nr. 23: [naam 32] aangiftendossier pagina 330 en 333
- nr. 40: 3254852 aangiftendossier pagina 480
- nr. 42: 3254869 aangiftendossier pagina 492
- nr. 47: 3256014 aangiftendossier pagina 441
- nr. 49: 3256279 aangiftendossier pagina 386
- nr. 53: 3256367 aangiftendossier pagina 437
- nr. 54: 3256593 aangiftendossier pagina 498
- nr. 63: [naam 33] aangiftendossier pagina 456 en 458
- nr. 64: [naam 34] aangiftendossier pagina 408
Van bovengenoemde partijen stelt de rechtbank aan de hand van de aangiftes en toelichting op de vorderingen vast dat zij aanwezig waren ten tijde van de openlijke geweldpleging. Daarnaast is in alle gevallen een onderbouwing van het lichamelijke letsel overgelegd. De schade staat in een voldoende rechtstreeks verband met het bewezenverklaarde, zodat sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. De vorderingen zijn voor zover deze betrekking hebben op het lichamelijk letsel door de verdachte niet of onvoldoende gemotiveerd betwist. Omdat de benadeelde partijen naast de aantasting in de persoon eveneens licht lichamelijk letsel hebben opgelopen, acht de rechtbank een vergoeding van een bedrag van in totaal € 400,- per persoon billijk en toewijsbaar.
8.2.3.
Vorderingen in categorie 3
Namens de navolgende benadeelde partijen (ook hier is een aantal bij nummer aangeduid) is een bedrag van € 700,- aan immateriële schadevergoeding gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Zij vorderen naast een immateriële schadevergoeding wegens aantasting in de persoon op andere wijze ook een immateriële schadevergoeding op de grond dat zij ernstiger lichamelijk letsel hebben opgelopen, bestaande uit kneuzingen, zwellingen, hoofdletsel, een hersenschudding of een combinatie daarvan. Het gaat om:
- nr. 1: [naam 35] aangiftendossier pagina 203
- nr. 5: [naam 36] aangiftendossier pagina 99
- nr. 6: [naam 37] aangiftendossier pagina 161 en 166
- nr. 7: [naam 38] aangiftendossier pagina 175
- nr. 11: [naam 39] aangiftendossier pagina 182
- nr. 15: [naam 40] aangiftendossier pagina 113
- nr. 16: [naam 41] aangiftendossier pagina 121
- nr. 43: 3254922 aangiftendossier pagina 449
- nr. 45: 3255767 aangiftendossier pagina 397
De vordering van [naam 35] ziet wat lichamelijk letsel betreft op een beurs aanvoelend lichaam, een blauwe plek op het linkerbeen en een gekneusde pink van zijn rechterhand. Bij de vordering zijn foto’s en een doktersverklaring overgelegd. Voorshands is de rechtbank niet gebleken van meer dan licht lichamelijk letsel. Naar het oordeel van de rechtbank is het namens de benadeelde partij aangehaalde arrest niet vergelijkbaar met het onderhavige geval. In dit arrest zijn meer omstandigheden toegelicht, waaronder ook over de duur en de pijn die het letsel heeft veroorzaakt. Zonder aanvullende informatie over de kneuzing van de pink kan de rechtbank niet vaststellen dat het meer dan licht letsel betreft. De rechtbank kan vaststellen dat de schade in elk geval € 400,- bedraagt. De vordering zal tot dat bedrag worden toegewezen. Verdere behandeling van het deel van de vordering voor het meerdere levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk in de vordering zal worden verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De vordering van [naam 40] ziet wat het lichamelijk letsel betreft op een kneuzing aan de linker hand en een vermoedelijke hersenschudding, althans constante pijn aan het hoofd. Bij het verzoek tot schadevergoeding is een geneeskundige verklaring overgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank is voorshands niet gebleken van meer dan licht lichamelijk letsel. Uit de geneeskundige verklaring blijkt niet dat er sprake is van een hersenschudding. De rechtbank kan vaststellen dat de schade in elk geval € 400,- bedraagt. De vordering zal tot dat bedrag worden toegewezen. Verdere behandeling van het deel van de vordering voor het meerdere levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk in de vordering zal worden verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Van de overige bovengenoemde partijen stelt de rechtbank aan de hand van de aangiftes en toelichting op de vorderingen vast dat zij aanwezig waren ten tijde van de openlijke geweldpleging. Daarnaast is in alle gevallen een onderbouwing van het lichamelijk letsel overgelegd. De schade staat in een voldoende rechtstreeks verband met het bewezenverklaarde, zodat sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. De rechtbank is van oordeel dat dit ook geldt voor de schade van [naam 37] . Ondanks dat de verzwikte enkel het gevolg is van een aanrijding door een ME-bus, is er voldoende causaal verband tussen dit letsel en de bewezenverklaarde feiten. Uit zijn aangifte en de toelichting bij de vordering blijkt dat er sprake was van een hectische en chaotische situatie, waarin Stuurman achter een demonstrant aanrende die een steen had gegooid en hij vervolgens door een ME-bus is aangereden. Dit is een direct uitvloeisel van het gepleegde geweld.
De vorderingen zijn voor zover deze betrekking hebben op het lichamelijk letsel door de verdachte niet of onvoldoende gemotiveerd betwist. In deze gevallen, waarin de benadeelde partijen naast de aantasting in de persoon tevens meer dan licht lichamelijk letsel hebben opgelopen, acht de rechtbank een vergoeding van een bedrag van € 700,- billijk en toewijsbaar.
8.2.4.
Overige vorderingen van politieambtenaren
Vordering van verbalisant 3254857
Namens verbalisant 3254857 is een vordering als benadeelde partij ingediend van € 950,- wegens geleden immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Benadeelde vordert deze immateriële schade op grond van aantasting in de persoon op andere wijze en wegens opgelopen lichamelijk letsel (letsel aan de linkerhand, waaronder bandletsel vinger en een zenuwbeschadiging).
Op grond van het dossier (aangiftendossier pagina 468) en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door de openlijke geweldpleging. Een onderbouwing van het lichamelijke letsel is overgelegd.
Naar het oordeel van de rechtbank is bij verbalisant 3254857 sprake van aantasting in de persoon op andere wijze zoals hiervoor overwogen. De vordering is, voor zover deze betrekking heeft op de immateriële schade wegens lichamelijk letsel, namens de verdachte niet (gemotiveerd) betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar.
Vordering van [naam 42]
Namens [naam 42] is een vordering als benadeelde partij ingediend van € 3.000,- aan geleden immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Benadeelde vordert deze immateriële schade op grond van de aantasting in de persoon op andere wijze en wegens lichamelijk letsel dat aan de verbalisant is toegebracht.
