ECLI:NL:RBDHA:2024:14693

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 september 2024
Publicatiedatum
17 september 2024
Zaaknummer
NL24.14740
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van uitstel van vertrek op basis van medische redenen in vreemdelingenrechtelijke context

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor uitstel van vertrek beoordeeld. Eiseres had op 11 september 2023 een aanvraag ingediend op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 19 oktober 2023 afgewezen, en na bezwaar is deze afwijzing op 7 maart 2024 gehandhaafd. De rechtbank heeft besloten geen zitting te houden, omdat partijen daarmee instemden.

De rechtbank beoordeelt de afwijzing van het uitstel van vertrek, waarbij eiseres aanvoert dat de minister niet kan uitgaan van het advies van het Bureau Medische Advisering (BMA) van 18 oktober 2023, omdat niet alle recente medische informatie zou zijn betrokken. Eiseres stelt dat zij vanwege hepatitis B niet kan reizen naar Liberia. De rechtbank concludeert echter dat de minister zich terecht baseert op het BMA-advies, dat aangeeft dat eiseres in staat is om te reizen. De rechtbank oordeelt dat eiseres geen concrete aanknopingspunten heeft aangedragen om te twijfelen aan de juistheid van het BMA-advies.

De rechtbank wijst erop dat de minister bij de beoordeling van de aanvraag voor uitstel van vertrek moet afgaan op deskundigenadviezen, tenzij er concrete redenen zijn om aan de juistheid daarvan te twijfelen. Eiseres heeft geen wezenlijk andere medische informatie overgelegd die haar stelling ondersteunt. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van het uitstel van vertrek standhoudt. Eiseres krijgt geen proceskostenvergoeding en is vrijgesteld van griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.14740

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 september 2024 in de zaak tussen

[eiseres], v-nummer: [nummer], eiseres

(gemachtigde: mr. M. Woudwijk),
en
de minister van Asiel en Migratie [1] .

