ECLI:NL:RBDHA:2024:14703

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 juli 2024
Publicatiedatum
17 september 2024
Zaaknummer
23/2973
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) wegens gebrek aan noodzaak voor permanent toezicht of 24-uurs zorg

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 25 juli 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) behandeld. Eiser had op 7 juni 2022 een aanvraag ingediend voor zorg, omdat hij door zijn aandoening, dunne vezelneuropathie, veel zorg nodig heeft. De aanvraag werd afgewezen door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op 1 september 2022, en het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 13 maart 2023 ongegrond verklaard. Eiser stelde dat hij 24-uurs zorg nodig heeft vanwege regieproblemen en het risico op vallen, maar de rechtbank oordeelt dat niet is aangetoond dat hij permanent toezicht of 24-uurs zorg nodig heeft. De rechtbank concludeert dat de medische adviezen die aan de afwijzing ten grondslag liggen zorgvuldig zijn opgesteld en dat er geen reëel risico op ernstig nadeel is aangetoond. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en handhaaft de afwijzing van de zorgaanvraag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/2973

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 juli 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. O. Sahin),
en

Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ), verweerder

(gemachtigde: mr. L.M.R. Kater).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om toegang tot zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz). Verweerder heeft deze aanvraag met het primaire besluit van 1 september 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 13 maart 2023 heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
1.1.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Eiser heeft een aanvullend beroepschrift en aanvullende stukken ingediend.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 27 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder. Ook de echtgenote van eiser, [naam] , was aanwezig.