Op grond van het dossier (aangiftendossier pagina 142) en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door de openlijke geweldpleging. Naar het oordeel van de rechtbank is [naam 42] aangetast in de persoon op andere wijze.
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de immateriële schade wegens lichamelijk letsel (tinnitus), de benadeelde partij daarin niet-ontvankelijk verklaren. Dit deel van de vordering is namens de verdachte gemotiveerd betwist en namens de benadeelde onvoldoende onderbouwd. Tot dusver volgt alleen uit de eigen verklaring van de benadeelde partij Lelieveld dat er sprake is van tinnitus. Er zijn geen stukken overgelegd waaruit ondubbelzinnig blijkt dat de diagnose tinnitus is gesteld. Namens de benadeelde partij is aangegeven dat er nog aanvullende medische informatie zou worden overgelegd, maar dat is niet gelukt. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 350,- en de benadeelde partij in de vordering voor het meerdere niet-ontvankelijk verklaren.
Vordering van [naam 43]
Namens [naam 43] is een vordering benadeelde partij ingediend van € 5.000,- wegens geleden immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Benadeelde vordert deze immateriële schade op grond van de aantasting in de persoon op andere wijze en wegens lichamelijk letsel dat aan de verbalisant is toegebracht. Dit letsel bestaat uit een afgebroken voortand, een gat in de bovenlip, die zowel aan binnen- als aan buitenzijde gehecht moest worden, een litteken op de bovenlip, een gekneusde rib en de ziekte van Mondor (verstopte ader onder de borst).
Op grond van het dossier (aangiftendossier pagina’s 212 en 230) en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het bewezenverklaarde feit. Naar oordeel van de rechtbank is [naam 43] aangetast in haar persoon op andere wijze.
Verder stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen ten gevolge van de openlijke geweldpleging. De vordering is voor zover deze betrekking heeft op de immateriële schade wegens het letsel aan het gebit en aangezicht namens de verdachte niet (gemotiveerd) betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Voor zover de vordering betrekking heeft op de immateriële schade wegens de ziekte van Mondor is deze door de verdachte wel gemotiveerd betwist. De benadeelde partij heeft een aanvullend ambtsedig proces-verbaal opgesteld. Hieruit blijkt dat zij door de ziekte van Mondor weliswaar stress heeft ervaren en dat het vervelend is geweest, maar niet dat op basis hiervan schade is toegekomen aan de benadeelde partij. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 3.500,- en voor het meerdere niet-ontvankelijk verklaren.
8.2.5.
Proceskostenvergoeding
Mrs. Benhaim en Croes-Hoogendoorn hebben ook verzocht om een proceskostenvergoeding. Zij hebben daarvoor aansluiting gezocht bij het voor de behandeling van civiele vorderingen in strafzaken gebruikelijke ‘liquidatietarief kantonzaken’. Bij iedere geheel of gedeeltelijk toe te wijzen vordering zal de rechtbank het gevraagde bedrag van € 82,- aan vergoeding van proceskosten toewijzen. Evenals bij de toegewezen vorderingen tot schadevergoeding, is iedere verdachte hoofdelijk aansprakelijk voor de toegewezen proceskosten.
8.3.
De benadeelde partij [naam 61]
Door de benadeelde partij [naam 61] is een vordering tot schadevergoeding ingediend, waarbij een bedrag van € 370,- aan immateriële schade wegens letsel aan zijn linkerarm en linkerbeen wordt gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Op grond van het dossier (aangiftendossier pagina 44) en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door de openlijke geweldpleging. De vordering is door de verdachte niet (gemotiveerd) betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
8.4.
De benadeelde partij Veiligheidsregio Haaglanden
Namens de benadeelde partij Veiligheidsregio Haaglanden is een vordering tot schadevergoeding ingediend, waarbij een bedrag van € 250,- aan materiële schadevergoeding wordt gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Het gaat om autoschade die niet door de verzekeraar is vergoed.
De vordering is namens de verdachte niet (voldoende gemotiveerd) betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier (aangiftendossier pagina 62) en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de openlijke geweldpleging. De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
8.5.
De benadeelde partij Nationale Politie
Namens de benadeelde partij Nationale Politie is een vordering tot schadevergoeding ingediend, waarin een bedrag van € 515.736,21 aan materiële schade wordt gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij ziet op schade aan twintig politieauto’s en twee politiebikes. Voldoende is aangetoond dat de Nationale Politie eigenaar is van de auto’s en de daaraan toegebrachte schade lijdt. De schade is namens de verdachte onvoldoende gemotiveerd betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier (aangiftendossier pagina 596) en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de openlijke geweldpleging. De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
8.6.
De benadeelde partij [naam 44]
De benadeelde partij [naam 44] vordert een bedrag van € 22.551,07 aan schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering bestaat uit een bedrag van € 20.551,07 aan materiële schade (autoschade) en € 2.000,- aan immateriële schade.
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de materiële schade door reparatiekosten, is namens de verdachte onvoldoende gemotiveerd betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier (aangiftendossier pagina 653) en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bewezenverklaarde feit. De rechtbank acht dit deel van de vordering toewijsbaar.
Voor zover de vordering immateriële schade betreft zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De vordering is door de verdachte gemotiveerd betwist en door de benadeelde onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Dit deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de vordering deels wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
8.7.
De benadeelde partij [naam 45]
Door de benadeelde partij [naam 45] is een vordering tot schadevergoeding ingediend van
€ 4.286,66 aan materiële schade (schade aan een voorruit en een spiegel van de auto), te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De vordering is namens de verdachte gemotiveerd betwist en door de benadeelde niet met stukken onderbouwd. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil.
8.8.
De benadeelde partij [naam 46]
Door de benadeelde partij [naam 46] is een vordering tot schadevergoeding ingediend van € 14.478,21 aan materiële schade (autoschade) ingediend, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering is namens de verdachte niet dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier (aangiftendossier pagina 669) en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de openlijke geweldpleging, te weten vernieling van zijn auto. De gevorderde schadevergoeding ter zake van reparatiekosten die met een calculatie van een schadeherstelbedrijf zijn onderbouwd, acht de rechtbank toewijsbaar.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
8.9.
De benadeelde partij [naam 47]
De benadeelde partij [naam 47] vordert een bedrag van € 120,- aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit de schade aan de ruit (€ 75,-) en de reparatiekosten (€ 45,-)
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de schade aan de ruit, is door de verdachte niet dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier (aangiftendossier pagina 731) en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de openlijke geweldpleging. Bij het verzoek tot schadevergoeding is een afschrift van de bankrekening van de benadeelde partij overgelegd, waaruit blijkt dat hij een bedrag van € 75,- heeft betaald aan Autotaalglas.
De verdediging heeft de reparatiekosten betwist en deze kosten zijn niet onderbouwd. Verdere behandeling van dit deel van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard. Dit deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank zal de vordering toewijzen tot een bedrag van € 75,-.
