In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 28 augustus 2024, is het beroep van eiseres gegrond verklaard. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. De rechtbank oordeelde dat de minister van Asiel en Migratie niet tijdig had beslist op het bezwaar van eiseres. Eiseres had op 9 augustus 2023 bezwaar gemaakt, en de beslistermijn was met zes weken verlengd. Echter, de minister had de beslistermijn overschreden, waardoor eiseres op 1 juni 2024 in gebreke kon stellen. De rechtbank concludeerde dat het beroep ontvankelijk en gegrond was, en dat de minister alsnog binnen twaalf weken een beslissing op het bezwaar moest nemen.
De rechtbank legde de minister een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn werd overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast werd de minister veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiseres, die op € 437,50 werden vastgesteld, en het griffierecht van € 187,-. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige besluitvorming door bestuursorganen en de mogelijkheid voor eiseres om een vergoeding te ontvangen voor gemaakte kosten in het geval van overschrijding van de beslistermijn.