ECLI:NL:RBDHA:2024:14643

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 september 2024
Publicatiedatum
16 september 2024
Zaaknummer
NL23.3696
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Nigeriaanse eiser wegens ongeloofwaardige verklaringen over bedreigingen en identiteit

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 6 september 2024, wordt het beroep van een Nigeriaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser, die stelt Nigeriaan te zijn en geboren op [geboortedatum] 1982, diende op 7 september 2021 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel in. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 9 januari 2023 afgewezen, met als argument dat de verklaringen van de eiser over bedreigingen vanuit de Eiye cultgroep ongeloofwaardig zijn. De rechtbank heeft het beroep op 30 juli 2024 behandeld, waarbij zowel de eiser als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de minister aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de minister terecht de verklaringen van de eiser over zijn identiteit en de bedreigingen ongeloofwaardig heeft geacht. De eiser had verklaard dat hij bedreigd werd door leden van de Eiye groep, maar de rechtbank oordeelt dat zijn verklaringen tegenstrijdig zijn en niet voldoende onderbouwd. De minister heeft ook de betrouwbaarheid van een door de eiser overgelegd krantenartikel in twijfel getrokken, wat de rechtbank steunt. De rechtbank oordeelt dat de minister niet ten onrechte heeft geconcludeerd dat de vrees voor vervolging of ernstige schade bij terugkeer naar Nigeria niet aannemelijk is gemaakt.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag door de minister wordt bevestigd. De rechtbank wijst ook op het ontbreken van aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor asielzoekers om hun verklaringen goed te onderbouwen en consistent te houden, vooral in het licht van de geloofwaardigheidseisen die aan asielaanvragen worden gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.3696

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 september 2024 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. A.J. de Boer),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
(gemachtigde: I. Lohmann-Kamphuis).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt dat hij de Nigeriaanse nationaliteit heeft en te zijn geboren op [geboortedatum] 1982. Hij heeft op 7 september 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 9 januari 2023 deze aanvraag afgewezen als ongegrond.
1.1.
De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 30 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser had een vriend genaamd [naam] die lid was van de cultgroep Aiye. In de nacht van 30 april 2021 heeft [naam] een lid van de Eiye cultgroep vermoord. Diezelfde nacht heeft [naam] eiser gebeld en verteld dat hij naar eisers woning wilde komen. Hij is echter nooit bij eiser thuis aangekomen, omdat hij door de leden van de Eyie groep is vermoord. De Eiye groep is vervolgens naar het huis van eiser gekomen omdat zij dachten dat eiser ook lid was van de Aiye groep. Zij wilden wraak. Eiser is toen op de vlucht geslagen en wordt sindsdien gezocht door zowel de Eiye groep als door de familie van [naam]. De familie van [naam] houdt eiser verantwoordelijk voor de dood van [naam]. Een oom van [naam] heeft aangifte tegen eiser gedaan bij de politie, waarin eiser is beschuldigd van moord. Ter onderbouwing van zijn relaas heeft eiser een Nigeriaanse krant overgelegd waarin een artikel over zijn problemen met Eiye is opgenomen [1] en een politierapport over de bedreigingen.
Het bestreden besluit
5. De minister stelt zich op het standpunt dat eisers verklaringen over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig zijn. De minister acht de verklaringen van eiser over de bedreigingen vanuit de Eiye groep ongeloofwaardig. Dit geldt ook voor de verklaringen over de beschuldiging en aangifte vanuit de familie van [naam]. De minister concludeert daarom dat de asielaanvraag als ongegrond wordt afgewezen.
Heeft de minister de verklaringen van eiser over de bedreigingen vanuit de Eiye groep ten onrechte ongeloofwaardig geacht?
