In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 februari 2024 uitspraak gedaan over de asielaanvraag van eiser, die was afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had zijn aanvraag ingediend, maar was niet verschenen bij het nader gehoor op 16 november 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op juiste wijze was uitgenodigd voor dit gehoor en dat de door hem opgegeven reden voor zijn afwezigheid, namelijk dat hij verdwaald was en geen geld of telefoon bij zich had, niet als een geldige reden kon worden beschouwd. De rechtbank oordeelde dat eiser, die zich op dat moment in het AZC bevond, hulp had kunnen vragen en dat zijn afwezigheid voor zijn rekening kwam.
De rechtbank heeft verder overwogen dat de Algerijnse nationaliteit van eiser geen aanknopingspunt vormt voor internationale bescherming. Eiser had tijdens het aanmeldgehoor slechts in algemene termen gesproken over 'familieproblemen' als reden voor zijn vertrek uit Algerije. De rechtbank concludeerde dat er geen relevante verklaringen waren afgelegd die de noodzaak voor nader onderzoek naar de aanvraag rechtvaardigden. Eiser had bovendien geen inhoudelijke toelichting gegeven op zijn aanvraag, noch was hij verschenen ter zitting.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard, omdat verweerder terecht had geconcludeerd dat het onderzoek naar de aanvraag volledig was geweest en dat de asielaanvraag terecht als kennelijk ongegrond was afgewezen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan binnen een week na bekendmaking worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.