ECLI:NL:RBDHA:2024:14911
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis voor gezinsleden
In deze zaak heeft eiser op 6 maart 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor zijn ouders en zijn minderjarige broers en zussen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister niet tijdig heeft beslist, ondanks dat de aanvraag op 12 mei 2023 was ingediend en de beslistermijn was verlengd. Eiser heeft de minister op 16 december 2023 in gebreke gesteld, waarna het beroep tijdig is ingediend. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is, omdat de minister in gebreke is gebleven.
De rechtbank heeft op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaald dat de minister binnen een termijn van acht weken na de uitspraak een besluit moet nemen. Indien de minister besluit tot nader onderzoek, moet dit binnen twintig weken na de uitspraak bekend worden gemaakt. Tevens is er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd en heeft de minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 437,50, evenals de vergoeding van het griffierecht van € 187.
De uitspraak is gedaan op 16 september 2024 door rechter J.F.I. Sinack en is openbaar gemaakt. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.