Nu de vordering deels wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
8.10.
De benadeelde partij [naam 48]
De benadeelde partij [naam 48] vordert een bedrag van € 3.670,41 aan materiële schadevergoeding (goederen die uit een auto zijn verdwenen), te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De vordering is namens de verdachte gemotiveerd betwist en door de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. Op basis van de overgelegde stukken kan de rechtbank niet vaststellen dat de goederen ten tijde van de openlijke geweldpleging in de auto lagen. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil.
8.11.
De benadeelde partij [naam 49]
Door de benadeelde partij [naam 49] is een vordering ingediend van € 1.724,25 aan materiële schade (autoschade) ingediend, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering tot schadevergoeding is door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier (aangiftendossier pagina 695) en zijn toelichting tijdens het onderzoek ter terechtzitting op 26 augustus 2024 kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de openlijke geweldpleging. De schade is door een garagebedrijf vastgesteld en begroot op het gevorderde bedrag. De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
8.12.
De benadeelde partij [naam 50]
Door de benadeelde partij [naam 50] is een vordering tot schadevergoeding ingediend, waarbij een bedrag van € 973,- aan materiële schade (autoschade) wordt gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De materiële schade bestaat uit het eigen risico voor de autoverzekering in verband met schade aan de auto van de benadeelde (€ 150,-) en de premieverhoging van de autoverzekering voor de komende vijf jaar (€ 823,-).
De vordering is namens de verdachte niet dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd met een brief van FBTO van 23 februari 2024, waaruit de kostenposten en de gevorderde bedragen blijken. Op grond van het dossier (aangiftendossier pagina 701) en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de openlijke geweldpleging, te weten het eigen risico en de extra premie van de autoverzekering voor de komende vijf jaren. De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank dus toewijsbaar.
Ten aanzien van de kosten eigen risico zal de rechtbank de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 17 februari 2024, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die dag is ontstaan. De toekomstige schade begroot de rechtbank op een bedrag van
€ 823,-, waarbij de wettelijke rente over dat bedrag zal aanvangen op de datum van dit vonnis, 23 september 2024.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
8.13.
De benadeelde partij [naam 51]
De benadeelde partij [naam 51] vordert een bedrag van € 5.946,60 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Het betreft verdwenen spullen uit de auto (€ 1.957,10), sleep- dan wel stallingskosten (€ 239,50) en het verschil tussen de (werkelijke) waarde en de dagwaarde van de auto (€ 3.750,-)
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de sleep- dan wel stallingskosten, is door de verdachte niet (gemotiveerd) betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier (aangiftendossier pagina 705) en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij deze schade rechtstreeks heeft geleden door het bewezenverklaarde feit. De rechtbank wijst de vordering toe tot een bedrag van € 239,50.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering voor zover deze betrekking heeft op de spullen in de auto ter waarde van € 1.957,10,- en het bedrag van € 3.750,- voor het verschil tussen de werkelijke waarde en de dagwaarde van de auto. Deze onderdelen van de vordering zijn namens de verdachte gemotiveerd betwist en door de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. Op basis van de overgelegde stukken kan de rechtbank niet vaststellen dat de goederen ten tijde van de openlijke geweldpleging in de auto lagen en als gevolg daarvan verloren zijn gegaan.
Met betrekking tot het verschil tussen de dagwaarde van de afgebrande auto en de (werkelijke) waarde daarvan overweegt de rechtbank het volgende. Uit de overgelegde stukken blijkt dat op basis van een expertiserapport de dagwaarde van de auto is bepaald en dat de verzekering deze dagwaarde reeds heeft vergoed. Met het aankoopbewijs van een andere auto is onvoldoende onderbouwd dat de (werkelijke) waarde van de afgebrande auto ten tijde van het openlijk gepleegde geweld hoger lag dan de dagwaarde die door de verzekeringsmaatschappij is vastgesteld.
De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van deze delen van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de vordering deels wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
8.14.
De benadeelde partij [naam 52]
Namens de benadeelde partij [naam 52] is een vordering tot schadevergoeding ingediend, waarbij een bedrag van € 200,- aan materiële schade wordt gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het schadebedrag dat namens de benadeelde partij is gevorderd is het verschil tussen de aanschafwaarde van de afgebrande auto (€ 8.900,- op 30 december 2022) en het uitgekeerde schadebedrag op basis van de dagwaarde door de verzekeraar (op 23 februari 2024 vastgesteld op € 8.700,-). De benadeelde partij, zo blijkt uit de overgelegde stukken, heeft vanaf de aanschaf tot 17 februari 2024 ruim een jaar in de auto kunnen rijden. Een waardevermindering/afschrijving over deze periode van € 200,- is bescheiden. Gelet hierop is niet aannemelijk dat de benadeelde partij als gevolg van de openlijke geweldpleging de opgevoerde autoschade heeft geleden. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij afwijzen.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten op nihil.
8.15.
De benadeelde partij [naam 53]
Door de benadeelde partij [naam 53] is een vordering tot schadevergoeding ingediend, waarbij een bedrag van € 25.272,98 wordt gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering bestaat uit een bedrag van € 272,98 aan materiële schade (verdwenen goederen) en € 25.000,- aan immateriële schade (verergering hartritmestoornis en aantasting persoonlijke levenssfeer).
De rechtbank zal de benadeelde partij, voor zover de vordering ziet op de materiële schade, niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De vordering is namens de verdachte gemotiveerd betwist en door de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. Op basis van de overgelegde stukken kan de rechtbank niet vaststellen dat de goederen ten tijde van de openlijke geweldpleging in de auto lagen en er een rechtstreeks verband bestaat tussen de schade en dit feit.
De rechtbank zal de benadeelde partij eveneens niet-ontvankelijk verklaren voor zover de vordering immateriële schadevergoeding betreft. Ook dit deel van de vordering is namens de verdachte gemotiveerd betwist en namens de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd.
De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De vordering kan ook in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten op nihil.
8.16.
De benadeelde partij [naam 54]
De benadeelde partij [naam 54] vordert een bedrag van € 3.372,88 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Uit een proces-verbaal opgesteld door de officier van justitie blijkt dat de benadeelde partij tijdens de behandeling van de zaken tegen medeverdachten op de terechtzitting op 3 juli 2024 zijn vordering heeft verminderd tot het bedrag van € 400,-. Hij heeft verklaard dat de verzekeraar inmiddels heeft besloten om de schade aan zijn auto te vergoeden, met uitzondering van zijn eigen risico van € 400,-.
De resterende vordering van € 400,- is door de verdachte niet betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier (aangiftendossier pagina 727) en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het gepleegde openlijke geweld. De rechtbank zal de vordering toewijzen.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
8.17.