6. Eiser stelt dat hij geen details kan geven op de cultgroep Eiye, omdat hij zelf niets te maken heeft gehad met deze groep. Hij kan alleen verklaren over wat hij uit openbare bronnen heeft vernomen. Dit staat echter los van het feit dat eiser in Nigeria dusdanig is bedreigd door leden van de Eiye groep, dat hij zijn land van herkomst heeft moeten verlaten. De verklaring van eiser dat hij met dood is bedreigd, wordt door de minister ook niet weersproken. Hoe de leden van de Eiye eiser hebben gelinkt aan de Aiye doet hier niet aan af. De minister verwacht dan ook ten onrechte van eiser dat hij op zijn minst iets kan vertellen over deze cultgroepen. Hij heeft pas naderhand geredeneerd dat hij wellicht vanwege [naam] gelinkt werd aan deze cultgroep. Hij heeft zich hier nooit in verdiept en hij heeft ook nooit met [naam] gesproken over deze cultgroepen.
Eiser wijst op het originele krantenartikel dat zijn asielrelaas bevestigt. De minister is daar ten onrechte aan voorbij gegaan. Eiser ontkent met klem dat hij een journalist heeft betaald om deze informatie te publiceren, zoals de minister heeft gesuggereerd. Het krantenartikel heeft duidelijk geen marketingdoeleinden. De minister heeft in het bestreden besluit ook niet aangetoond dat een journalist zich zou hebben laten betalen om de informatie te publiceren. De minister heeft een citaat uit het Algemeen Ambtsbericht voor Nigeria van 2018 [2] aangehaald over dit onderwerp, maar dit citaat is niet meer terug te vinden in het meest actuele Algemeen Ambtsbericht. Kennelijk is dit niet meer aan de orde. De minister is in het bestreden besluit ten onrechte niet ingegaan op dit argument.
Daarnaast blijkt uit het Algemeen Ambtsbericht voor Nigeria [3] dat cultgroepen zich ook schuldig maken aan op de persoon gerichte bedreigingen en geweld tegen afvallige leden en (onschuldige) burgers.
6.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank is van oordeel dat de minister de verklaringen van eiser over de bedreigingen vanuit de Eiye groep niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. De minister heeft eiser terecht tegengeworpen dat hij tegenstrijdig heeft verklaard over het lidmaatschap bij de cultgroepen Aiye en Eiye. Eiser heeft namelijk enerzijds verklaard dat de leden van de Aiye en de Eiye elkaar kennen en precies weten wie er lid is en anderzijds dat de leden van de Eiye ‘denken’ dat hij lid is van de rivaliserende Aiye groep. Niet valt in te zien dat zij precies weten wie lid is van welke cultgroep en eiser toch verdenken van lidmaatschap van de Aiye cultgroep. De minister heeft hierbij terecht betrokken dat eiser zelf heeft verklaard niks te maken te hebben met deze groep. Ook heeft de minister eiser tegen mogen werpen dat hij vaag heeft verklaard over waarom de leden van de Eiye groep zouden denken dat hij lid was van de Aiye groep en hoe de leden van de Eiye groep aan zijn woonadres komen. Daarnaast heeft de minister het ook bevreemdend mogen vinden dat eiser niks kan verklaren over de cultgroep Eiye. Van eiser mag verwacht worden dat hij in ieder geval iets kan verklaren over de cultgroep, nu dit voor hem aanleiding is geweest zijn land van herkomst te ontvluchten en asiel aan te vragen. Verder heeft de minister de verklaringen van eiser dat hij nooit enig contact heeft gehad met de leden van de Eiye en dat hij door hen wel degelijk bedreigd is met de dood, terecht tegenstrijdig geacht. Niet ten onrechte stelt de minister zich op het standpunt dat niet valt in te zien hoe de leden van de Eiye eiser in verband brengen met Aiye, enkel omdat hij veel met zijn vriend [naam] zou omgaan.
Verder is de minister in het bestreden besluit uitgebreid ingegaan op de betrouwbaarheid van het door eiser overgelegde krantenartikel. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister voldoende gemotiveerd dat de herkomst van het artikel dubieus is. De minister heeft niet ten onrechte in de beoordeling meegenomen dat artikelen in Nigeriaanse kranten worden geplaatst tegen betaling. Door er op te wijzen dat het meeste recente ambtsbericht over Nigeria daar geen melding van maakt, heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat deze praktijken niet meer zouden voorkomen. Bovendien is door Bureau Documenten onderzoek verricht naar de krant en is geconcludeerd dat de krant hoogstwaarschijnlijk niet in deze verschijningsvorm is uitgegeven [4] . De minister heeft niet ten onrechte niet de waarde aan het krantenartikel toegekend die eiser eraan gehecht wil zien.
