ECLI:NL:RBDHA:2024:14906

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 september 2024
Publicatiedatum
19 september 2024
Zaaknummer
09/314404-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door rijden onder invloed en te hoge snelheid

Op 18 september 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 17 juni 2023 betrokken was bij een verkeersongeval in Voorhout. De verdachte, geboren in 1994, reed onder invloed van alcohol (1,94 mg per ml bloed) en met een te hoge snelheid over een rotonde, waarbij zij een fietser, genaamd [naam 1], aanreed. Het ongeval resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor het slachtoffer, waaronder een gebroken elleboog. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen, wat heeft geleid tot het ongeval. De verdachte heeft de plaats van het ongeval verlaten zonder hulp te bieden aan het slachtoffer, wat ook ten laste is gelegd. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de overtredingen van artikel 6, 7 en 8 van de Wegenverkeerswet 1994. De officier van justitie had een taakstraf van 180 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid geëist, maar de rechtbank heeft een zwaardere straf opgelegd: een taakstraf van 240 uren, een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact van het ongeval op het slachtoffer.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/314404-23
Datum uitspraak: 18 september 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedag] 1994 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 4 september 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.C.M. Beneken genaamd Kolmer en van hetgeen door de verdachte en haar raadsman mr. J.J. Vermaat naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
zij op of omstreeks 17 juni 2023 te Voorhout als verkeersdeelnemer, namelijk als
bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Jacoba van
Beierenweg, ter hoogte van de kruising met de 's-Gravendamseweg zich zodanig
heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft
plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk,
onvoorzichtig en/of onoplettend,
- te rijden onder invloed van 1,94 mg alcohol per ml bloed, en/of
- met een voor de situatie ter plaatse te hoge snelheid over een rotonde te rijden,
en/of
- onvoldoende aandacht te hebben voor het overige verkeer op de rotonde en/of
haar snelheid daaraan onvoldoende aan te passen,
waardoor een ander (genaamd [naam 1] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een
breuk aan de elleboog, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit
tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is
ontstaan terwijl zij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8,
eerste, tweede, derde, vierde of vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994, dan wel na
het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede,
zesde, zevende of negende lid van genoemde wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
zij op of omstreeks 17 juni 2023 te Voorhout als bestuurder van een voertuig
(Citroën C1), daarmee rijdende op de weg, Jacoba van Beierenweg, ter hoogte van
de kruising met de 's-Gravendamseweg,
- heeft gereden onder invloed van 1,94 mg alcohol per ml bloed, en/of
- met een voor de situatie ter plaatse te hoge snelheid over een rotonde heeft
gereden, en/of
- onvoldoende aandacht heeft gehad voor het overige verkeer op de rotonde en/of
haar snelheid daaraan onvoldoende heeft aangepast,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
2
dat zij, als degene die als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij
een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Voorhout, gemeente Teylingen op/aan de Jacoba van Beierenweg, ter hoogte van de kruising met de 's-Gravendamseweg,
op of omstreeks 17 juni 2023 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl daardoor, naar zij wist of redelijkerwijs moest vermoeden,
een ander (te weten [naam 1] ), aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht,
in hulpeloze toestand werd achtergelaten;
3
zij op of omstreeks 17 juni 2023 te Voorhout, als bestuurder van een motorrijtuig,
(Citroën C1), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende
drank, dat het alcoholgehalte in haar bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel
8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 1,94 milligram, in
elk geval hoger dan 0,5 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair tenlastegelegde, in die zin dat sprake is van zeer onoplettend rijgedrag waardoor het slachtoffer [naam 1] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De officier van justitie heeft verder gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak van het onder 1 en 2 tenlastegelegde bepleit en heeft zich met betrekking tot het onder 3 tenlastegelegde op het standpunt gesteld dat dit bewezenverklaard kan worden.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Het ongeval
