Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] , [minderjarige 4] en [minderjarige 5], V-nummers: [V-nummer] , [V-nummer] , [V-nummer] , [V-nummer] en
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiseres, een eenoudergezin met minderjarige kinderen, tegen het niet in behandeling nemen van hun asielaanvraag beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 29 juli 2024 afgewezen, met het argument dat Bulgarije verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 13 augustus 2024 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister en een tolk.
De rechtbank oordeelt dat de minister in zijn besluit terecht heeft gesteld dat Bulgarije verantwoordelijk is voor de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiseres heeft aangevoerd dat de minister onvoldoende rekening heeft gehouden met de kwetsbaarheid van eenoudergezinnen in Bulgarije en dat er een reëel risico bestaat op schending van mensenrechten bij overdracht. De rechtbank stelt echter vast dat eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat er structurele tekortkomingen zijn in het Bulgaarse asiel- en opvangsysteem die een overdracht onaanvaardbaar zouden maken.
De rechtbank concludeert dat de minister niet gehouden was om de asielaanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening aan zich te trekken, omdat eiseres geen bijzondere omstandigheden heeft aangetoond die een overdracht onevenredig hard zouden maken. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de aanvraag van eiseres terecht buiten behandeling is gesteld en dat zij kan worden overgedragen aan Bulgarije. Eiseres krijgt geen proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol en is openbaar gemaakt op 16 augustus 2024.