ECLI:NL:RBDHA:2024:14609
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 30 april 2024 niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft op 13 augustus 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen. Eiser heeft aangevoerd dat het aanmeldgehoor onzorgvuldig is verlopen en dat hij in Kroatië niet de kans heeft gekregen om een klacht in te dienen. De rechtbank stelt echter vast dat eiser voldoende gelegenheid heeft gehad om zijn bezwaren naar voren te brengen en dat de hoormedewerker niet verder hoefde door te vragen op de door eiser genoemde punten. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een motiverings- of zorgvuldigheidsgebrek in het besluit van de minister.
Eiser betwijfelt of er een geldig claimakkoord met Kroatië is en stelt dat hij een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met zijn mensenrechten. De rechtbank oordeelt dat de minister in zijn algemeenheid mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij overdracht aan Kroatië een reëel risico loopt. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de aanvraag van eiser terecht buiten behandeling is gesteld en dat hij kan worden overgedragen aan Kroatië. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.