ECLI:NL:RBDHA:2024:14768
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag niet in behandeling genomen op basis van Dublinverordening; beroep ongegrond
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 27 juni 2024 niet in behandeling genomen, omdat Oostenrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, zodat hij niet kan worden uitgezet totdat op zijn beroep is beslist. De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 30 augustus 2024 behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Eiser heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij in Oostenrijk een reëel risico loopt op onmenselijke of vernederende behandeling. De rechtbank stelt vast dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, en dat verweerder op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan van de naleving van internationale verplichtingen door Oostenrijk. Eiser heeft niet aangetoond dat de situatie in Oostenrijk zodanig is dat zijn asielaanvraag in Nederland behandeld moet worden.
De rechtbank concludeert dat er geen bijzondere individuele omstandigheden zijn die aanleiding geven om de asielaanvraag in behandeling te nemen. Eiser heeft geen bewijs geleverd dat zijn overdracht naar Oostenrijk leidt tot onevenredige hardheid. De rechtbank wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af en verklaart het beroep ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.