Totstandkoming van het besluit

2. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiser heeft op
7 juni 2022 zorg aangevraagd op grond van de Wlz. Eiser woont samen met zijn echtgenote en drie jonge kinderen. Hij ontvangt een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen. Eiser heeft in de aanvraag aangegeven dat hij graag zorg wil in de thuissituatie, omdat hij als gevolg van de aandoening dunne vezelneuropathie weinig tot niets zelf kan en bij alle activiteiten wordt ondersteund door zijn echtgenote. Het doel van de aanvraag is om hulp voor 2 á 3 dagen in de week te krijgen om zijn echtgenote te ontlasten. Door de dunne vezelneuropathie ervaart hij pijnklachten en bewegingsklachten. Hij heeft aangegeven dat hij weinig kracht in zijn benen heeft en daardoor kan vallen. Eiser gebruikt een scootmobiel. Hij is ook bekend met psychische klachten waaronder een posttraumatische stressstoornis (PTSS) en krijgt daarvoor een behandeling bij PsyQ. Eiser heeft aangegeven problemen te hebben met slaap, concentratie en geheugen.
2.1.
Naar aanleiding van de aanvraag heeft een medewerker van het CIZ een huisbezoek afgelegd bij eiser en onderzoek gedaan. Verweerder heeft de aanvraag daarna afgewezen bij primair besluit op de grond dat bij eiser geen sprake is van een noodzaak voor permanent toezicht en/of 24 uur zorg per dag in de nabijheid om ernstig nadeel te voorkomen. Hoewel eiser dagelijks hulp nodig heeft, is volgens verweerder niet gebleken dat er ernstige regieproblemen zijn waardoor eiser niet zelf hulp zou kunnen inroepen op de relevante momenten.
2.2.
Verweerder heeft de afwijzing in het bestreden besluit gehandhaafd. Daaraan heeft verweerder het medisch advies van de CIZ-arts (medisch adviseur) van 30 november 2022 en het aanvullend medisch advies van 1 maart 2023 ten grondslag gelegd. Volgens verweerder kan eiser geen toegang tot zorg op grond van de Wlz worden verleend, omdat er geen noodzaak is voor permanent toezicht en/of 24 uur zorg per dag in de nabijheid om ernstig nadeel te voorkomen. Op basis van de lichamelijke problematiek kan eiser zijn zorgbehoefte adequaat inschatten en op de relevante momenten alarmeren. Er is geen reëel risico op ernstig nadeel. Het valgevaar kan volgens verweerder opgevangen worden met hulpmiddelen, zoals bijvoorbeeld een rollator, loopstok en/of rolstoel. Enkel valgevaar kan volgens verweerder niet leiden tot toegang tot zorg op grond van de Wlz. Het vallen kan ook niet geheel voorkomen worden door 24 uur zorg in de nabijheid. De zorg die eiser nodig heeft is planbaar. Niet planbare zorg kan worden afgewacht zonder risico op ernstig nadeel. De gestelde regieproblematiek is niet objectiveerbaar op basis van de medische gegevens. Voor de zorgbehoefte in verband met de psychische problemen van eiser kan de blijvendheid niet worden vastgesteld omdat eiser daar nog behandelingen voor kan krijgen, zodat die zorgbehoefte in de toekomst kan verminderen.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag om zorg op grond van de Wlz. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser. De te beoordelen periode loopt van 7 juni 2022 (de datum van de aanvraag) tot en met 13 maart 2023 (de datum van de afwijzing). Ter zitting heeft eiser toegelicht dat zijn ziekte sinds de aanvraag alleen maar erger is geworden. De rechtbank beoordeelt echter alleen de vraag of verweerder terecht heeft geconcludeerd dat de aanvraag moet worden afgewezen ten aanzien van de te beoordelen periode.
Juridisch kader
4. Op grond van artikel 3.2.1, eerste lid, van de Wlz heeft een verzekerde recht op zorg die op zijn behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden is afgestemd voor zover hij naar aard, inhoud en omvang en uit een oogpunt van doelmatige zorgverlening redelijkerwijs op die zorg is aangewezen omdat hij, vanwege een somatische of psychogeriatrische aandoening of beperking of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap, een blijvende behoefte heeft aan:
permanent toezicht ter voorkoming van escalatie of ernstig nadeel voor de verzekerde, of
24 uur per dag zorg in de nabijheid, omdat hij zelf niet in staat is om op relevante momenten hulp in te roepen en hij, om ernstig nadeel voor hem zelf te voorkomen,
1°. door fysieke problemen voortdurend begeleiding, verpleging of overname van zelfzorg nodig heeft, of
2°. door zware regieproblemen voortdurend begeleiding of overname van taken nodig heeft.
4.1.
Uit artikel 3.2.1, eerste lid, van de Wlz volgt dat een verzekerde slechts toegang tot Wlz-zorg heeft, indien de in de aanhef van artikel 3.2.1, eerste lid, van de Wlz genoemde grondslagen leiden tot een blijvende behoefte aan permanent toezicht of 24 uur zorg in de nabijheid zoals omschreven in artikel 3.2.1, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Wlz.
Standpunten van partijen
5. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder hem ten onrechte geen zorg heeft toegekend op grond van de Wlz. De gemachtigde van eiser heeft ter zitting toegelicht dat zij in beroep heeft bedoeld de gronden van het bezwaar te herhalen. Deze gronden komen op het volgende neer. Eiser heeft 24 uur per dag zorg nodig in de nabijheid, omdat hij regieproblemen heeft en afhankelijk is van zijn echtgenote. Eiser loopt het risico om te vallen en kan dan niet zelf hulp inroepen, zodat sprake is van onplanbare zorg. Volgens eiser wordt zijn psychische problematiek onderschat door verweerder. Hij is niet in staat te alarmeren op de relevante momenten.
5.1.
Daarnaast heeft eiser in beroep verschillende stukken ingediend, waaronder een meldingsformulier Wmo van 1 december 2023, een behandeljournaal van de ergotherapie van 2023, een toekenningsbesluit voor een woonvoorziening in de vorm van een traplift op grond van de Wmo van 25 januari 2024 en een bruikleenovereenkomst voor de traplift van 4 maart 2024. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser toegelicht dat deze stukken dienen ter onderbouwing van de zorgbehoefte van eiser. Ook heeft eiser een brief van de neuroloog van 15 april 2024, een brief van de kaakchirurg van 23 mei 2024 en tot slot een brief van de assistent KNO van 16 februari 2023 overgelegd. Uit de brief van de neuroloog blijkt dat eiser lijdt aan dunne vezelneuropathie en melding maakt van balansproblemen. Uit de brief van de kaakchirurg blijkt dat eiser een fractuur van de sinus frontalis heeft opgelopen. Ter zitting is toegelicht dat hij op zijn scootmobiel een aanrijding met een fietser heeft gehad. Uit de brief van de assistent KNO blijkt volgens eiser dat hij overgevoelig is voor geluid, waardoor hij nog prikkelbaarder is.
5.2.
Verweerder blijft bij het bestreden besluit. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder zich op het standpunt gesteld dat de aanvullende stukken van eiser niet tot een ander oordeel kunnen leiden. Verder is gesteld dat er met betrekking tot het valgevaar van eiser nog meer mogelijk is, bijvoorbeeld het gebruik van een personenalarmering. Ook is onduidelijk waarom de thuiszorg niet is ingeschakeld. Tot slot heeft de gemachtigde van verweerder toegelicht dat verweerder niet betwist dat eiser lichamelijke klachten ondervindt. Volgens verweerder is de door eiser gestelde regieproblematiek niet objectiveerbaar.
Beoordeling
6. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit gebaseerd op het medisch advies van 30 november 2022 en het aanvullend medisch advies van 1 maart 2023. Een bestuursorgaan dat bij de besluitvorming gebruikmaakt van een advies van een medisch adviseur mag volgens vaste rechtspraak in het algemeen op dat advies afgaan, mits is gebleken dat dit advies volledig is en op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. Het ligt vervolgens op de weg van betrokkene, in dit geval eiser, om medische stukken te overleggen die aan de juistheid van het medisch advies doen twijfelen. [1]
6.1.
De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat de medische adviezen niet zorgvuldig tot stand zijn gekomen of dat de adviezen niet volledig, niet concludent of anderszins onjuist zijn. Er heeft een huisbezoek plaatsgevonden en de medisch adviseurs hebben alle beschikbare medische informatie betrokken. Op basis hiervan hebben de medisch adviseurs een duidelijk beeld van de medische situatie van eiser kunnen vormen. De medisch adviseur heeft in bezwaar voldoende gemotiveerd waarom het geen meerwaarde heeft om nadere informatie op te vragen bij behandelaars van eiser of om eiser fysiek te zien. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de medische adviezen, zodat verweerder daar op af mocht afgaan.
6.2.
Op basis van de medische informatie in het dossier stelt de medisch adviseur vast dat sprake is van de grondslagen somatiek en psychische stoornis. De beperkingen en stoornissen die worden benoemd zijn niet allen passend en aannemelijk bij de beschreven problematiek van eiser. De medisch adviseur overweegt dat de dunne vezelneuropathie niet zorgt voor afname van de kracht in de spieren en niet verklaart waarom eiser door zijn benen zakt, niet lang kan lopen of valt. Verder overweegt de medisch adviseur dat er geen aandoeningen zijn die ernstig regieverlies onderbouwen. Eiser heeft geen aandoening die zijn cognitie aantast. Dat maakt dat er geen noodzaak is voor 24 uurs zorg in de nabijheid om ernstig nadeel te voorkomen. Eiser heeft nog steeds behandeling nodig voor zijn psychische problemen en voor zijn fysieke problemen. Een revalidatiearts kan met behandeling, hulpmiddelen en aanpassingen de zelfredzaamheid van eiser bevorderen.
6.3.
