ECLI:NL:RBDHA:2024:14956

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 september 2024
Publicatiedatum
20 september 2024
Zaaknummer
NL22.16387
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Nigeriaanse eiser op basis van ongeloofwaardige homoseksuele gerichtheid

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Nigeriaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser, geboren in 1999, heeft op 18 november 2020 asiel aangevraagd, maar zijn aanvraag werd op 2 augustus 2022 afgewezen door de minister van Asiel en Migratie. De rechtbank behandelt het beroep dat is overgedragen van Rotterdam naar Middelburg. Eiser stelt dat hij homoseksueel is en vreest voor vervolging in Nigeria vanwege zijn geaardheid. De rechtbank onderzoekt of de minister de aanvraag terecht heeft afgewezen.

Eiser heeft verklaard dat hij op jonge leeftijd uit Nigeria is vertrokken na te zijn betrapt op seksuele handelingen met een vriendje. De minister heeft de aanvraag afgewezen omdat de gestelde homoseksuele gerichtheid ongeloofwaardig werd geacht, onder andere vanwege de summiere en oppervlakkige verklaringen van eiser. De rechtbank toetst de argumenten van eiser en de beoordeling van de minister aan de hand van de richtlijnen voor asielaanvragen die seksuele geaardheid als motief hebben.

De rechtbank concludeert dat de minister voldoende rekening heeft gehouden met het referentiekader van eiser, maar dat eiser niet overtuigend heeft aangetoond dat hij daadwerkelijk homoseksueel is. De rechtbank oordeelt dat de minister de aanvraag terecht als ongegrond heeft afgewezen. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding en het beroep wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.16387

