Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 augustus 2024 in de zaak tussen
[eiser] , zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, eiser
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
2. Het bestreden besluit berust op het standpunt van het college dat eiser sinds 26 april 2023 geen verblijf meer heeft in de gemeente Katwijk. Hierdoor komt hij niet in aanmerking voor de gevraagde bijzondere bijstand voor opslagkosten. Zijn aanvraag is daarom afgewezen. Het college heeft eiser meerdere malen de procedure voor het verkrijgen van het briefadres bij de gemeente Katwijk uitgelegd. Hij heeft zich echter niet voor een gemeentelijk briefadres gemeld. Het college heeft daarbij nog wel opgemerkt dat het hebben van een briefadres niet automatisch leidt tot verstrekking van een uitkering. Wanneer de belanghebbende stelt dak- of thuisloos te zijn dan wordt van hem verwacht dat hij controleerbare gegevens verstrekt over zijn feitelijke verblijfplaats, juist ook om vast te stellen of hij dakloos is en niet een vast hoofdverblijf heeft.
3. Eiser is het niet eens met het college. Zijn gronden komen er op neer dat het college hem ten onrechte bijzondere bijstand voor opslagkosten heeft geweigerd. Hij heeft momenteel geen inkomen en kan de borg voor zijn opgeslagen spullen niet betalen.
4. De rechtbank beoordeelt het beroep als volgt.
4.1 Artikel 40 en artikel 42 van de Pw zijn bedoeld om duidelijk te maken tot welke gemeente iemand zich moet wenden om (bijzondere) bijstand aan te vragen. Het recht op bijstand bestaat slechts ten opzichte van het college van de gemeente waar de belanghebbende zijn woonplaats heeft. Voor het antwoord op de vraag waar de woonplaats in de zin van artikel 40, eerste lid, van de Pw is, is dan ook uitsluitend bepalend waar de betrokkene zijn hoofdverblijf heeft en, als geen hoofdverblijf is aan te wijzen, waar hij werkelijk verblijft. Het hoofdverblijf van een betrokkene is daar waar het zwaartepunt van zijn persoonlijk leven zich bevindt. Dit dient te worden bepaald aan de hand van concrete feiten en omstandigheden.
4.2 Vast staat dat eiser is uitgeschreven uit de gemeente Katwijk en zich nergens anders heeft ingeschreven. Artikel 40, tweede volzin, van de Pw bepaalt dan dat bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat bijstand aan een betrokkene die niet is ingeschreven als ingezetene met een woonadres of briefadres in de brp, wordt verleend door het college van een bij die maatregel aan te wijzen gemeente (centrumgemeente). Deze algemene maatregel van bestuur is het Besluit Participatiewet (Besluit Pw). In artikel 11, eerste lid, van het Besluit Pw staat dat voor de verlening van bijstand op grond van de wet aan de belanghebbende die niet is ingeschreven als ingezetene met een woonadres of briefadres, worden aangewezen de gemeenten opgenomen in Bijlage 29xx-c bij het Besluit decentralisatie- en integratie-uitkeringen. Katwijk wordt niet als centrumgemeente genoemd in die lijst. In het tweede lid staat dat de bijstand, bedoeld in het eerste lid, wordt verleend door het college van de gemeente waar de belanghebbende zich op het moment van zijn aanvraag bevindt.
4.3 Eiser heeft gesteld dat hij als adresloze moet worden aangemerkt en dat daarom artikel 40, tweede volzin, van de Pw op hem van toepassing is. Dat is op zich juist. Daklozen die een zwervend bestaan leiden moeten worden gerekend tot de doelgroep van de wettelijke regeling voor adreslozen en voor de beoordeling van het recht op bijstand van de adresloze is de feitelijke woon- en leefsituatie van de betrokkene van doorslaggevend belang. [1] Nu eiser echter is uitgeschreven uit de gemeente Katwijk en niet zijn feitelijke verblijfplaats aan het college heeft bekend gemaakt, was het college niet in staat te beoordelen welk bestuursorgaan dan kennelijk bevoegd was zijn aanvraag in behandeling te nemen. Daarom kon ook niet worden vastgesteld of eiser in de gemeente Katwijk een aanspraak op bijstand had. Het college kon evenmin vaststellen aan welke gemeente het eisers aanvraag had moeten doorzenden.
4.4 Gelet op deze feiten en omstandigheden heeft het college de aanvraag terecht afgewezen en het afwijzende besluit na heroverweging in bezwaar terecht gehandhaafd.
Conclusie en gevolgen5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing