ECLI:NL:RBDHA:2024:1474

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 februari 2024
Publicatiedatum
9 februari 2024
Zaaknummer
NL23.40608
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens ontbreken procesbelang en onbekende bestemming van de eiser

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 februari 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van een verblijfsvergunning asiel. De eiser, een Tunesische vreemdeling, had op 27 december 2023 een aanvraag ingediend die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen als kennelijk ongegrond. Dit besluit omvatte ook een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor twee jaar. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, maar is op 16 januari 2024 met onbekende bestemming vertrokken uit de opvang, zonder de autoriteiten te informeren over zijn verblijfplaats.

Tijdens de zitting op 8 februari 2024 werd vastgesteld dat de gemachtigde van eiser geen contact meer had kunnen krijgen met hem sinds zijn vertrek. De rechtbank overwoog dat, volgens vaste rechtspraak, een vreemdeling die zonder kennisgeving vertrekt, in beginsel geen prijs meer stelt op de bescherming die hij aanvankelijk zocht. De rechtbank concludeerde dat eiser, door zijn vertrek en het ontbreken van communicatie, kennelijk geen belang meer had bij de behandeling van zijn beroep. Daarom werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard.

De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling, en de uitspraak werd openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.40608
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

geboren op [geboortedatum]
van Tunesische nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. J.J. de Vries),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. Y. ten Cate).

ProcesverloopBij besluit van 27 december 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. Dit besluit behelst tevens een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het beroep is samen met zaaknummer NL23.40609 op 8 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigden van partijen.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. Verweerder heeft op 23 januari 2024 gemeld dat eiser de opvang op 16 januari 2024 heeft verlaten en met onbekende bestemming (MOB) is vertrokken.
2. De gemachtigde van eiser heeft desgevraagd op 5 februari 2024 laten weten dat hij eiser op 29 december 2023 heeft bericht over de datum en tijdstip van de zitting. Daarop heeft eiser op 30 december 2023 gereageerd met: ‘ok.’ Op 5 februari 2024 is een whatsapp bericht naar eiser gestuurd waarop geen antwoord is gekomen van eiser. Bij het bellen van het telefoonnummer wordt niet opgenomen. De gemachtigde van eiser op zitting aangegeven dat hij na de MOB-melding geen contact meer heeft kunnen krijgen met eiser en niet weet waar eiser verblijft.
3. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) [1] blijkt dat, indien een vreemdeling die in Nederland bescherming heeft gevraagd met onbekende bestemming vertrekt zonder aan verweerder te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel van uitgegaan dient te worden dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Dit is slechts anders als de vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op deze bescherming. Dit impliceert onder meer dat de gemachtigde weet dat de vreemdeling nog in Nederland verblijft en waar hij verblijft.
4. In onderstaand geval blijkt uit het dossier dat eiser op 16 januari 2024 zelfstandig is vertrokken zonder aan verweerder te melden waar hij verblijft. Verweerder heeft ter zitting aangegeven dat eiser niet meer in beeld is. Er is nog steeds geen verblijfplaats van eiser bekend. De gemachtigde van eiser heeft aangegeven dat er geen contact meer met eiser heeft plaatsgevonden nadat eiser op 16 januari 2024 zelfstandig is vertrokken. Eiser heeft geen contact gezocht met zijn gemachtigde, terwijl hij al in december 2023op de hoogte is gebracht van de zitting op 8 februari 2024. De rechtbank ziet in het betoog van eisers gemachtigde om vanwege de situatie van overvolle opvanglocaties van het COA, waardoor vaak uitgeweken zou worden naar andere slaapgelegenheden en huisvesting, geen aanleiding om af te wijken van de vaste jurisprudentie van de Afdeling. Van eiser mag worden verwacht dat hij na zijn vertrek op 16 januari 2024, ook onder de gestelde omstandigheden contact blijft houden met verweerder en/of zijn gemachtigde. Dat dit voor eiser onmogelijk was, is niet aannemelijk geworden.
4.1.
Nu niet is gebleken dat eisers gemachtigde weet dat hij nog in Nederland verblijft en waar hij verblijft, concludeert de rechtbank gelet op de voorgaande omstandigheden dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op bescherming in Nederland en daarom geen belang meer heeft bij de behandeling van zijn beroep.
5. Het beroep is niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 februari 2024 door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van mr. F. Aissa, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 30 oktober 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3988.