De benadeelde partij [naam 55]
Door de benadeelde partij [naam 55] is een vordering tot schadevergoeding ingediend, waarin een bedrag van € 847,- aan materiële (auto)schadevergoeding wordt gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering is door de verdachte niet (gemotiveerd) betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier (aangiftendossier pagina 731) en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de openlijke geweldpleging. De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
8.18.
De benadeelde partij [naam 56]
Door de benadeelde partij [naam 56] is een vordering tot schadevergoeding ingediend, waarin een bedrag van € 690,- aan materiële schade wordt gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Het gaat om eigen risico leaseauto (€ 300,-), schade aan een kinderzitje (€ 300,-) en kosten vervangend vervoer (€ 90,-).
Op grond van het dossier (aangiftendossier pagina 709) en het onderzoek ter terechtzitting kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de openlijke geweldpleging. Op basis van de overgelegde stukken stelt de rechtbank vast dat zich een kinderzitje in de auto van de benadeelde partij bevond dat door brand onbruikbaar is geworden. De waarde van het zitje is niet met stukken onderbouwd. De rechtbank maakt gebruik van haar schattingsbevoegdheid en stelt de schade vast op € 100,-. Voor zover voor de schade aan het kinderzitje meer is gevorderd dan dit bedrag, zal de rechtbank de vordering afwijzen.
Gelet op de overgelegde foto’s van de forse autoschade is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij gebruik heeft moeten maken van vervangend vervoer. Stukken van de kosten zijn ook daarvan niet overgelegd. De rechtbank zal gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid en de schade vaststellen op € 90,-.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering voor zover deze het eigen risico betreft. Dit deel van de vordering is namens de verdachte (gemotiveerd) betwist en door de benadeelde partij niet met stukken onderbouwd. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
In totaal zal de rechtbank dus het bedrag van € 190,- toewijzen.
Nu de vordering deels wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
8.19.
De benadeelde partij [naam 57]
De benadeelde partij [naam 57] heeft in zijn vordering toegelicht dat zijn auto is beschadigd. De (na schade-uitkering door de verzekeraar) nog resterende schade betreft een verlies van no-claimkorting en waardevermindering van de auto. De hoogte van deze schade is volgens de benadeelde partij nog onbekend. Nu de vordering onbepaald is, moet de rechtbank de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten op nihil.
8.20.
De benadeelde partij [naam 58]
Door de benadeelde partij [naam 58] is een vordering tot schadevergoeding ingediend, waarin een bedrag van € 2.800,- aan materiële schade wordt gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Het gaat om autoschade.
De omvang van de schade is namens de verdachte niet (gemotiveerd) betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier (aangiftendossier pagina 723) en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bewezenverklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag. De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
8.21.
De benadeelde partij [naam 59]
Door de benadeelde partij [naam 59] is een vordering tot schadevergoeding ingediend, waarbij een bedrag van € 3.200,- wordt gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering bestaat uit een bedrag van € 2.700,- aan materiële (auto)schade en € 500,- aan immateriële schade.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De vordering is namens de verdachte gemotiveerd betwist en niet met stukken onderbouwd. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten op nihil.
8.22.
De benadeelde partij [bedrijfsnaam 1] B.V.
Namens de benadeelde partij [bedrijfsnaam 1] B.V. is een bedrag van € 128.271,04 aan materiële schade gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De schade betreft de dagwaarde van een uitgebrande touringcar minus de restwaarde daarvan en de kosten van schadevaststelling.
De omvang van de schade is door de verdachte niet (gemotiveerd) betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier (aangiftendossier pagina 745) en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de het gepleegde openlijke geweld ter grootte van het gevorderde bedrag. De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De benadeelde partij heeft als proceskosten een bedrag van € 2.057,71 opgevoerd, berekend aan de hand van de Wet normering buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank begroot de proceskosten volgens het gebruikelijke liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven op € 1.929,- (1 punt x liquidatietarief V). Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
8.23.
De benadeelde partij [naam 60]
Door de benadeelde partij [naam 60] is een vordering tot schadevergoeding ingediend, waarbij een bedrag van € 5.524,42 wordt gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering bestaat uit materiële (auto)schade.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, omdat de benadeelde partij zich te laat in het strafproces heeft gevoegd. Volgens artikel 51g lid 3 Sv kan een benadeelde partij zich in het strafproces voegen totdat de officier van justitie in de gelegenheid wordt gesteld om te rekwireren. Het requisitoir heeft van de officier van justitie heeft plaatsgevonden op 14 augustus 2024. De vordering tot schadevergoeding is op 21 augustus 2024 door de benadeelde partij ingediend en is ook op die dag door de rechtbank ontvangen.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten op nihil.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op artikelen 36f, 47, 55, 57, 131, 141, 157, 266 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 4.7 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van dagvaarding I, feiten 1 en 2:
de eendaadse samenloop van
medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
en
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen;
ten aanzien van dagvaarding I, feit 3:
in het openbaar, mondeling tot enig strafbaar feit opruien;
ten aanzien van dagvaarding II;
in het openbaar, mondeling tot enig strafbaar feit opruien;
