ECLI:NL:RBDHA:2024:1494
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Besluit tot stopzetting van ZW-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 januari 2024 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen het besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om zijn Ziektewet (ZW)-uitkering te stoppen per 27 september 2022. Eiser, die als chef-kok werkte, was sinds 21 april 2021 ziek gemeld vanwege rugklachten en ontving vanaf 21 juli 2021 een ZW-uitkering. Het primaire besluit van 26 augustus 2022, waarin de uitkering werd stopgezet, werd door eiser bestreden, maar het Uwv verklaarde het bezwaar ongegrond in het bestreden besluit van 28 maart 2023. Eiser voerde aan dat hij niet in staat was om te werken en dat zijn klachten door de verzekeringsarts b&b waren onderschat. De rechtbank heeft de zaak op zitting behandeld op 21 december 2023, waarbij eiser afwezig was, maar zijn standpunten waren schriftelijk ingediend.
De rechtbank overwoog dat de verzekeringsarts b&b de medische belastbaarheid van eiser op zorgvuldige wijze had beoordeeld en dat er geen nieuwe medische gegevens waren die de eerdere conclusies konden ondermijnen. Eiser had weliswaar aanvullende medische stukken ingediend, maar deze betroffen informatie die na de datum van het bestreden besluit was verkregen. De rechtbank concludeerde dat de verzekeringsarts b&b voldoende rekening had gehouden met de medische situatie van eiser en dat de stopzetting van de ZW-uitkering terecht was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk kreeg en het griffierecht niet terugkreeg.