Uitspraak
.RECHTBANK DEN HAAG
en
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eisers tegen het niet in behandeling nemen van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvragen op 1 augustus 2024 niet in behandeling genomen, omdat Kroatië volgens hem verantwoordelijk is voor de aanvragen. De rechtbank heeft op 20 augustus 2024 de zaak behandeld, waarbij eisers, hun gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de minister in zijn algemeenheid mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Kroatië. Eisers hebben aangevoerd dat zij in Kroatië risico lopen op pushbacks en onvoldoende opvang, maar de rechtbank concludeert dat de aangevoerde informatie niet voldoende is om aan te nemen dat er een reëel risico bestaat. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die bevestigen dat Kroatië zich aan de Europese regelgeving houdt.
De rechtbank oordeelt dat de minister geen aanvullende garanties hoefde te vragen en dat de beroepsgronden van eisers niet slagen. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvragen in stand blijft en dat eisers kunnen worden overgedragen aan Kroatië. De uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg en is openbaar gemaakt op 26 augustus 2024.