Uitspraak
[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder
de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid), de Staat.
Inleiding
4 maart 2022 heeft verweerder verzoeker op grond van de Participatiewet per
1 december 2021 een bijstandsuitkering toegekend naar de norm voor een alleenstaande in de vorm van een lening. Met het besluit van 1 augustus 2022 heeft verweerder het bezwaar van verzoeker daartegen ongegrond verklaard. Verzoeker heeft tegen dat besluit beroep ingesteld. Hangende de beroepsprocedure heeft verzoeker een verzoekschrift ingediend waarin hij verzoekt om schadevergoeding vanwege overschrijding van de redelijke termijn.
17 juni 2024 op zitting aan de orde gesteld. Verzoeker en verweerder hebben zich voorafgaand aan de zitting afgemeld.
Beoordeling door de rechtbank
14 april 2022. Vanaf deze datum, tot en met 16 juni 2024, de datum waarop verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken, zijn twee jaar en ongeveer twee maanden verstreken. Dat betekent dat de termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM met ongeveer twee maanden is overschreden. De rechtbank ziet noch in de zaak zelf noch in de opstelling van verzoeker aanleiding voor het oordeel dat in dit geval de totale lengte van de procedure meer dan twee jaar zou mogen bedragen.
€ 500,-, naar boven afgerond. De rechtbank draagt de Staat op deze kosten aan verzoeker te vergoeden.
Beslissing
€ 437,50.
mr.Y. Al-Qaq, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 juli 2024.