Ten aanzien van het door eiser gestelde risico om te vallen overweegt de rechtbank het volgende. Het valgevaar wordt volgens de medisch adviseur niet verklaard door de diagnose van eiser. Daar is door eiser ook geen medische onderbouwing voor gegeven in beroep. Ook het bericht van de neuroloog van 15 april 2024 dat eiser heeft ingediend, biedt naar het oordeel van de rechtbank geen medische onderbouwing voor het valgevaar. De neuroloog beschrijft dat de balansproblemen van eiser atypisch zijn voor dunne vezelneuropathie. Daarbij komt, zoals terecht door verweerder is overwogen, dat valgevaar op zichzelf niet voldoende is om vast te stellen dat eiser 24 uurs zorg of permanent toezicht nodig heeft. Uit de memorie van toelichting op de Wlz volgt namelijk dat bij “ernstig nadeel voor de verzekerde” sprake moet zijn van een te verwachten risico dat de verzekerde het ernstig nadeel zal overkomen. Dit wil zeggen dat het om een reëel risico moet gaan dat gebaseerd is op onderbouwde verwachtingen. De enkele mogelijkheid dat een bepaald gevaar bestaat of dat een bepaald gevaar relatief vaak voorkomt bij mensen met een bepaalde aandoening, is op zichzelf niet genoeg. Met het criterium van het ernstig nadeel is dan ook niet beoogd een voorzorgsbeginsel in het leven te roepen waarbij een “nulrisico” wordt nagestreefd. Dat zou ook een vertekend beeld geven van de risico’s die in het leven bestaan en ook bijvoorbeeld bij verblijf in een instelling kan bestaan, zoals het bestaan van enig valgevaar.” [2] Niet gebleken is dat sprake is van een reëel risico op ernstig nadeel.
6.4.
Ten aanzien van de door eiser gestelde regieproblemen overweegt de rechtbank het volgende. Niet is gebleken dat eiser op de onplanbare momenten dat hij zorg nodig heeft, niet zelf hulp kan inroepen of kan alarmeren. Ter zitting heeft eiser toegelicht dat hij het erg moeilijk vindt om hulp te vragen. Dit maakt echter niet dat hij niet in staat is om hulp in te roepen. Zijn stelling dat hij door de combinatie van zijn lichamelijke en psychische problematiek, waaronder concentratieproblemen, ook geen hulp kan inroepen, heeft eiser niet met medische gegevens onderbouwd. Daarom is naar het oordeel van de rechtbank niet medisch objectiveerbaar onderbouwd dat eiser regieproblemen heeft waardoor hij niet zelf hulp kan inroepen op de onplanbare momenten van zorg. Evenmin is medisch onderbouwd dat eiser niet hulp zou kunnen afwachten. Bovendien is aannemelijk dat er nog andere ondersteuning in de thuissituatie mogelijk is. Niet gebleken is dat eiser en zijn echtgenote een aanvraag hebben gedaan voor thuiszorg. Ook is niet gebleken dat eiser geen gebruik kan maken van hulpmiddelen om te alarmeren, bijvoorbeeld een personenalarmering.
6.5.
De door eiser in beroep overgelegde (medische) stukken leiden de rechtbank niet tot een ander oordeel, omdat deze grotendeels betrekking hebben op de (medische) situatie van eiser na de periode hier in geding en omdat daaruit geen medisch objectiveerbare informatie naar voren komt die betrekking heeft op een reëel risico op ernstig nadeel en op het cognitief functioneren en mogelijke regieproblemen van eiser.
6.6.
Ter zitting is nog aangevoerd door de gemachtigde van eiser dat de gestelde regieproblemen er wel zijn, maar dat het niet is gelukt een onafhankelijke medisch deskundige te vinden en te betalen, om daarvoor een medische onderbouwing te geven. Voor zover zij hiermee bedoeld heeft te betogen dat er geen sprake is van equality of arms en dat de rechtbank een medisch deskundige dient te benoemen, overweegt de rechtbank het volgende. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser voldoende ruimte gehad tot betwisting van de bevindingen van de medisch adviseurs, bijvoorbeeld door zelf medische stukken in te dienen. Eiser heeft hier ook gebruik van gemaakt. In die medische stukken wordt echter geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de medische adviezen en om over te gaan tot het benoemen van een deskundige.
6.7.
De rechtbank overweegt concluderend dat niet kan worden vastgesteld dat eiser 24 uurs zorg of permanent toezicht nodig heeft. Hoewel niet wordt betwist dat eiser veel zorg nodig heeft en wordt ingezien dat de echtgenote van eiser zwaar belast is met de verzorging van haar man, is niet voldaan aan de gestelde criteria voor zorg op grond van de Wlz. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen.

Conclusie en gevolgen

7. Uit het voorgaande volgt dat het beroep ongegrond is. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Eiser krijgt ook het betaalde griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.B. Wijnholt, rechter, in aanwezigheid van
mr.Y. Al-Qaq, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 juli 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 10 april 2013, CRvB, ECLI:NL:CRVB:2013:BZ7639.
2.Zie Memorie van Toelichting, Kamerstukken II 2013/14, 33 891, nr. 3, p. 147 en 148.