Op 17 juni 2023 is op de rotonde op de kruising van de Jacoba van Beierenweg met de ’s-Gravendamseweg een ongeluk gebeurd tussen de verdachte en [naam 1] (hierna: [naam 1] ). [naam 1] en [naam 2] (hierna: [naam 2] ) staken op het fietspad de rotonde over op hun wielrenfietsen. Op dit moment reed de verdachte als bestuurder van een personenauto de rotonde op en raakte de achterkant van de fiets van [naam 1] , die daardoor ten val kwam en letsel opliep aan haar elleboog.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de verkeersgedragingen van de verdachte kunnen worden aangemerkt als overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994) dan wel tot overtreding van artikel 5 WVW 1994. Daarnaast is aan de orde of de verdachte artikel 7 en artikel 8 WVW 1994 heeft overtreden.
Rijden onder invloed
De rechtbank stelt allereerst vast dat de verdachte onder invloed van 1,94 milligram alcohol per milliliter bloed haar auto heeft bestuurd, gelet op haar bekennende verklaring en het door een toxicoloog verrichte onderzoek naar het alcoholbloedgehalte van de verdachte. Het onder 3 ten laste gelegde feit is dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Schuld aan het ongevalDe rechtbank zal verder beoordelen of de verdachte een strafrechtelijk verwijt in de zin van artikel 6 WVW 1994 kan worden gemaakt, zoals primair ten laste is gelegd. In de eerste plaats dient de rechtbank daarbij te beoordelen of er een causaal verband bestaat tussen de gedragingen van de verdachte en het ongeval. Dit is naar het oordeel van de rechtbank het geval. De rechtbank neemt hierbij het volgende in acht.
Anders dan door de verdediging is bepleit, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte te hard heeft gereden. Zo heeft aangever [naam 1] verklaard dat het klonk alsof de verdachte gas gaf gedurende het incident. De getuigen [naam 2] en [naam 3] verklaarden dat de verdachte ‘niet normaal hard’ reed. De verdachte zou hierbij geen oog hebben gehad voor de op de rotonde overstekende wielrenners door zonder vaart te verminderen de rotonde te naderen en te nemen. Ook verklaarden de getuigen dat [naam 1] , gelet op de afstand tot de auto, voldoende tijd zou moeten hebben gehad om over te steken indien de verdachte op gepaste wijze de rotonde zou hebben benaderd. De rechtbank volgt deze verklaringen en stelt op basis hiervan vast dat de verdachte, terwijl zij onder invloed van alcohol verkeerde, met een te hoge snelheid op de rotonde af is gereden, zonder hierbij aandacht te hebben voor andere deelnemers aan het verkeer en haar snelheid hierop aan te passen. Hoewel [naam 1] geen voorrang had, zou zij gelet op de afstand nog voldoende tijd moeten hebben gehad om over te steken. De (te) hoge snelheid van de verdachte maakte dat dit uiteindelijk niet het geval was. De rechtbank volgt de verdediging daarom niet in haar standpunt dat [naam 1] zelf een aandeel zou hebben gehad in het ongeval. Dit alles maakt dat de rechtbank van oordeel is dat de verdachte, gelet op haar gedragingen en de omstandigheden waaronder het ongeval heeft plaatsgevonden, schuld heeft gehad aan het verkeersongeval, in de zin van artikel 6 WVW 1994. De vraag is vervolgens welke mate van schuld kan worden vastgesteld.
De mate van schuld
Schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 kan bestaan in verschillende gradaties: van aanmerkelijke onvoorzichtigheid tot roekeloosheid als de zwaarste vorm van schuld. Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van schuld gaat het om het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. De rechtbank is, zoals gevorderd en bepleit, van oordeel dat niet is gebleken van roekeloos rijgedrag. De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van dat onderdeel in de tenlastelegging.
De verdachte heeft, zoals hierboven besproken, te hard gereden. Bovendien reed zij onder invloed van een aanzienlijke hoeveelheid alcohol. De hoeveelheid alcohol in het bloed van de verdachte betrof immers 1,94 milligram per milliliter en deze ligt bijna vier keer zo hoog als de grenswaarde. De alcohol heeft naar alle waarschijnlijkheid een grote negatieve invloed heeft gehad op het inschattings- en reactievermogen van de verdachte, wat heeft bijgedragen aan de totstandkoming van het ongeluk. Op basis van de verkeersgedragingen van de verdachte en het hoge gehalte alcohol in haar bloed komt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden.
Zwaar lichamelijk letsel