ten aanzien van dagvaarding III, feit 1:
bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd;
ten aanzien van dagvaarding III, feit 2:
eenvoudige belediging, meermalen gepleegd;
ten aanzien van dagvaarding IV;
in het openbaar, mondeling tot enig strafbaar feit opruien;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
4 (vier) JAREN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
benadeelde partijen
gehele niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partijen
bepaalt dat de navolgende benadeelde partijen niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen tot schadevergoeding en dat deze benadeelde partijen de vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen:
- nr. 71: [naam 45]
- nr. 74: [naam 48]
- nr. 83: [naam 57]
- nr. 85: [naam 59]
- nr. 79: [naam 53]
- nr. 87: [naam 60]
veroordeelt deze benadeelde partijen in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
gehele toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen
wijst de vorderingen tot schadevergoeding van de navolgende benadeelde partijen toe tot de hierna te noemen bedragen, en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om deze bedragen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 17 februari 2024 tot de dag waarop deze vorderingen zijn betaald, te betalen aan de benadeelde partijen:
€ 350,-
- nr. 4: [naam 5]
- nr. 14: [naam 6]
- nr. 18: [naam 7]
- nr. 19: [naam 8]
- nr. 24: [naam 9]
- nr. 25: [naam 10]
- nr. 26: [naam 11]
- nr. 27: [verbalisant 2]
- nr. 28: [naam 12]
- nr. 29: [naam 13]
- nr. 30: [naam 14]
- nr. 31: [naam 14]
- nr. 32: [naam 15]
- nr. 33: [naam 16]
- nr. 34: [naam 17]
- nr. 35: [naam 18]
- nr. 36: [naam 19]
- nr. 37: 3254616
- nr. 38: 3254628
- nr. 39: 3254839
- nr. 44: 3255764
- nr. 46: 3256007
- nr. 48: 3256065
- nr. 50: 3256298
- nr. 51: 3256309
- nr. 52: 3256357
- nr. 55: 3256600
- nr. 56: 3256945
- nr. 57: 3257688
- nr. 58: 3258166
- nr. 59: 3259023
- nr. 60: 3259472
- nr. 61: 3260529
- nr. 62: 3272822
- nr. 65: Tp302
- nr. 66: [naam 20]
€ 400,-
- nr. 3: [naam 21]
- nr. 8: [naam 22]
- nr. 9: [naam 23]
- nr. 10: [naam 24]
- nr. 12: [naam 25]
- nr. 13: [naam 28]
- nr. 20: [naam 29]
- nr. 21: [naam 30]
- nr. 22: [naam 31]
- nr. 23: [naam 32]
- nr. 40: 3254852
- nr. 42: 3254869
- nr. 47: 3256014
- nr. 49: 3256279
- nr. 53: 3256367
- nr. 54: 3256593
- nr. 63: [naam 33]
- nr. 64: [naam 34]
€ 700,-
- nr. 5: [naam 36]
- nr. 6: [naam 37]
- nr. 7: [naam 38]
- nr. 11: [naam 39]
- nr. 16: [naam 41]
- nr. 43: 3254922
- nr. 45: 3255767
€ 950,-
- nr. 41: 3254857
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten van deze benadeelde partijen, begroot op € 82,- per hiervoor genoemde toegewezen vordering, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
wijst eveneens de vorderingen tot schadevergoeding van de navolgende benadeelde partijen toe tot de hierna te noemen bedragen, en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om deze bedragen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 17 februari 2024 tot de dag waarop deze vorderingen zijn betaald, te betalen aan de benadeelde partijen:
- nr. 67: [naam 61] € 370,-
- nr. 68: Veiligheidsregio Haaglanden € 250,-
- nr. 69: Nationale Politie € 515.736,21
- nr. 72: [naam 46] € 14.478,21
- nr. 75: [naam 49] € 1.724,25
- nr. 80: [naam 54] € 400,-
- nr. 81: [naam 55] € 847,-
- nr. 84: [naam 58] € 2.800,-
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten van de benadeelde partijen, bij deze vorderingen begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
[naam 50] (nr. 76)toe tot een bedrag van € 973,- en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente over een bedrag van € 150,- vanaf 17 februari 2024 en over een bedrag van € 823,- vanaf 23 september 2024, beide tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan de benadeelde partij;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
[bedrijfsnaam 1] B.V. (nr. 86)toe tot een bedrag van € 128.271,04 en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 17 februari 2024 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan de benadeelde partij;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op € 1.929,-, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
gedeeltelijke toewijzing van de vorderingen benadeelde partijen
wijst de vorderingen tot schadevergoeding van de navolgende benadeelde partijen deels toe tot de hierna te noemen bedragen, en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om deze bedragen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 17 februari 2024 tot de dag waarop deze vorderingen zijn betaald, te betalen aan de benadeelde partijen:
- nr. 1: [naam 35] € 400,-
- nr. 2: [naam 43] € 3.500,-
- nr. 15: [naam 40] € 400,-
- nr. 17: [naam 42] € 350,-
bepaalt dat deze benadeelde partijen voor het overige niet-ontvankelijk zijn in de vorderingen tot schadevergoeding en dat de benadeelde partijen deze delen van de vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten van deze benadeelde partijen, begroot op € 82,- per hiervoor genoemde deels toegewezen vordering, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
wijst eveneens de vorderingen tot schadevergoeding van de navolgende benadeelde partijen deels toe tot de hierna te noemen bedragen, en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om deze bedragen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 17 februari 2024 tot de dag waarop deze vorderingen zijn betaald, te betalen aan de benadeelde partijen:
- nr. 70: [naam 44] € 20.551,07
- nr. 73: [naam 47] € 75,-
- nr. 77: [naam 51] € 239,50
- nr. 82. [naam 56] € 190,-
wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 56] af voor zover deze vordering ten aanzien van schade aan een kinderzitje het bedrag van € 100,- te boven gaat;
bepaalt dat deze benadeelde partijen voor het overige niet-ontvankelijk zijn in de vorderingen tot schadevergoeding en dat de benadeelde partijen deze delen van de vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten van de benadeelde partijen, bij de hiervoor genoemde toegewezen vorderingen begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
afwijzing van de vordering benadeelde partij
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam 52] (nr. 78) af;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
hoofdelijkheid