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. R.L.J. Henket-Reijnen),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
(gemachtigde: mr. W. Epema).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1999 en van Nigeriaanse nationaliteit te zijn. Hij heeft op 18 november 2020 zijn asielaanvraag ingediend. Verweerder heeft deze aanvraag met het bestreden besluit van 2 augustus 2022 in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
1.1.
De behandeling van het beroep is in eerste instantie toegewezen aan de zittingsplaats Rotterdam. De zaak is op 21 mei 2024 overgedragen aan de zittingsplaats Middelburg.
1.2.
Verweerder heeft op 25 juli 2024 op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 23 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen eiser, de gemachtigde van eiser, [naam 1] als tolk, en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of verweerder de asielaanvraag van eiser terecht heeft afgewezen als ongegrond. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd: de beroepsgronden.
Het asielrelaas
3. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Hij is al op jonge leeftijd uit Nigeria vertrokken, nadat hij op elfjarige leeftijd is betrapt door zijn nicht [naam 2] op het verrichten van seksuele handelingen met zijn vriendje [naam 3] . Voor zijn aankomst in Nederland heeft hij al geruime tijd elders in Europa verbleven. In Europa is hij zich meer ervan bewust geworden dat hij op mannen valt. Eiser vreest dat hij niet veilig kan terugkeren naar Nigeria vanwege zijn homoseksuele gerichtheid.
Het bestreden besluit
4. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen als ongegrond omdat verweerder de gestelde homoseksuele gerichtheid en de daaruit voortvloeiende problemen ongeloofwaardig acht. Verweerder heeft daaraan – onder meer – ten grondslag gelegd dat eiser summiere en oppervlakkige verklaringen heeft afgelegd.
Het beoordelingskader
5. Voor de beoordeling van asielaanvragen waarbij seksuele geaardheid als asielmotief wordt aangevoerd, hanteert verweerder WI [1] 2019/17. In het kader van het onderzoek naar de geloofwaardigheid van de gestelde geaardheid worden onder meer vragen gesteld over een aantal vaste thema’s: het privéleven van de vreemdeling, huidige en voorgaande relaties, contacten in het land van herkomst en contact met of kennis van lhbti-groepen in het land van herkomst, contact met lhbti’s in Nederland en kennis van de Nederlandse situatie en discriminatie, repressie en vervolging in het land van herkomst. In het algemeen ligt het zwaartepunt op de antwoorden op vragen over de eigen ervaringen en persoonlijke beleving van de vreemdeling met betrekking tot zijn seksuele geaardheid, wat dit voor hem en zijn omgeving heeft betekend, wat de situatie is voor personen met die geaardheid in het land van herkomst en hoe diens ervaringen in het algemeen beeld passen. Dit geldt temeer als een vreemdeling afkomstig is uit een land waar een lhbti-geaardheid maatschappelijk onacceptabel of strafbaar gesteld is. De rechtbank acht deze wijze van beoordeling aanvaardbaar.
6. Een uitgangspunt van WI 2019/17 is ook dat de hoormedewerker zich tijdens het gehoor onbevangen opstelt en dat hij zo veel mogelijk voorkomt dat deze (onbewust) redeneert vanuit een persoonlijk, vaak westers, referentiekader. Er dient te worden doorgevraagd op de persoonlijke belevingen van de vreemdeling en de persoonlijke betekenis die de gebeurtenissen voor de vreemdeling hebben gehad. Bij het stellen van vragen dient ook rekening te worden gehouden met de mate waarin mensen hun gerichtheid in woorden kunnen vatten, omdat dit per persoon zal verschillen. Daarbij is opgemerkt dat niet iedere vreemdeling gewend is om over zijn persoonlijke ervaringen en gevoelens te praten. De opdracht aan de hoormedewerker is dan om zoveel mogelijk aansluiting te zoeken bij het niveau en de wijze van vertellen van de vreemdeling en zijn referentiekader.
7. Volgens de rechtspraak van de Afdeling [2] moet de staatssecretaris inzichtelijk maken hoe hij rekening houdt met het referentiekader van de vreemdeling [3] .
Zorgvuldigheid
8. Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder in de beoordeling onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn referentiekader, met name met de omstandigheid dat hij in de relevante periode in Nigeria nog maar 11 jaar oud was. Verder wijst eiser op de correcties en aanvullingen die hij heeft ingebracht op de verslagen van het nader gehoor en het aanvullend gehoor. Volgens eiser heeft verweerder deze niet betrokken in de besluitvorming.