Het lichamelijk letsel dat [naam 1] ten gevolge van de aanrijding heeft opgelopen, in het bijzonder de breuk van de linkerelleboog, wordt aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel, gelet op de aard en ernst van het letsel, de omstandigheid dat een operatie noodzakelijk was en het herstel tot twaalf maanden kan duren.
Conclusie artikel 6 WVW 1994De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de conclusie dat het verkeersgedrag van de verdachte als zeer onvoorzichtig en onoplettend in de zin van artikel 6 WVW 1994 is aan te merken en dat daardoor een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waarbij [naam 1] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank acht aldus het primair, onder 1, tenlastegelegde bewezen.
Verlaten plaats ongeval
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat zij, toen zij aan de overkant van de rotonde reed, merkte dat zij tegen iets aanreed waardoor haar auto geluid maakte. Zij heeft haar auto stilgezet, maar toen zij merkte dat ze gas kon geven, reed ze door. Hoewel de verdachte had gemerkt dat zij ergens tegenaan was gereden, is zij niet gestopt om te kijken of er wellicht sprake was van letsel of schade. Naar het oordeel van de rechtbank volgt hieruit reeds dat de verdachte wist, of op zijn minst redelijkerwijs moest vermoeden dat [naam 1] letsel had opgelopen als gevolg van het door de verdachte veroorzaakte ongeval.
De verdachte wordt voorts verweten dat zij de plaats van het ongeval heeft verlaten terwijl zij [naam 1] in een hulpeloze toestand heeft achtergelaten. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte [naam 1] niet in een hulpeloze toestand heeft achtergelaten, nu anderen in de buurt aanwezig waren om hulp te bieden. De rechtbank verwerpt dit verweer, overwegende dat artikel 7, eerste lid, aanhef en onder c, WVW 1994 ertoe strekt dat degene die bij een verkeersongeval betrokken is, een daarbij gewond geraakt persoon waar mogelijk zelf onmiddellijk hulp biedt. Deze verplichting geldt ook als er omstanders zijn die te hulp zouden kunnen komen (vgl. het arrest van de Hoge Raad van 10 maart 2020, ECLI:NL:HR:2020:394). De verdachte is na het ongeluk doorgereden en heeft dus niet aan deze verplichting voldaan. De rechtbank is daarom van oordeel dat de verdachte de plaats van het ongeval heeft verlaten, waarbij [naam 1] in een hulpeloze toestand werd achtergelaten. De rechtbank acht aldus het onder 2 ten laste gelegde feit bewezen.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot de ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
primair
zij op 17 juni 2023 te Voorhout als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Jacoba van Beierenweg, ter hoogte van de kruising met de 's-Gravendamseweg zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en onoplettend,
- te rijden onder invloed van 1,94 mg alcohol per ml bloed, en
- met een voor de situatie ter plaatse te hoge snelheid over een rotonde te rijden, en
- onvoldoende aandacht te hebben voor het overige verkeer op de rotonde en
haar snelheid daaraan onvoldoende aan te passen,
waardoor een ander genaamd [naam 1] zwaar lichamelijk letsel, te weten een
breuk aan de elleboog werd toegebracht, terwijl zij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994;
2
dat zij, als degene die als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Voorhout, gemeente Teylingen aan de Jacoba van Beierenweg, ter hoogte van de kruising met de 's-Gravendamseweg, op 17 juni 2023 de voornoemde plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl daardoor, naar zij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, een ander, te weten [naam 1] , aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in hulpeloze toestand werd achtergelaten;
3
zij op 17 juni 2023 te Voorhout, als bestuurder van een motorrijtuig, (Citroën C1), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in haar bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 1,94 milligram alcohol per milliliter bloed bleek te zijn.
4. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis en dat een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen wordt opgelegd voor de duur van 18 maanden, met aftrek van de tijd waarin het rijbewijs van de verdachte reeds was ingevorderd, met een proeftijd voor de duur van 3 jaren.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat bij de strafmaat rekening moet worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdediging acht oplegging van een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen zoals gevorderd door de officier van justitie passend.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft op 17 juni 2023 een ongeval veroorzaakt door zeer onvoorzichtig en onoplettend onder invloed van een aanzienlijke hoeveelheid alcohol te rijden, waardoor [naam 1] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De verdachte is na de aanrijding weggereden, zonder zich om [naam 1] te bekommeren, haar te hulp te schieten en heeft ook nagelaten haar eigen gegevens achter te laten bij [naam 1] . Van de verdachte mocht, zeker nu zij ten tijde van het incident werkzaam was als aspirant bij de politie, verwacht worden dat zij geen voertuig zou besturen onder invloed van alcohol, dat zij rekening zou houden met andere weggebruikers, dat zij bij het naderen van een rotonde snelheid zou minderen en dat zij hulp zou bieden aan het slachtoffer van het door haar veroorzaakte ongeluk. Aan al deze verwachtingen heeft de verdachte niet voldaan. Ten gevolge van het ongeluk heeft [naam 1] een gebroken elleboog opgelopen. Uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring blijkt dat zij naast de gebroken elleboog, ook een gescheurde kruisband heeft opgelopen. Voorts is zij nog steeds herstellende van het ongeluk, moet zij nog een vervolgoperatie ondergaan en ondervindt zij tot op de dag van vandaag grote gevolgen van het ongeval. Zij beschrijft dat zij niet meer kan sporten en dat haar leven, zowel op fysiek als mentaal gebied, negatief is veranderd door het ongeluk. De rechtbank vindt het rijgedrag van de verdachte zeer kwalijk en rekent dit haar aan.
Justitieel verleden
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 25 januari 2024.
Hieruit blijkt dat de verdachte enkele maanden vóór het ongeluk, namelijk op 7 februari 2024, een strafbeschikking opgelegd heeft gekregen voor overtreding van artikel 8 WVW 1994.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van het proces-verbaal van bevindingen van de officier van justitie van 4 september 2024, waaruit blijkt dat op naam van de verdachte tweemaal een overtreding voor te hard rijden op de autosnelweg is geregistreerd.
De op te leggen straffen
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting, waarin is vermeld welke straffen doorgaans worden opgelegd voor overtreding van artikel 6 WVW 1994. Daarin wordt gedifferentieerd naar de mate van schuld, de gevolgen voor het slachtoffer en de vraag of en, zo ja, in welke mate sprake was van alcoholgebruik. Voor het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij sprake is van zwaar lichamelijk letsel, ernstige schuld van de verdachte en alcohol gebruik boven de 570 μg/l geldt als uitgangspunt dat een gevangenisstraf wordt opgelegd voor de duur van 7 maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid wordt opgelegd voor de duur van 3 jaren. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact die het ongeval op de verdachte heeft gehad aanleiding om een minder hoge straf op te leggen dan vermeld in de oriëntatiepunten. Wel acht de rechtbank – gelet op de landelijke oriëntatiepunten, de ernst van de gepleegde feiten en de recidive van de verdachte – een hogere straf dan gevorderd door de officier van justitie passend.
De rechtbank acht een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, een taakstraf van 240 uur en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, passend en geboden. De rechtbank ziet aanleiding om de gevangenisstraf en een deel van de rijontzegging als voorwaardelijk op te leggen, zodat de verdachte ervan wordt weerhouden in de toekomst opnieuw te handelen in strijd met de WVW 1994. Om de verdachte ervan te doordringen in de toekomst zich te houden aan de verkeersregels, de grootst mogelijke voorzichtigheid in het verkeer in acht te nemen en niet nogmaals te besluiten met alcohol op te gaan rijden ziet de rechtbank voorts aanleiding om de proeftijd van de voorwaardelijke gevangenisstraf en ontzegging van de rijbevoegdheid op drie jaren te bepalen.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 6, 7, 8, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1, primair:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel b, van deze wet;
ten aanzien van feit 2:
overtreding van artikel 7, eerste lid, onderdeel c van de Wegenverkeerswet 1994;
ten aanzien van feit 3:
overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel b van de Wegenverkeerswet 1994 (1,94 milligram);
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
taakstrafvoor de tijd van
240 (tweehonderdveertig) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
120 (honderdtwintig) DAGEN;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) MAAND;
bepaalt dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op drie jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een
ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor

18 (achttien) MAANDEN;

bepaalt dat de tijd die het rijbewijs vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak reeds ingevorderd of ingehouden is geweest bij de haar opgelegde ontzegging geheel in mindering zal worden gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van deze bijkomende straf, groot
6 (zes) MAANDENniet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op drie jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door
mr. B.J. de Groot, voorzitter,
mr. N.S.M. Lubbe, rechter,
mr. F.X. Cozijn, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. T. Verschoor en mr. M.N.D. Snel, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 september 2024.
Bijlage I
De bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2023192891, van de politie eenheid Den Haag met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 71).
De aangehaalde bewijsmiddelen zijn - ook in onderdelen - slechts gebruikt ten aanzien van het feit of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.

1. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 4 september 2024, voor zover inhoudende:

Ik heb behoorlijk wat wijn gedronken op de dag van het ongeval. Op het strand heb ik samen met mijn vriendin drie flessen rosé gedronken. Bij die vriendin thuis hebben wij ook wijn gedronken, ik denk twee glazen. Toen zijn we naar de verjaardag gegaan. Daar had ik ook wijn gedronken, ik denk twee of drie glazen. Ik wilde naar huis. Ik weet dat ik aan de overkant van de rotonde tegen een stoepje tegen iets aanreed waardoor mijn auto geluid maakte. Ik weet wel dat ik aan de overkant van de rotonde iets hoorde aan mijn auto en dat ik dacht: wat is dit? Toen ik merkte dat ik gas kon geven, ben ik verder gereden. Ik was mij bewust van de alcohol die ik dronk.

2. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] , opgemaakt op 23 juni 2023, voor zover inhoudende (p. 36-37):

Op 17 juni 2023 kwamen wij vanaf de 's-Gravendamseweg en wilden bij de rotonde rechtdoor om verder te gaan op de Teylingerlaan. Ikzelf heb die auto nooit gezien want wij reden naast elkaar en mijn vriendin reed rechts van mij. Bij het oversteken hoorde ik [naam 2] zeggen "Oh dat past nog wel" en toen we bijna bij het einde van de rotonde waren begon zij te gillen. Ik begreep niet goed wat er aan de hand was en op dat moment wordt mijn achterwiel aangetikt en lig ik op de grond. Wij reden met een snelheid van ik denk ongeveer 25 kilometer per uur, we hadden wel
afgeremd voor de rotonde. Ik weet wel dat ik hoorde dat de motor van de auto veel toeren maakte, het klonk alsof de bestuurder gas gaf.
Het voertuig kwam vanaf de Jacoba van Beierenweg en ging rechtdoor de Loosterweg op. Ik zag dat het witte voertuig bijna rechtdoor over de rotonde reed en ik dacht nog even dat deze op zijn kant zou gaan, de auto volgde in ieder geval niet de rijbaan. Aan de overkant van de rotonde stopte het voertuig en bleef daar even stilstaan. Er waren inmiddels twee mannelijke getuigen bijgekomen en die zeiden nog "Nou die zal zo wel uitstappen en deze kant opkomen". Wij zaten er eigenlijk op te wachten dat de bestuurder terug zou komen, maar in plaats van terug te komen reed het voertuig toen door.
Toen ik op de grond was gevallen voelde ik meteen pijn in mijn elleboog, ik ben nog wel opgestaan en heb mijn arm bewogen maar meteen daarna werd de pijn wel erger, de politie heeft toen een ambulance laten komen en die hebben mij naar het LUMC gebracht, daar ben ik zondagochtend geopereerd aan een gecompliceerde breuk in mijn elleboog. Ik zit niet in het gips en ik mag niet veel doen, dat kan ik ook niet want het doet nogal veel pijn.

3. Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 3] , opgemaakt op 17 juni 2023, voor zover inhoudende (p. 41):

Op 17 juni 2023, reed ik in mijn personenauto over de 's-Gravendamseweg te Noordwijkerhout in de richting van Voorhout. In dezelfde richting als ons reden over het fietspad twee wielrensters. Zij naderden de rotonde met de Jacoba van Beierenweg en wilden daar oversteken richting de Teylingerlaan. Ik zag dat er over de Jacoba van Beierenweg echt niet normaal hard een witte personenauto aan kwam rijden. Het was een Citroën C1. Ik zag dat de twee fietssters al halverwege de oversteek waren. De bestuurder heeft nooit gekeken wat zich op de rotonde bevond. De auto heeft nooit geremd en heeft ‘same speed’ de rotonde over gedenderd. Ik zag dat de auto de achterste van de twee wielrensters, zij op de rode fiets, nog net raakte op haar achterwiel. Ik zag dat de wielrenster hard ten val kwam. Ik zag dat de auto gewoon de weg verder nam richting Lisse, dat is de Loosterweg, richting Keukenhofbos. Ik zag dat de bestuurder de auto stopte aan de overzijde nabij de parkeerplaatsen. Ik heb niet gezien dat de bestuurder is uitgestapt. Ik zag toen dat de bestuurder toch door reed richting Lisse. Ik hoorde toen dat de wielrenster aan gaf dat de betrokken auto het kenteken [kenteken] had. Dat had de wielrenster gezien en heeft mijn bijrijder opgeschreven. Die meiden konden gewoon oversteken daar was nog genoeg ruimte voor.

4. Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 2] , opgemaakt op 17 juni 2023, voor zover inhoudende (p. 44-45):

Op 17 juni 2023, om 18:26 uur zijn mijn vriendin [naam 3] en ik weggefietst
vanuit Noordwijk. Op een gegeven moment naderden we een rotonde. Wij fietsten naast elkaar en naderden de rotonde. Ik zag dat de rotonde vrij was en dat er vanaf de weg rechts van ons een auto aan kwam, maar dat deze nog vrij ver was. Het was een witte auto. Omdat de afstand nog ver was besloot ik om de rotonde over te steken en de weg te vervolgen. [naam 3] reed op dat moment naast mij. Ik zag echter dat de afstand tussen ons en die witte auto steeds kleiner werd. Die auto reed echt niet normaal hard en ik zag dat dit helemaal mis zou gaan. Die auto had geen zicht voor ons. Als ik niet bij zou trekken zou de auto ons zo geschept hebben. Ik kon de weg over komen en toen hoorde ik achter mij een harde klap en hoorde [naam 3] vallen. Ik dacht dat het helemaal mis was. Ik keek om en zag [naam 3] op de grond liggen. Ze had pijn in haar arm. [naam 3] is zelf opgestaan en is naar de graskant gelopen. Toen we daar zaten kreeg ze steeds meer pijn. Ze had last van haar elleboog. De auto moest na de klap een hele wijde bocht nemen om de rotonde te nemen en is toen de rotonde over recht door gereden. De auto heeft toen aan de overzijde een paar tellen stil gestaan. De bestuurder is niet uitgestapt en gaf toen gas verder die weg in. Ik heb mij toen om [naam 3] bekommerd. De bestuurder heeft nooit geremd. Ik weet zeker dat de bestuurder gas bij gaf.

5. Het proces-verbaal van rijden onder invloed, opgesteld op 9 augustus 2023, voor zover inhoudende (p. 11-12):

Op 17 juni 2023 om 21:58 uur, heeft de arts, M. Buiskool in aanwezigheid van mij de verdachte bloed afgenomen. Tevens heb ik het opdrachtformulier Toxicologisch onderzoek voorzien van een genummerde en op naam gestelde SIN-sticker "Analyse" met het nummer TACM8701NL. De corresponderende Sporen Identificatie Nummers (SIN-stickers) zijn op dit proces-verbaal aangebracht (
de rechtbank begrijpt dat het nummer van het bloed van de verdachte voor “Analyse” TACM8700NL is, nu dit op deze manier staat aangegeven op de SIN-sticker bovenaan pagina 11 van het procesdossier).

6. Een geschrift, te weten het onderzoek ‘Alcohol in het verkeer’ van Eurofins van 10 juli 2023, voor zover inhoudende:

SIN: TACM8700NL, omschrijving: Bloed van [de verdachte] (
de rechtbank begrijpt verdachte [de verdachte])
Aangewezen stof: Alcohol
Meetbare stof: Ethanol
Eindresultaat in bloed: 1,94 milligram per milliliter

7. Een geschrift, te weten de medische informatie over aangever [naam 1] van GGD Hollands Midden, opgesteld op 10 augustus 2023, voor zover inhoudende (p. 71):

1. Onderzoek, waargenomen letsel en behandeling
Betrokkene werd behandeld op de SEH afdeling. Er was sprake van de volgende letsels:
- Schaafwonden aan linker- en rechterbeen;
- Zwelling/kleine bult op behaarde hoofdhuid;
- Breuk van de linker elleboog, op 18 juni vond een operatie plaats, waarbij de breuk werd vastgezet met metalen pinnetjes en metalen vlechtdraad. Betrokkene was vanaf 17 tot en met 18 juni opgenomen op de chirurgie afdeling.
2. Genezing en genezingsduur
De behandelaar geeft op 27 juli aan dat volledig herstel na de breuk en operatie verwacht wordt, volledige herstelduur kan tot 12 maanden duren. Van de overige letsels (schaafwonden en zwelling) is de herstelduur in het algemeen maximaal 2 weken.
3. Conclusie
Er was sprake van meerdere letsels, waaronder een breuk aan de linker elleboog. Er vond een operatie plaats en een ziekenhuisopname. Volledig herstel wordt verwacht.