ECLI:NL:RBDHA:2024:1494

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 januari 2024
Publicatiedatum
12 februari 2024
Zaaknummer
23/3307
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot stopzetting van ZW-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 januari 2024 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen het besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om zijn Ziektewet (ZW)-uitkering te stoppen per 27 september 2022. Eiser, die als chef-kok werkte, was sinds 21 april 2021 ziek gemeld vanwege rugklachten en ontving vanaf 21 juli 2021 een ZW-uitkering. Het primaire besluit van 26 augustus 2022, waarin de uitkering werd stopgezet, werd door eiser bestreden, maar het Uwv verklaarde het bezwaar ongegrond in het bestreden besluit van 28 maart 2023. Eiser voerde aan dat hij niet in staat was om te werken en dat zijn klachten door de verzekeringsarts b&b waren onderschat. De rechtbank heeft de zaak op zitting behandeld op 21 december 2023, waarbij eiser afwezig was, maar zijn standpunten waren schriftelijk ingediend.

De rechtbank overwoog dat de verzekeringsarts b&b de medische belastbaarheid van eiser op zorgvuldige wijze had beoordeeld en dat er geen nieuwe medische gegevens waren die de eerdere conclusies konden ondermijnen. Eiser had weliswaar aanvullende medische stukken ingediend, maar deze betroffen informatie die na de datum van het bestreden besluit was verkregen. De rechtbank concludeerde dat de verzekeringsarts b&b voldoende rekening had gehouden met de medische situatie van eiser en dat de stopzetting van de ZW-uitkering terecht was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk kreeg en het griffierecht niet terugkreeg.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/3307

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 januari 2024 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv),verweerder
(gemachtigde: M.A. Bakker).

Procesverloop

Bij besluit van 26 augustus 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder bepaald dat de uitkering van eiser op grond van de Ziektewet (ZW) stopt per 27 september 2022.
Bij besluit van 28 maart 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft zijn beroep op 17 mei 2023 aangevuld en een medisch stuk toegestuurd.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft op 15 juni 2023 en 17 november 2023 zijn beroep aangevuld. Daarbij heeft hij medische stukken toegestuurd.
Verweerder heeft op 30 november 2023 gereageerd op het aanvullend beroep en heeft een rapportage van de verzekeringsarts b&b van dezelfde datum overgelegd.
De rechtbank heeft het beroep op 21 december 2023 op zitting behandeld. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Eiser was met bericht van verhindering afwezig.

Inleiding

1. Eiser was werkzaam als chef-kok voor 37,93 uur per week. Na ziekmelding op 21 april 2021 wegens rugklachten, heeft verweerder aan eiser een ZW-uitkering toegekend per 21 juli 2021. Eiser is vanwege een medisch onderzoek in verband met de Eerstejaars Ziektewetbeoordeling opgeroepen voor een spreekuur. Na medisch en arbeidsdeskundig onderzoek heeft verweerder in het primaire besluit overwogen dat eiser op 20 april 2022 meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd. De ZW-uitkering van eiser stopt een dag en een maand na de datum van het besluit, te weten op 27 september 2022 (datum in geding). Eiser is in bezwaar gegaan tegen het primaire besluit. Bij het bestreden besluit heeft het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
2.1.
Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Volgens hem heeft verweerder ten onrechte zijn ZW-uitkering stopgezet. Eiser geeft aan dat hij niet in staat is om te werken en dat de verzekeringsarts b&b zijn klachten heeft onderschat. Hij is maar één keer ‘live’ gezien door de verzekeringsarts op 9 juni 2022. In bezwaar heeft hij de verzekeringsarts b&b één keer telefonisch gesproken. In de tussentijd is zijn gezondheid verslechterd, waardoor hij zich opnieuw heeft ziekgemeld. Eiser is toen gezien door een andere verzekeringsarts. Dit heeft geresulteerd in een rapport van 31 maart 2023, waar eiser het ook niet mee eens is. Eiser heeft daarover een brief gestuurd aan de betreffende verzekeringsarts, die hij bij het beroepschrift heeft gevoegd. Daarin is onder meer aangegeven dat eisers rug (en nek)klachten chronisch zijn en dat hij volkomen arbeidsongeschikt is.
2.2.
Op 17 mei 2023 heeft eiser aangevuld dat zijn klachten terug zijn en dat er nieuwe afspraken gepland zijn bij de pijnpoli in het Haga ziekenhuis en bij DC Klinieken Voorschoten. Hij heeft verder een verslag van DC Klinieken Voorschoten overgelegd, dat betrekking heeft op een afspraak van 1 november 2022.
Op 15 juni 2023 heeft eiser aangevuld dat hij voor zijn nek nog steeds onder behandeling is van pijnspecialisten in het Haga ziekenhuis en dat er op 26 juni 2023 een nieuwe MRI gemaakt zal worden. Verder is er op 15 juni 2023 een MRI gemaakt door DC klinieken Voorschoten. Op advies van de huisarts is er een aanvraag gedaan bij OCA revalidatiekliniek. Waarschijnlijk zal eiser medio september 2023 kunnen starten met het revalidatietraject. Eiser heeft opgemerkt dat zijn bezwaar niet zozeer gaat om de aangeboden functies, maar dat verweerder hem niet meer in de ZW houdt terwijl hij nog dagelijks met klachten loopt.
Op 17 november 2023 heeft eiser verslagen van Kliniek Lange Voorhout d.d. 7 september 2023 en 12 september 2023 toegestuurd. Daarnaast heeft eiser aangegeven dat hij zich wel kan vinden in de uitslag van de medische beperkingen, maar dat hij het er niet mee eens is dat hij beter is gemeld terwijl hij nog volop onder behandeling is van specialisten.
Op 20 december 2023 heeft eiser aangegeven dat het slechter gaat met zijn gezondheid en dat hij daarom niet naar de zitting kan komen. Hij is in afwachting van een rugoperatie, omdat de onlangs gezette wortelblokkade niet werkt.
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het bestreden besluit juist is. Verweerder heeft in het verweerschrift aangegeven geen aanleiding te zien om zijn standpunt te wijzigen, nu er geen (nieuwe) medische gegevens zijn ingebracht. Op 30 november 2023 heeft de verzekeringsarts b&b gereageerd op de medische stukken van 7 en 12 september 2023. De verzekeringsarts b&b heeft aangegeven dat de informatie die eiser heeft ingestuurd ziet op de situatie ruim na de datum in geding. Daarnaast worden er geen nieuwe zaken aan het licht gebracht.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank overweegt dat verweerder zijn besluiten over de mate van arbeidsongeschiktheid van een betrokkene mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, indien deze rapporten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende duidelijk zijn. Het is aan de betrokkene om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat de rapporten niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, tegenstrijdigheden bevatten, niet voldoende duidelijk zijn, dan wel dat de in de rapporten gegeven beoordeling onjuist is.
Zorgvuldigheid medisch onderzoek
4.1.
Voor zover eiser aanvoert dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is verricht, omdat hij maar één keer ‘live’ is gezien, overweegt de rechtbank het volgende. Het enkele feit dat de verzekeringsarts b&b een betrokkene niet heeft gezien, maakt volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) niet dat de besluitvorming onzorgvuldig is. [1] De beoordeling van de vraag welke onderzoekactiviteiten moeten worden verricht is (onder meer) afhankelijk van de medische situatie van betrokkene, de gronden in bezwaar en de vraag of in de primaire fase sprake is van een gebrek dat moet worden hersteld. [2]
4.2.
De rechtbank constateert dat de primaire verzekeringsarts eiser op 9 juni 2022 op het spreekuur heeft gezien, waarbij een psychisch en lichamelijk onderzoek is verricht. De primaire verzekeringsarts heeft ook dossierstudie verricht. De verzekeringsarts b&b heeft het standpunt van de primaire verzekeringsarts in zijn rapport van 21 maart 2023 heroverwogen. Hij heeft het dossier met de daarin aanwezige medische informatie en de in bezwaar overgelegde informatie van de behandelaars (brief neurologie d.d. 26 juli 2022 en verslag MRI-scan d.d. 1 september 2022) bestudeerd. Verder heeft de verzekeringsarts b&b eiser telefonisch gesproken op 17 maart 2023 en is hij ingegaan op de bezwaargronden. Gelet op de gestelde klachten, gronden, medische stukken en het telefonisch gesprek met eiser, heeft de verzekeringsarts b&b naar het oordeel van de rechtbank kunnen afzien van een fysiek spreekuur. Naar het oordeel van de rechtbank is het medisch onderzoek in dit geval zorgvuldig verricht.