9. Verweerder heeft voldoende inzichtelijk gemaakt hoe hij rekening heeft gehouden met het referentiekader. In het voornemen van 14 april 2022 heeft verweerder vermeld dat hij rekening heeft gehouden met de gestelde omstandigheid dat eiser zijn land van herkomst al op jonge leeftijd heeft verlaten en dat hij de basisschool niet heeft afgemaakt. Verweerder acht het daarom aannemelijk dat de verklaringen van eiser minder diepgaand of uitgesproken zijn. In het bestreden besluit heeft verweerder daaraan nog toegevoegd dat het zwaartepunt van de geloofwaardigheidsbeoordeling in dit geval niet ligt op de verklaringen van eiser over de tijd dat hij nog in Nigeria woonde, maar op zijn verklaringen over de tijd daarna, aangezien eiser al geruime tijd in Europa verblijft. Verder vermeldt verweerder in het voornemen dat hij rekening heeft gehouden met de gestelde omstandigheid dat eiser traumatiserende gebeurtenissen heeft meegemaakt na zijn vertrek uit Nigeria en dat hij daardoor ook moeite heeft om zich alles goed te herinneren.
10. Dat verweerder van eiser in zijn verklaringen, rekening houdend met het referentiekader, een bepaalde diepgang verwacht in die zin, dat hij inzicht kan geven in zijn proces van bewustwording van zijn homoseksuele gerichtheid en dat hij kan vertellen hoe hij in zijn periode van verblijf in Europa zijn homoseksualiteit heeft beleefd, acht de rechtbank niet onredelijk. Verweerder heeft daarbij terecht in aanmerking genomen dat eiser komt uit een land waar homoseksualiteit maatschappelijk niet geaccepteerd is en zelfs bij wet verboden is. Het is niet onredelijk dat verweerder van eiser verwacht dat hij kan vertellen wat het voor hem betekent om anders te zijn dan wat de maatschappij van hem verlangt en wat dit met hem heeft gedaan. Dat verweerder heeft aangegeven dat het zwaartepunt in de beoordeling ligt bij de periode na zijn vertrek uit Nigeria, betekent niet dat aan de verklaringen over de periode waarin hij nog in Nigeria woonde helemaal geen betekenis mag worden toegekend. Immers hebben deze verklaringen betrekking op een relevante gebeurtenis in het leven van eiser die voor hem ook de directe aanleiding is geweest om Nigeria te verlaten.
11. Uit het bestreden besluit blijkt ook dat verweerder kennis heeft genomen van de correcties en aanvullingen op de verslagen van de gehoren en dat verweerder deze bij zijn beoordeling heeft betrokken.
12. Het beroep op het zorgvuldigheidsbeginsel slaagt niet.
Homoseksuele gerichtheid
13. Eiser heeft verklaringen afgelegd over de ontdekking van zijn seksuele gerichtheid en over zijn vriendschap/relatie met [naam 3] in Nigeria. Hij heeft ook verklaringen afgelegd over zijn persoonlijke beleving van zijn seksuele gerichtheid en hoe het voor hem was om daarachter te komen. Daarnaast heeft eiser verklaringen afgelegd over mannen met wie hij in Nederland een relatie heeft gehad: [naam 4] en [naam 5] .
14. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd uiteengezet op welke punten eiser summier en oppervlakkig heeft verklaard, en welke verklaringen op verweerder als bevreemdend zijn overgekomen. Verweerder heeft bijvoorbeeld bevreemdingwekkend gevonden dat eiser enerzijds aangeeft dat homoseksualiteit in Nigeria als iets demonisch wordt gezien, terwijl hij anderzijds aangeeft dat hij zich er goed bij voelde en dat hij er niet over nadacht. [4] Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat eiser met zijn summiere en oppervlakkige verklaringen geen inzicht heeft verschaft in de persoonlijke beleving van zijn geaardheid. Rekening houdend met het referentiekader van eiser, heeft verweerder terecht opgemerkt dat eiser in zijn verklaringen in algemeenheden is blijven steken en dat zijn verhaal daardoor niet persoonlijk is. Verweerder heeft ook voldoende gemotiveerd dat eiser oppervlakkig heeft verklaard over zijn relaties met [naam 4] en [naam 5] en dat hij daarmee onvoldoende inzicht heeft gegeven in die relaties. Eiser is er niet in geslaagd om het gemotiveerde standpunt van verweerder in beroep gemotiveerd en geloofwaardig te weerleggen.
15. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat hem niet mag worden aangerekend dat hij in Nederland niet vrijwillig naar het COC is gegaan of dat hij zich op een andere manier dan anderen interesseert voor de situatie van lhbti’ers in Nederland. De rechtbank leidt uit het bestreden besluit af dat hem dat ook niet wordt aangerekend. Verweerder heeft toegelicht dat hij van eiser verwacht dat hij inzicht kan geven in de manier waarop hij zijn homoseksuele geaardheid in Nederland uit en wil uiten. Dat eiser niet bewust ervoor heeft gekozen om het COC te bezoeken, wordt eiser niet tegengeworpen, maar draagt voor verweerder ook niet bij aan de geloofwaardigheid van de gestelde homoseksuele geaardheid. De rechtbank acht dat niet onredelijk.