bepaalt dat als een van de mededaders de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
de schadevergoedingsmaatregelen
legt aan de verdachte hoofdelijk op de verplichting tot betaling aan de Staat van de voornoemde bedragen voor zover het vorderingen betreft die in het overzicht betreffende gijzeling hieronder zijn vermeld, vermeerderd met de wettelijke rente daarover met ingang van de voornoemde data tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt – onder handhaving van voormelde verplichting – gijzeling kan worden toegepast voor navolgende duur:
- nr. 73: [naam 47] 1 dag,
- nr. 4: [naam 5] 2 dagen,
- nr. 14: [naam 6] 2 dagen,
- nr. 18: [naam 7] 2 dagen,
- nr. 19: [naam 8] 2 dagen,
- nr. 24: [naam 9] 2 dagen,
- nr. 25: [naam 10] 2 dagen,
- nr. 26: [naam 11] 2 dagen,
- nr. 27: [verbalisant 2] 2 dagen,
- nr. 28: [naam 12] 2 dagen,
- nr. 29: [naam 13] 2 dagen,
- nr. 30: [naam 14] 2 dagen,
- nr. 31: [naam 14] 2 dagen,
- nr. 32: [naam 15] 2 dagen,
- nr. 33: [naam 16] 2 dagen,
- nr. 34: [naam 17] 2 dagen,
- nr. 35: [naam 18] 2 dagen,
- nr. 36: [naam 19] 2 dagen,
- nr. 37: 3254616 2 dagen,
- nr. 38: 3254628 2 dagen,
- nr. 39: 3254839 2 dagen,
- nr. 44: 3255764 2 dagen,
- nr. 46: 3256007 2 dagen,
- nr. 48: 3256065 2 dagen,
- nr. 50: 3256298 2 dagen,
- nr. 51: 3256309 2 dagen,
- nr. 52: 3256357 2 dagen,
- nr. 55: 3256600 2 dagen,
- nr. 56: 3256945 2 dagen,
- nr. 57: 3257688 2 dagen,
- nr. 58: 3258166 2 dagen,
- nr. 59: 3259023 2 dagen,
- nr. 60: 3259472 2 dagen,
- nr. 61: 3260529 2 dagen,
- nr. 62: 3272822 2 dagen,
- nr. 65: Tp302 2 dagen,
- nr. 66: [naam 20] 2 dagen,
- nr. 17: [naam 42] 2 dagen,
- nr. 77: [naam 51] 2 dagen,
- nr. 82. [naam 56] 2 dagen,
- nr. 3: [naam 21] 3 dagen,
- nr. 8: [naam 22] 3 dagen,
- nr. 9: [naam 23] 3 dagen,
- nr. 10: [naam 24] 3 dagen,
- nr. 12: [naam 25] 3 dagen,
- nr. 13: [naam 28] 3 dagen,
- nr. 20: [naam 29] 3 dagen,
- nr. 21: [naam 30] 3 dagen,
- nr. 22: [naam 31] 3 dagen,
- nr. 23: [naam 32] 3 dagen,
- nr. 40: 3254852 3 dagen,
- nr. 42: 3254869 3 dagen,
- nr. 47: 3256014 3 dagen,
- nr. 49: 3256279 3 dagen,
- nr. 53: 3256367 3 dagen,
- nr. 54: 3256593 3 dagen,
- nr. 63: [naam 33] 3 dagen,
- nr. 64: [naam 34] 3 dagen,
- nr. 1: [naam 35] 3 dagen,
- nr. 67: [naam 61] 3 dagen,
- nr. 80: [naam 54] 3 dagen,
- nr. 15: [naam 40] 3 dagen,
- nr. 5: [naam 36] 5 dagen,
- nr. 6: [naam 37] 5 dagen,
- nr. 7: [naam 38] 5 dagen,
- nr. 11: [naam 39] 5 dagen,
- nr. 16: [naam 41] 5 dagen,
- nr. 43: 3254922 5 dagen,
- nr. 45: 3255767 5 dagen,
- nr. 81: [naam 55] 6 dagen,
- nr. 41: 3254857 7 dagen,
- nr. 76: [naam 50] 7 dagen,
- nr. 75: [naam 49] 12 dagen,
- nr. 84: [naam 58] 17 dagen,
- nr. 2: [naam 43] 21 dagen,
- nr. 72: [naam 46] 51 dagen,
- nr. 70: [naam 44] 64 dagen;
waarbij de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde betalingsverplichtingen niet opheft;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen of betalingsverplichtingen aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichtingen aan de Staat de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. S.M. Krans, voorzitter,
mr. S. Pereth, rechter,
mr. A. Dantuma-Hieronymus, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. E. Scholten, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 september 2024.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
09/061391-24 (Dagvaarding I)
1.
hij op of omstreeks 17 februari 2024 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk brand heeft gesticht bij, aan en/of in een bus, toebehorende aan [bedrijfsnaam 1] , immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk tezamen en in vereniging met een of meer anderen en/of alleen:
- een of meerdere (brandende) voorwerpen tegen/bij een wiel van voornoemde bus en/of onder (een wielkast van) voornoemde bus gelegd en/of
- open vuur in aanraking gebracht met dit/deze voorwerp(en) en/of
- ( direct) nabij/naast dit/deze brandende voorwerp(en) één of meerdere andere (brandbare) voorwerpen gelegd,
en/of
- een brandbare vloeistof in een fles/voorwerp gedaan en/of (vervolgens)
- een stuk stof, althans een brandbaar voorwerp, in die fles/voorwerp (met die brandbare vloeistof) gedaan en/of (vervolgens)
- open vuur (via dat stuk stof, althans dat brandbare voorwerp) met die brandbare vloeistof in aanraking gebracht en/of (vervolgens)
- voornoemde (brandende) fles/voorwerp (met die brandende/brandbare vloeistof), althans een brandend voorwerp, naar/tegen/in voornoemde bus gegooid,
ten gevolge waarvan (telkens):
- brand bij, aan en/of in voornoemde bus is ontstaan, en/of
- voornoemde bus geheel of gedeeltelijk is verbrand/uitgebrand,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor die bus en/of voor zich in die bus bevindende goederen en/of voor nabij geparkeerde (personen)auto(’s), in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
2.
hij op of omstreeks 17 februari 2024 te 's-Gravenhage openlijk, te weten, op en/of aan de Fruitweg en/of Parallelweg, althans in de nabijheid en/of in de buurt van het zalencentrum Opera (gelegen aan de Fruitweg), in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen:
- personen, te weten politieambtenaren en/of brandweerpersoneel en/of journalisten en/of fotografen en/of personen in het zalencentrum Opera, en/of;
- goederen, te weten politievoertuigen en/of personenauto’s en/of een touringcar en/of één of meerdere gebouwen (onder andere zalencentrum Opera en/of naastgelegen en/of in de (directe) nabijheid gelegen gebouwen en/of een tankstation),
door (meermalen):
- ( met stokken, stenen, messen en/of andere voorwerpen in de hand) (gegroepeerd) zich dreigend op te houden en/of op te stellen tegen en/of de confrontatie te zoeken/aan te gaan met de politie en/of brandweer en/of journalisten en/of fotografen, en/of;
- het zalencentrum Opera te bestormen en/of te proberen binnen te dringen (onder andere door (met meerdere personen tegelijk) op de politie en/of het zalencentrum Opera af te gaan/te rennen en/of te proberen zich door linies van de politie heen te dringen), en/of;
- ( stukken/brokken van) stoeptegels en/of stenen en/of fietsen en/of straatmeubilair en/of vuurwerk en/of brandend/brandbaar materiaal en/of één of meerdere andere voorwerpen, naar/tegen voornoemde personen en/of goederen te gooien, en/of;
- één of meerdere (politie)voertuigen en/of een touringcar in brand te steken;
3.
