In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres, die stelt dat de minister van Asiel en Migratie niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf als familie- of gezinslid in het kader van nareis. Eiseres heeft haar aanvraag op 5 oktober 2023 ingediend, en de minister heeft deze op 31 oktober 2023 ontvangen. De wettelijke beslistermijn van 90 dagen is door de minister met drie maanden verlengd, maar eiseres heeft de minister op 27 mei 2024 in gebreke gesteld, wat na het verstrijken van de beslistermijn gebeurde. De rechtbank oordeelt dat het beroep terecht is ingediend en gegrond is, omdat de minister niet tijdig een besluit heeft genomen.
De rechtbank wijst het verzoek van de minister om aanhouding van de behandeling van het beroep af, omdat dit de prikkel wegneemt om voortvarend te beslissen. De rechtbank bepaalt dat de minister binnen acht weken na verzending van de uitspraak een besluit moet nemen. Indien de minister besluit tot nader onderzoek, moet het besluit binnen twintig weken na verzending van de uitspraak bekend worden gemaakt. Tevens legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de minister de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 437,50, en het door haar betaalde griffierecht van € 187,- moet worden vergoed.
De uitspraak is gedaan door rechter G.P. Loman en is openbaar gemaakt op 22 augustus 2024. Eiseres heeft gelijk gekregen in haar beroep, en de rechtbank heeft de minister opgedragen om alsnog een besluit te nemen op de aanvraag.