Medische beoordeling
4.3.
De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts b&b de medische belastbaarheid van eiser in het rapport van 21 maart 2023 op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. De primaire verzekeringsarts heeft in zijn rapport van 26 juni 2022 geconcludeerd dat eiser niet in staat is om zijn eigen werk (chef-kok) te verrichten. Volgens de primaire verzekeringsarts is eiser namelijk niet in staat om 8 uur lang op een dag te staan. Vervolgens is gekeken naar wat de mogelijkheden, medische informatie en beperkingen van eiser zijn als gevolg van ziekte. In de FML van 9 juni 2022 zijn beperkingen aangenomen in rubrieken 1, 2, 3, 4, 5 en 6. De rechtbank stelt vast dat in de FML uitvoerige beperkingen zijn aangenomen. Eiser is beperkt geacht voor het buigen, duwen, tillen, lopen, dragen tijdens het werk, zitten en staan. De uitslag van de MRI-scan van de nek van 1 september 2022 geeft volgens de verzekeringsarts b&b geen medische noodzaak om verdergaande beperkingen in de FML te stellen, omdat daarop geen significante wortelbeïnvloeding werd gezien. Met de gevonden degeneratieve afwijkingen is reeds rekening gehouden in de gestelde fysieke beperkingen in de FML. De kracht in handen en armen was blijkens de brief van de neuroloog van 26 juli 2022 goed, zodat er geen reden is om verdergaande beperkingen in de FML aan te nemen.
4.4.
Over de verslagen van Kliniek Lange Voorhout van 7 september 2023 en 12 september 2023 merkt de verzekeringsarts b&b in zijn aanvullende rapport van 30 november 2023 op dat deze informatie van ruim na de datum in geding is en dat het onderzoek en de MRI-scan van 24 juni 2023 geen nieuwe zaken aan het licht gebracht hebben. Gelet op de verwijzing naar eerder MRI-onderzoek, was er ook op de datum in geding sprake van een verminderde belastbare wervelkolom/rug, maar daarmee is voldoende rekening gehouden in de FML. De rechtbank merkt op dat de verzekeringsarts b&b niet heeft gereageerd op het op 17 mei 2023 door eiser overgelegde verslag van DC Klinieken Voorschoten, dat betrekking heeft op een afspraak van 1 november 2022. Daarin is kort samengevat aangegeven dat er uit een MRI-scan blijkt dat er geen sprake is van significante foraminale vernauwingen, dat de foraminale vernauwing voor wortel L5 rechts ongewijzigd is en dat er een wortelblokkade is verricht op L5. Eiser heeft na 1 november 2022 nog gesproken met de verzekeringsarts b&b tijdens een telefonisch spreekuur, waarbij hij onder meer heeft aangegeven dat er twee keer een wortelblokkade is uitgevoerd. Deze informatie was dus bekend bij de verzekeringsarts b&b. In zijn aanvullende rapport van 30 november 2023 heeft de verzekeringsarts b&b gereageerd op het onderzoek bij Kliniek Lange Voorhout en de MRI-scan van 24 juni 2023. De rechtbank concludeert dat er geen relevante informatie is gemist door de verzekeringsarts b&b.
4.5.
Het betoog van eiser dat hij met zijn klachten en behandelingen niet kan werken dan wel solliciteren, kan niet slagen. In het geval van eiser is namelijk geen sprake van volledige arbeidsongeschiktheid. Van volledige arbeidsongeschiktheid is sprake als iemand duurzaam geen benutbare mogelijkheden heeft, zoals bedoelt in het Schattingsbesluit. Het feit dat eiser nog behandelingen volgt, leidt niet tot de conclusie dat hij niet in staat is om te werken of te solliciteren. De verzekeringsarts b&b heeft in zijn rapport van 21 maart 2023 toegelicht dat het geen voorwaarde is om klachtenvrij te zijn om weer in werk te kunnen hervatten. Het is bovendien niet noodzakelijk om een behandeling afgerond te hebben om weer in werk te hervatten. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiser ervaren impact van zijn klachten op het dagelijks leven, merkt de rechtbank op dat er geen medische objectieve onderbouwing is voor verdergaande beperkingen op 27 september 2022. Eiser heeft zelf ook aangegeven zich te kunnen vinden in de vastgestelde beperkingen. Ten aanzien van de gestelde verslechtering van zijn klachten na deze datum en zijn ziekmelding op 7 maart 2023, merkt de rechtbank op dat die in deze procedure niet ter beoordeling staan.
4.6.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank ziet geen aanleiding om de medische bevindingen en de conclusies van de verzekeringsartsen onjuist te achten.
Arbeidsdeskundige beoordeling
5. Uitgaande van de juistheid van de FML ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de geschiktheid van eiser voor de geduide functies. De rechtbank merkt op dat eiser geen specifieke gronden heeft aangevoerd ten aanzien van de geduide functies. Dat eiser de geduide functies niet eerder heeft verricht, is niet van belang. Het gaat erom of eiser met de vastgestelde beperkingen in staat is deze functies te verrichten.

Conclusie en gevolgen

6. Verweerder heeft terecht besloten om de ZW-uitkering van eiser te stoppen per 27 september 2022. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.B. Wijnholt, rechter, in aanwezigheid van mr. I. Ince, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 januari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 18 december 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4633, r.o. 4.4.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 18 januari 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:99, 4.3.4.