hij op of omstreeks 17 februari 2024 te 's-Gravenhage, in het openbaar mondeling tot enig strafbaar feit en/of gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag heeft opgeruid,
door tijdens/vlak na gepleegd openlijk geweld op 17 februari 2024 op/aan de Fruitweg in Den Haag tegen personen en/of goederen, waaronder tegen politieambtenaren en/of één of meerdere gebouwen, in het openbaar een groep personen toe te spreken in de buurt van die Fruitweg, door onder meer de volgende woorden te gebruiken:
- “ Onze eerste missie was dat het via plan A gestopt wordt” en/of
- “ Niet alleen in Nederland, maar in de hele wereld en in Europa hebben ze toestemming gekregen” en/of
- “ Vandaag zullen we zien hoe het Nederlandse kabinet gaat reageren” en/of
- “ Wij hebben de prijs betaald die betaald kan worden. Anders dan dit is er geen mannelijkheid. Maar een mens strijdt voor zijn gewetens” en/of
- “ Deze strijd, zal ik jullie vertellen, we hebben wettelijk gehandeld, maar hoe Nederlandse regering handelde is in strijd tegen ons rechten en de Nederlandse wetten. De regering heeft de prijs betaald om hen te beschermen. We zijn rechtmatig en we zullen kijken wat er gaat komen” en/of
- “ Maar vanaf vandaag verder, we hebben gedaan wat er kan gedaan worden, leiders die met jullie waren hebben hun werk gedaan. Men moet voorbereid zijn” en/of
- “ We hebben zo een prijs betaald maar uiteindelijk konden we onze vijanden niet vinden. Dat wij hun bloed niet gezien hebben. We hebben met de overheid gestreden. Daarom is er geen overwinning meer dan dit” en/of
- “ Meer dan dit is er niet we hebben gezorgd dat de overheid ging trillen”,
althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
16/206931-23 (Dagvaarding II)
hij op of omstreeks 11 augustus 2023 te Utrecht, althans in Nederland in het openbaar mondeling, bij geschrift en/of bij afbeelding tot enig strafbaar feit en/of gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag heeft opgeruid, door op een (openbaar toegankelijke) kanaal, te weten TikTok, in elk geval op of via het internet een video te plaatsen, waarin onder meer het volgende wordt gezegd: "Hgdef/pfdj zoekt toevlucht in de kerk. Het doel moet zijn om ze te verdoezelen en te vernietigen. Als je de diplomaten van de ambassade tegenkomt hang ze dan aan een boom, snij hun hoofd af en lever ze aan de Duitse hyena’s. Excuus dat ze diplomaten zijn dat werkt niet bij ons. Als we ze vinden of tegenkomen we zullen ze vernederen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
09/125684-22 (Dagvaarding III)
1.
hij in of omstreeks de periode van 15 november 2021 tot en met 5 januari 2022 te Gouda, althans in Nederland, [naam 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [naam 1] dreigend de woorden toe te voegen "Hoe dan ook, binnenkort krijg je heet water over je gezicht heen hoer" en/of "Hey hoer [...] vergeet niet dat ik heet water over je heen ga gooien", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij in of omstreeks de periode van 15 november 2021 tot en met 5 januari 2022 te Gouda, althans in Nederland, opzettelijk [naam 1] , in het openbaar mondeling, heeft beledigd, door haar de woorden toe te voegen: "stinkende hoer vuil", "je doet het met iedereen, hoer", "je moeder was een heks in Tessenee, ze heeft veel mensen gedood", "dochter van een heks" en/of "ze is een heks en kan je zo te pakken krijgen. Ze heeft iemand uit Israël al eens behekst", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
09/149136-24 (Dagvaarding IV)
hij op of omstreeks 6 juni 2023 te Utrecht, althans in Nederland, en/of in Duitsland, in het openbaar mondeling tot enig strafbaar feit en/of gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag heeft opgeruid, door in een openbaar toegankelijke livestream(-video) op het social media platform YouTube onder meer de volgende woorden te gebruiken:
- “ We moeten twee soorten activiteiten ontwikkelen en dit zijn onze plannen: Plan A. We moeten het schriftelijk verklaren. We moeten iedereen vertellen dat dit festival niet mag doorgaan. Als dat lukt, is dat goed. Maar als het festival doorgaat, dan hebben we plan B. Dit is een kwestie van leven en niet leven. Degenen die onze rechten schenden, onze doelen laten ontsporen en hier ronddansen in naam van onafhankelijkheid, degenen die ons beledigen en misbruiken. Zij die hier het regime vertegenwoordigen. Dit is een actie tegen ons leven en we moeten ons leven verdedigen. Dus moeten we in staat zijn onszelf te kunnen verdedigen. Het maakt niet uit hoe, legaal of met geweld.”, en/of
- “ Als ik zeg, dat we geweld zullen gebruiken, dan is dat niet omdat ik van geweld houd, maar omdat ik ertoe gedwongen ben. Als we hier hebben gevraagd om onze rechten te accepteren, maar we worden geïgnoreerd en de slaven van het regime mogen hun festival houden, dan kunnen we niet anders dan bereid zijn om offers te brengen en te vechten. In de komende 3 maanden, waar dan ook, in Duitsland, Noorwegen, Denemarken of waar dan ook, moeten we bereid zijn om offers te brengen en te vechten. Het is een kwestie van tijd om overal bereid te zijn om offers te brengen. Deze brigade is er klaar voor. Internationaal, overal.”, en/of
- “ We moeten de wetten in Europa accepteren, maar wanneer de slaven van het Eritrese regime hier komen en doen wat ze willen, moet iedereen weten wanneer ze zich illegaal gedragen dat we niet met gevouwen handen zullen toekijken. We hebben niet alleen het recht maar ook de plicht om onszelf te verdedigen. We moeten onszelf verdedigen; de brigade staat klaar om zich te verdedigen. We hebben het gezien in België, in Nederland. Daar werd het verboden. Ook op andere plaatsen in Duitsland. De confrontatie is nu in Giessen. Laatst hadden we succes, hoewel veel van onze leden door honden werden gebeten, gewond raakten door knuppels of iets dergelijks. Nu heeft het bestuur hen toestemming gegeven. Het is voor hen nog niet duidelijk wie hier de broek aan heeft.”, en/of
- “ Als Duitsland en Giessen zoiets toestaan, moet het duidelijk zijn dat onze brigade voor 99% klaar is om te vechten.”, en/of
- “ Ik wil van deze gelegenheid gebruik maken om jullie te vertellen dat we met geweld de nodige actie zullen ondernemen. Iets anders heeft geen zin. Wanneer jullie komen, zullen we elkaar ter plekke zien. Het probleem dat we hebben is dat de confrontatie niet met jullie is, maar met de politie.”, en/of
-“ Wij zijn de kinderen van de overleden patriotten, wij willen graag in ons land wonen. Maar jullie zijn degenen die ons daarvan weerhouden. Jullie moeten opzijgaan. Jullie wonen in Europa, jullie kunnen hier een normaal leven leiden en jullie kinderen naar school sturen, maar als jullie het gevoel hebben dat jullie jaar in jaar uit voor de dictator moeten schreeuwen, dan zijn jullie de eerste vijanden van ons en moeten we met jullie afrekenen. Het is ons doel om voor onze vrijheid te vechten. En als jullie iets overkomt in deze strijd, dan zullen wij daar geen spijt van krijgen en zijn wij niet degenen die daar de verantwoordelijkheid voor nemen.”, en/of
- “ Als ze het niet verbieden, dan hebben we plan B. In deze situatie zullen de anderen komen en beweren dat we op zoek zijn naar rechtvaardigheid, dan kunnen ze iets meemaken. Ik herhaal het alsjeblieft, niemand mag komen, waarom gebeurt wat gebeurt. De Duitsers hebben ons geweigerd en willen dat het festival doorgaat. Het enige alternatief is nu om te vechten om respect te krijgen. Als ze in een situatie komen waar wij aanwezig zijn, dan kunnen ze wel wat beleven. We kunnen daar niet gewoon als toeschouwers staan. Dat is een beperking van onze rechten. We hebben immers een wettelijk verzoek gedaan. Als dat niet gehoord wordt, moeten we respect afdwingen.”, en/of
- “ Ons probleem is de politie. Als we alleen met onze vijanden waren, zou het een eenvoudige zaak zijn. De politie is ons probleem. We vechten tegen paarden, stalen voorwerpen en honden. Zonder hen zou het een eenvoudige zaak zijn.”,
althans woorden van gelijke aard en/of strekking;

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit – tenzij anders vermeld - de pagina’s van het dossier met het nummer T/0713293/2023, van de regionale dienst Mittelhessen, regionale recherche Giessen (doorgenummerd p. 1 t/m 54).
