ECLI:NL:RBDHA:2024:1474
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens ontbreken procesbelang en onbekende bestemming van de eiser
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 februari 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van een verblijfsvergunning asiel. De eiser, een Tunesische vreemdeling, had op 27 december 2023 een aanvraag ingediend die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen als kennelijk ongegrond. Dit besluit omvatte ook een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor twee jaar. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, maar is op 16 januari 2024 met onbekende bestemming vertrokken uit de opvang, zonder de autoriteiten te informeren over zijn verblijfplaats.
Tijdens de zitting op 8 februari 2024 werd vastgesteld dat de gemachtigde van eiser geen contact meer had kunnen krijgen met hem sinds zijn vertrek. De rechtbank overwoog dat, volgens vaste rechtspraak, een vreemdeling die zonder kennisgeving vertrekt, in beginsel geen prijs meer stelt op de bescherming die hij aanvankelijk zocht. De rechtbank concludeerde dat eiser, door zijn vertrek en het ontbreken van communicatie, kennelijk geen belang meer had bij de behandeling van zijn beroep. Daarom werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling, en de uitspraak werd openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.