Ten aanzien van eisers betoog over het geweld tegen onschuldige burgers heeft de minister er terecht op gewezen dat eiser eerder heeft verklaard dat het geweld en de bedreigingen op hem zijn gericht vanwege zijn vriendschap met [naam] die een lid van de Eiye groep zou hebben vermoord. Eiser stelt in zijn relaas dus niet dat hij enkel als onschuldige burger slachtoffer is geweest van geweld door deze cultgroep.
Heeft de minister eisers verklaring over de dood van zijn dochter ten onrechte ongeloofwaardig geacht?
7. Eiser heeft in de aanvullende beroepsgronden van 29 juli 2024 betoogd dat zijn dochter op [datum] 2023 door leden van de Eiye ontvoerd en onthoofd is. Een kennis van de vrouw van eiser heeft gezien dat zijn dochter die dag door drie mannen met blauwe baretten in een auto werd getrokken. De vrouw van eiser is meteen daarna samen met haar andere kinderen gevlucht naar het dorp Egba, waar zij sindsdien verblijven.
7.1.
Eiser heeft deze beroepsgrond een dag voor de zitting naar voren gebracht. De minister heeft op de zitting gereageerd op deze beroepsgrond. De rechtbank is van oordeel dat de minister zich op het standpunt heeft mogen stellen dat deze verklaring niet leidt tot een andere conclusie over de geloofwaardigheid van eisers asielrelaas, omdat deze op geen enkele manier is onderbouwd. Het asielrelaas is gelet op de eerdere bevindingen onder 6.1 ongeloofwaardig geacht. De minister heeft aan deze niet onderbouwde verklaring van eiser niet de waarde hoeven toekennen die eiser eraan gehecht wil zien. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
Heeft de minister eisers verklaringen over de beschuldigingen en aangifte vanuit de familie van [naam] tegen hem ten onrechte ongeloofwaardig geacht?
8. Eiser betoogt dat hij de beschuldiging en aangifte van de familie van [naam] dat hij [naam] zou hebben vermoord voldoende aannemelijk heeft gemaakt. De oom van [naam] wil de dood van [naam] wreken, omdat [naam] zijn enige neef was en hij hem zag als zijn kind sinds de ouders van [naam] overleden zijn. De oom van [naam] heeft vernomen dat [naam] onderweg was naar eiser om daar te overnachten en er zijn telefoongegevens waaruit blijkt dat [naam] de avond voor zijn dood contact heeft gehad met eiser. Dit zijn twee aanwijzingen die leiden naar eiser.
Verder wijst eiser naar het door hem overgelegde politierapport dat naar zijn mening inhoudelijk juist is. Eiser weet dat voor afgifte van een exemplaar van dit rapport moest worden betaald. Dit is niet ongebruikelijk in Nigeria. Eiser merkt op dat de leden van de Nigeriaanse politie ook lid zijn van een cultgroep, waardoor de Nigeriaanse autoriteiten vaak niet succesvol kunnen opereren tegen daders van cultmoorden. [5]
8.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De minister heeft eiser mogen tegenwerpen dat hij niet inzichtelijk heeft gemaakt waarom de oom van [naam] enkel op basis van de twee genoemde aanwijzingen eiser met de moord op [naam] in verband zou hebben gebracht. Ook heeft de minister terecht aan eiser tegengeworpen dat het politierapport niet echt is nu Bureau Documenten deze met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid als vals heeft beoordeeld. [6] Dat eiser in beroep stelt dat de oom van [naam] er veel aan geleden is om de dood van [naam] te wreken doet niet af aan de conclusie in het bestreden besluit, nu eiser deze stelling niet nader heeft onderbouwd. Verder heeft de minister mee mogen wegen dat er in een heel korte tijd aangifte zou zijn gedaan door de oom van [naam] tegen hem en vervolgens ook door de neef van eiser als tegenreactie op deze aangifte. De minister stelt niet ten onrechte dat onduidelijk is gebleven hoe eiser zo snel op de hoogte was van de aangifte van de oom van [naam] terwijl hij heeft verklaard dat hij toen al ondergedoken zat.