2.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant, p. 5 en 6 (onderzoek TGO Charlie24, algemeen dossier).
3.Een geschrift, te weten een verslag van 7 juni 2023, p. 5.
4.Een geschrift, te weten een notitie van 22 juni 2023, p. 49.
5.Een geschrift, te weten een vertaling door de tolk Emnetu, p. 30, 33, 34, 35, 41 en 42.
6.Een geschrift, te weten een notitie van 22 juni 2023, p. 50 en 51.
7.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte op 18 augustus 2023, p. 48 en 50 (dossier 16/206931-23).
8.De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 12 augustus 2024.
9.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal van het onderzoek TGO Charlie24 met het onderzoeksnummer DHRAB23004, van de politie eenheid Den Haag, dienst regionale recherche, te weten het algemeen dossier (doorgenummerd pagina 1-62), het aangiftendossier (doorgenummerd pagina 1-789) en het persoonsdossier verdachte [de verdachte] (doorgenummerd pagina 1 t/m 414).
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 33 en 35 (algemeen dossier).
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 51 (algemeen dossier).
12.Proces-verbaal van relaas verbalisant [naam 62] p. 8 van het relaas (algemeen dossier).
13.Proces-verbaal van aangifte [naam 63] , p. 176 (aangiftendossier).
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 6, 7 en 8 (algemeen dossier).
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. 100 en 101 (aangiftendossier).
16.Proces-verbaal van aangifte [naam 63] , p. 178 en 179 (aangiftendossier).
17.Proces-verbaal van bevindingen, p. 200 (aangiftendossier).
18.Proces-verbaal van bevindingen, p. 7 (algemeen dossier).
19.Proces-verbaal van bevindingen, p. 137 en 138 (aangiftendossier).
20.Proces-verbaal van bevindingen, p. 291 (aangiftendossier).
21.Proces-verbaal van bevindingen, p. 56 (algemeen dossier).
22.Proces-verbaal van bevindingen, p. 17 en 18 (algemeen dossier).
23.Proces-verbaal van aangifte [naam 64] namens Gemeente Den Haag, p. 602 (aangiftendossier).
24.Proces-verbaal van aangifte N. den Toom, p. 62 (aangiftendossier).
25.Proces-verbaal van bevindingen, p. 247 (aangiftendossier).
26.Proces-verbaal van relaas verbalisant [naam 62] p. 10 van het relaas (algemeen dossier).
27.Proces-verbaal van aangifte [naam 9] , p. 250 (aangiftendossier).
28.Proces-verbaal van bevindingen, p. 7 en 8 (algemeen dossier).
29.Proces-verbaal van bevindingen, p. 17 en 18 (algemeen dossier).
30.Proces-verbaal van relaas verbalisant [naam 62] p. 10 van het relaas (algemeen dossier).
31.Proces-verbaal van bevindingen, p. 56 (algemeen dossier).
32.Proces-verbaal van aangifte [naam 65] namens de Gemeente Den Haag, p. 604 (aangiftendossier).
33.Proces-verbaal van aangifte [naam 70] namens de Nationale Politie, p. 596 (aangiftendossier).
34.Proces-verbaal van aangifte [naam 71] namens de Politie Eenheid Den Haag, p. 524 (aangiftendossier).
35.Proces-verbaal van aangifte [naam 72] namens [bedrijfsnaam 2] Bv, p. 743 en 744 (aangiftendossier).
36.Proces-verbaal van aangifte [naam 44] , p. 653 (aangiftendossier).
37.Proces-verbaal van aangifte [naam 48] , p. 682 (aangiftendossier).
38.Proces-verbaal van aangifte [naam 66] , p. 659 (aangiftendossier).
39.Proces-verbaal van aangifte [naam 67] , p. 44-49 (aangiftendossier).
40.Proces-verbaal van aangifte [naam 68] , p. 56-59 (aangiftendossier).
41.Proces-verbaal van bevindingen, p. 52 (algemeen dossier).
42.Proces-verbaal van aangifte [naam 68] , p. 58 (aangiftendossier).
43.Proces-verbaal van aangifte [naam 39] , p. 186 (aangiftendossier).
44.Proces-verbaal van bevindingen, p. 110 (aangiftendossier).
45.Proces-verbaal van bevindingen, p. 171 (aangiftendossier).
46.Proces-verbaal van aangifte verbalisant 3254922, p. 450 (aangiftendossier).
47.Proces-verbaal van aangifte verbalisant 3254857, p. 471 en 472 (aangiftendossier), alsmede een geschrift, zijnde een Geneeskundig rapport d.d. 15 maart 2024, opgesteld door J.R.M. van Rappard, Plastisch Hand-/Pols chirurg Xpert Clinics, bestaande uit 4 pagina’s (bijlage 5 bij de vordering als benadeelde partij van verbalisant 3254857).
48.Proces-verbaal van aangifte [naam 43] , p. 214 (aangiftendossier).
49.Proces-verbaal van bevindingen, p. 141 en 142 (persoonsdossier).
50.Proces-verbaal van aangifte [naam 69] namens [bedrijfsnaam 1] , p. 745 (aangiftendossier).
51.Proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict D TGO Charlie24, opgemaakt op 10 mei 2024 (losbladig).
52.Proces-verbaal van bevindingen, p. 142 (persoonsdossier).
53.Proces-verbaal van bevindingen, p. 365 (persoonsdossier).
54.Proces-verbaal van bevindingen, p. 83-89 (persoonsdossier).
55.De eigen waarneming van de rechtbank.
56.Proces-verbaal van bevindingen, p. 54-66 (persoonsdossier).
57.o.a. HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1320.
58.Wet van 25 april 2000, Stb 2000, 173.
59.HR 8 februari 2011, ECLI:NL:HR:BO9823.
60.ECLI:NL:GHSHE:2021:2657, ECLI:NL:HR:2022:967 (bekrachtigd/bevestigd).
61.Proces-verbaal van bevindingen, p. 6 en 7 (persoonsdossier).
62.Proces-verbaal van bevindingen, p. 226 en 227 (persoonsdossier).