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag. Zij heeft op 11 september 2023 een aanvraag ingediend voor verlening van uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
1.1.
De minister heeft deze aanvraag met het besluit van 19 oktober 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 7 maart 2024 op het bezwaar van eiseres is de minister bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting. [2]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing om aan eiseres uitstel van vertrek te verlenen vanwege medische redenen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
2.1.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De besluitvorming
3. De minister heeft op een eerder moment, namelijk met het besluit van 9 mei 2023, tijdelijk uitstel van vertrek verleend aan eiseres van 31 maart 2023 tot 1 oktober 2023. Dit uitstel van vertrek is destijds verleend omdat uit het medisch advies van Bureau Medische Advisering (BMA) van 3 mei 2023 bleek dat eiseres toen niet in staat was om te reizen. Hierna heeft eiseres onderhavige aanvraag ingediend. Op 18 oktober 2023 heeft het BMA een nieuw advies afgegeven. Hierin staat dat eiseres wel in staat is om te reizen en dat bij het uitblijven van medische behandeling geen medische noodsituatie binnen een termijn van drie tot zes maanden te verwachten is.
Zijn er concrete aanknopingspunten voor twijfel aan het BMA-advies?
4. Eiseres betoogt dat de minister niet kan uitgaan van het BMA-advies van 18 oktober 2023, omdat daarin niet alle recente medische informatie betrokken is. De minister moet daarom een aanvullend medisch advies vragen. Eiseres kan vanwege de besmettelijke ziekte hepatitis B niet reizen naar Liberia. De minister stelt onterecht dat zij daar wel toe in staat is. Uit een recenter medisch stuk van 31 oktober 2023 blijkt dat hepatitis B besmettelijk is en in een eerdere zaak van eiseres is beoordeeld dat zij niet kon reizen vanwege deze besmettelijke ziekte waarvoor een meldingsplicht geldt. Ook volgt uit recente medische informatie van [naam instelling] van maart 2024 dat eiseres depressief is waarvoor zij verschillende behandelingen ondergaat. Verder moet de minister kijken naar en rekening houden met haar hoge spanningsniveau en haar ongeletterdheid. Dit is in het BMA-advies onterecht niet gebeurd.
Toetsingskader uitstel van vertrek
4.1.
Op grond van artikel 64 van de Vw 2000 blijft uitzetting achterwege zolang het, vanwege de gezondheidstoestand van de vreemdeling, niet verantwoord is om te reizen. Volgens het beleid dat is neergelegd in paragraaf A3/7 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000), kan de minister aan een vreemdeling uitstel van vertrek verlenen als de vreemdeling medisch gezien niet in staat is om te reizen of als er een reëel risico bestaat op schending van artikel 3 van het EVRM om medische redenen.
4.2.
Omdat de beoordeling of iemand medisch niet in staat is om te reizen of dat er sprake is van een medische noodsituatie op korte termijn, medische kennis vereist, vraagt de minister bij een artikel 64-aanvraag aan het BMA om een medisch advies uit te brengen. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) is een advies van het BMA een deskundigenadvies aan de minister ten behoeve van het uitvoeren van zijn bevoegdheden. Als het advies op onpartijdige, objectieve en inzichtelijke wijze is opgesteld mag de minister hier in beginsel vanuit gaan, tenzij er concrete aanknopingspunten zijn voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van het BMA-advies. [3] Het is aan de vreemdeling om aan te tonen dat het BMA-advies niet voldoet aan de vereisten.
Oordeel van de rechtbank
4.3.
Naar het oordeel van de rechtbank stel de minister zich terecht op het standpunt dat eiseres geen concrete aanknopingspunten naar voren heeft gebracht om te twijfelen aan de juistheid en volledigheid van het BMA-advies van 18 oktober 2023. De minister stelt namelijk terecht dat uit het BMA-advies blijkt dat eiseres weliswaar een chronische hepatitis B-infectie heeft, maar dat dit geen belemmering vormt om naar Liberia te reizen. De BMA-arts overweegt namelijk het volgende:
‘Over betrokkene adviseerde ik eerder, zie de nota van 3 mei 2023. Anders dan toen kan betrokkene wel reizen. Inmiddels is er meer duidelijkheid over de leveraandoening, het gaat alleen om hepatitis B. Dat is op zich een besmettelijke aandoening maar nu de overdracht plaatsvindt via bloed (producten) is er geen direct gevaar door derden en kan betrokkene wel reizen.’
De minister mag in beginsel van dit BMA-advies van 18 oktober 2023 uitgaan. Uit het medische stuk van 31 oktober 2023, dat dateert van net ná het BMA-advies, blijkt namelijk geen wezenlijk andere medische situatie. Uit dit stuk volgt ook dat er sprake is van de besmettelijke aandoening chronische hepatitis B, waarbij nog geen fibrose in de lever is gevonden. Anders dan het eerder gegeven BMA-advies, laat het BMA-advies van 18 oktober 2023 een andere situatie zien, namelijk dat eiseres nu wél kan reizen. Er is namelijk meer duidelijkheid ontstaan over de aard en omvang van haar hepatitis B-besmetting. De BMA-arts overweegt dat de manier van overdracht via bloed (producten) geen risico vormt voor eiseres en voor anderen tijdens de reis naar Liberia. Omdat eiseres in de huidige procedure geen wezenlijk andere medische informatie heeft overgelegd, slaagt de verwijzing van eiseres naar de onmogelijkheid tot reizen in de vorige artikel 64-procedure en het vorige BMA-advies niet.
4.4.
Daarnaast stelt de minister zich terecht op het standpunt dat de overgelegde brief van GGZ-instelling [naam instelling] van 4 maart 2024 evenmin een concreet aanknopingspunt vormt voor twijfel aan het BMA-advies van 18 oktober 2023. De brief van [naam instelling] vermeldt dat eiseres lijdt aan een posttraumatische stressstoornis (PTSS) en een depressieve stoornis. Hoewel deze informatie dateert van ná het BMA-advies, is er geen sprake van een (wezenlijk) andere medische situatie omdat er ten tijde van het BMA-advies ook al sprake was van psychische problemen in de vorm van PTSS en depressieve klachten. Dit is door de BMA-arts ook betrokken en beoordeeld, waarbij de arts heeft gekeken naar de klachten van eiseres, de behandeling, wat de gevolgen zijn voor het uitblijven van een behandeling en of er dan op korte termijn een medische noodsituatie ontstaat. De arts heeft geconcludeerd dat de psychische klachten geen belemmering zijn voor het reizen en zich gebaseerd op de informatie van de behandelend psycholoog van eiseres. Ten tijde van het BMA-advies stond zij (ook) al onder behandeling bij een GZZ-instelling.
4.5.
De rechtbank volgt de minister verder in zijn standpunt dat de gestelde communicatiebeperkingen van eiseres, namelijk haar hoge spanningsniveau en ongeletterdheid, niet afdoen aan de inhoudelijke juistheid en inzichtelijkheid van het BMA-advies. De minister mag in beginsel van de juistheid van het deskundigenadvies uitgaan, daarnaast heeft eiseres niet nader onderbouwd op welke manier geen rekening is gehouden met haar spanningsniveau en de ongeletterdheid of waarom dit invloed heeft op de (on)mogelijkheid tot reizen. De overgelegde brief van de behandelaar van eiseres gaat hier niet nader op in. Ook maakt dit betoog van eiseres niet dat er sprake is van een andere situatie dan ten tijde van het BMA-advies. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van uitstel van vertrek stand houdt. Eiseres krijgt daarom geen vergoeding van haar proceskosten. Zij is vrijgesteld van de betaling van griffierecht.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Kompier, rechter, in aanwezigheid van F. Metz, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als minister.
2.Dit volgt uit artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3.Zie bijvoorbeeld ABRvS van 16 augustus 2013, ECLI:NL:RVS:2013:826.