Had de minister aan eiser het voordeel van de twijfel moeten geven?
9. Eiser betoogt dat hem het voordeel van de twijfel gegeven had moeten worden [7] , omdat zijn asielrelaas over het geheel genomen voldoende consistent en geloofwaardig is. [8] In het kader van de geloofwaardigheidsbeoordeling kan niet worden volstaan met de conclusie dat eiser niet wordt geloofd omdat hij meer had moeten verklaren of omdat sommige details niet kloppen. De nadruk in de beoordeling van de geloofwaardigheid moet liggen op de geloofwaardigheid van het asielrelaas als geheel. [9] De beoordeling mag niet leiden tot afwijzing van een aanvraag enkel op basis van een aantal onzekere aspecten in het asielrelaas. Eiser is van mening dat in casu sprake is van ‘overall credibility’. [10]
9.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De minister stelt zich terecht op het standpunt dat niet valt in te zien waarom aan het asielrelaas van eiser het voordeel van de twijfel moet worden gegeven, aangezien geen sprake is van ‘overall credibility’. Eiser heeft namelijk op essentiële punten tegenstrijdig en niet overtuigend verklaard. Eiser is er niet in geslaagd om zijn asielrelaas aannemelijk te maken en de tegenstrijdigheden in zijn verklaringen weg te nemen. Gelet op hetgeen overwogen onder 6.1 en 8.1 zijn de relevante elementen over de bedreigingen vanuit de Eiye groep en de beschuldiging en aangifte vanuit de familie van [naam] niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. De door eiser aangehaalde uitspraak en arresten zijn daarom niet van toepassing op deze zaak.
Loopt eiser bij terugkeer naar Nigeria een reëel risico op ernstige schade?
10. Eiser betoogt dat hij dient te worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag. Bij uitzetting naar Nigeria loopt hij een reëel risico op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De door eiser geschetste omstandigheden maken dat hij bij terugkeer naar Nigeria bovendien het risico loopt op schending van artikel 3 van het Antifolterverdrag. Dit risico hoeft niet eens zeer groot te zijn, zolang er maar een serieus risico bestaat. [11] De verklaringen van eiser zijn consistent en bevatten geen tegenstrijdigheden. De verklaringen zijn grotendeels gestaafd met bewijsstukken en zijn ook niet in strijd met de inhoud en strekking van de algemene ambtsberichten of andere rapporten van deskundig bevonden organisaties. Hetgeen eiser heeft verklaard is plausibel en de mogelijkheid tot schendingen van eerdergenoemden artikelen is aanwezig bij het uitzetten van eiser naar Nigeria.
10.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Zoals onder 6.1, 7.1 en 8.1 is overwogen, heeft de minister het asielrelaas van eiser niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Hierdoor is de vrees voor vervolging of ernstige schade in redelijkheid niet aannemelijk geworden. De minister heeft daarom terecht overwogen dat eiser geen reëel risico loopt op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het EVRM.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de minister de asielaanvraag van eiser terecht heeft afgewezen. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.B. Heijmans, rechter, in aanwezigheid van mr. T.M.T. Brandsma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1."Secret cult members vow to kill young man” Weekend observer 22 mei 2021
2.Algemeen Ambtsbericht Nigeria, juni 2018, p. 32:
3.Algemeen Ambtsbericht Nigeria, maart 2021, p. 60, paragraaf 3.4.2.
4.Dit staat in een verklaring van onderzoek van 22 december 2022.
5.Daily Post Nigeria,
6.Verklaring van onderzoek van 22 juli 2022.
7.Vergelijk Rb Den Haag, zp. Middelburg, 24 maart 2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:3426 (in hoger
8.Als bedoeld in EHRM 26 juli 2005, nr. 38885/02 (
9.EHRM 9 maart 2010, nr. 41827/07 (
10.Als bedoeld in EHRM 5 juli 2005 (
11.Comité tegen Foltering van 10 november 1997, Communication 28/1995, CAT/C/19/D/28/1995, NAV 1998, nr. 2.