16. Verweerder heeft niet ten onrechte geconcludeerd dat eiser zijn homoseksuele gerichtheid niet aannemelijk heeft gemaakt.
Problemen als gevolg van homoseksuele gerichtheid
17. Eiser heeft verklaard dat, nadat hij met zijn vriendje [naam 3] is betrapt op seksuele handelingen, mensen uit zijn gemeenschap schreeuwend en zwaaiend met stokken naar zijn huis zijn gekomen, met de bedoeling om eiser te straffen. Eiser is toen gevlucht. Toen hij in Borno State was heeft hij een brief gekregen, waarin stond dat zijn vader met het stamhoofd naar de politie is gegaan en dat zijn vader aangifte tegen hem heeft gedaan. Ter onderbouwing van de gestelde problemen heeft eiser een politieverklaring van 13 januari 2013 en een arrestatiebevel van 6 april 2013 overgelegd.
18. Hoewel de gestelde homoseksuele gerichtheid niet geloofwaardig is geacht, heeft verweerder de gestelde problemen als gevolg van de homoseksuele gerichtheid ook op zijn eigen merites beoordeeld. Verweerder heeft de gestelde problemen ongeloofwaardig geacht omdat eiser daarover summier en ongeloofwaardig heeft verklaard. De overgelegde documenten heeft verweerder voor onderzoek voorgelegd aan Bureau Documenten. Uit de verklaring van onderzoek van 5 januari 2022 blijkt dat Bureau Documenten heeft geconcludeerd dat deze documenten hoogstwaarschijnlijk niet echt zijn, omdat de verschijningsvorm van beide documenten afwijkt van het beschikbare vergelijkingsmateriaal.
19. Eiser stelt zich op het standpunt dat de documenten authentiek zijn en dat aan het onderzoek van Bureau Documenten geen waarde kan worden gehecht.
20. De rechtbank volgt eiser daarin niet. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling is een verklaring van onderzoek van Bureau Documenten een deskundigenadvies waarvan de staatssecretaris mag uitgaan, tenzij er concrete aanknopingspunten voor twijfel naar voren zijn gebracht. [5] Eiser heeft in zijn zienswijze van 12 mei 2022 naar voren gebracht dat hij een expert heeft gevonden die bereid is om de documenten te onderzoeken. Ter zitting heeft hij echter toegelicht dat het niet tot een onderzoek is gekomen, omdat de expert heeft aangegeven dat hij een verklaring moet hebben van degene die de documenten heeft opgesteld en dat was volgens eiser onmogelijk. Eiser heeft dus geen rapport van een contra-expertise ingebracht. Ook anderszins heeft eiser geen feiten en omstandigheden aangevoerd die aanleiding geven tot twijfel aan de juistheid van de bevindingen van Bureau Documenten. De staatssecretaris heeft zich daarom voor het bestreden besluit terecht mede op de verklaring van onderzoek gebaseerd.
21. Verweerder heeft ook voor wat betreft de gestelde problemen niet ten onrechte overwogen dat deze ongeloofwaardig zijn, omdat eiser summiere en ongerijmde verklaringen heeft afgelegd. Verweerder heeft het – bijvoorbeeld – bevreemdend mogen vinden dat eiser twee vreemde mannen (een vrachtwagenchauffeur en een man in Borno State) in vertrouwen zou hebben genomen over wat hem is overkomen, in een land waar homoseksualiteit taboe is. Verweerder heeft ook de verklaringen van eiser over de brief die hij zou hebben ontvangen in Borno State ongeloofwaardig mogen vinden omdat eiser niet kan vertellen van wie de brief kwam, hoe deze persoon wist waar eiser zich bevond en hoe de brief bij hem terecht is gekomen. Daarbij heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat het onwaarschijnlijk is dat een 11-jarige jongen 1.200 kilometer heeft gereisd en vervolgens schriftelijk ervan op de hoogte wordt gesteld dat zijn vader aangifte tegen hem heeft gedaan. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat het niet bevreemdend is dat hij zijn verhaal heeft verteld aan twee onbekende mannen, aangezien hij met zijn jonge leeftijd geen andere optie had dan hulp aan te nemen van onbekenden. Daarmee heeft eiser de uitvoerige motivering van verweerder van de ongeloofwaardigheid van de gestelde problemen op de diverse punten niet weerlegd.

Conclusie en gevolgen

22. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
23. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 18 september 2024 door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hoger beroepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hoger beroepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Werkinstructie.
2.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
3.Zie bijvoorbeeld AbRS 26 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1622.
4.Rapport nader gehoor 15 september 2021, p. 8 van 22.
5.AbRS 19 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1904 (rechtsoverweging 4).