ECLI:NL:RBDHA:2024:14574

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 september 2024
Publicatiedatum
13 september 2024
Zaaknummer
09.317668.21 en 09.108657.24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de rechtbank Den Haag in de strafzaak tegen een verdachte van drugshandel en witwassen

Op 12 september 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in Somalië, die beschuldigd werd van meerdere feiten met betrekking tot de handel in cocaïne en witwassen. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd. Het onderzoek op de terechtzitting vond plaats op 29 augustus 2024. De tenlastelegging omvatte onder andere de uitvoer van cocaïne in vereniging, handel in cocaïne, het aanwezig hebben van een grote hoeveelheid cocaïne en het witwassen van geldbedragen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij criminele activiteiten die verband hielden met de productie en handel in cocaïne, mede op basis van gegevens verkregen uit de SkyECC-communicatie. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van dertien jaar geëist, maar de rechtbank heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van vijf jaar opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich gedurende een lange periode schuldig had gemaakt aan verschillende drugsgerelateerde feiten, waaronder de uitvoer naar Engeland en het aanwezig hebben van een grote hoeveelheid cocaïne. De rechtbank heeft ook de rechtmatigheid van de verkregen SkyECC-data beoordeeld en deze als bewijs toegelaten. De verdachte is schuldig bevonden aan de ten laste gelegde feiten, met uitzondering van enkele onderdelen van de tenlastelegging, waar hij van is vrijgesproken.

Uitspraak

Rechtbank DEn haag

Team straf
Parketnummers: 09.317668.21 en 09.108657.24 (ttz. gev)
Datum uitspraak: 12 september 2024
Tegenspraak
Vonnisvan de rechtbank Den Haag, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] (Somalië) op [geboortedatum] 1990,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] , [postcode] [woonplaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Justitieel Complex [plaatsnaam] ,
raadsman mr. J.C. Reisinger, advocaat te Utrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 29 augustus 2024.

2.Tenlastelegging

De verdachte wordt – kort gezegd en na wijziging van de tenlastelegging van het op de dagvaarding met parketnummer 09.317668.21 onder 2 ten laste gelegde feit – beschuldigd van:
09.317668.21 (Onderzoek Peen)
- Feit 1: uitvoer van cocaïne in vereniging gepleegd in de periode van 5 september 2020 tot en met 11 september 2020;
- Feit 2: handel in cocaïne in verenging gepleegd in de periode tussen 14 juni 2020 tot en met 14 februari 2022;
- Feit 3: medeplegen van het aanwezig hebben van 1623 kilo cocaïne op 8 december 2021;
- Feit 4: eenvoudig witwassen van een geldbedrag op 15 februari 2022.
09.108657.24 (Onderzoek Cuba)
voorbereidingshandelingen voor de invoer en nationale handel in cocaïne in de periode van 7 november 2023 tot en met 19 maart 2024, in vereniging gepleegd.
De tekst van de volledige (gewijzigde) tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht.

3.Inleiding

In het strafrechtelijk onderzoek Argus is onderzoek gedaan naar criminele samenwerkingsverbanden van gebruikers van cryptocommunicatie via de aanbieder SkyECC, waarbij veel versleutelde berichten zijn ontdekt. Binnen Argus is onderzoek gedaan naar die ontsleutelde communicatie en is gezocht op zoekwoorden die te herleiden zijn naar ‘cocaïne’ en ‘synthetische drugs’. Daardoor zijn onder andere de berichten van de gebruikers van de Sky-ID’s [Sky-ID 1] en [Sky-ID 2] in beeld gekomen. De gebruikers van deze accounts zouden hebben deelgenomen aan (groeps)chats waarin wordt gesproken over drugs. De politie heeft vervolgens een nieuw onderzoek gestart, dat de naam Peen heeft gekregen. Het onderzoeksteam van de politie vermoedt dat de verdachte als gebruiker van Sky-ID [Sky-ID 2] kan worden geïdentificeerd. De verdachte is in het onderzoek Peen op 15 februari 2022 aangehouden. Hierbij zijn onder andere telefoons onder de verdachte in beslag genomen. Eveneens heeft de politie een doorzoeking in de woning van de verdachte verricht waarbij een contant geldbedrag is aangetroffen. Ook werd tijdens het transport van de verdachte een contant geldbedrag bij hem aangetroffen. Op basis daarvan is eveneens een witwasverdenking ontstaan.
De verdachte is in december 2022 geschorst uit de voorlopige hechtenis in het onderzoek Peen. Vervolgens is in oktober 2023 het onderzoek Cuba opgestart dat zich richt op voorbereidingshandelingen voor de handel in verdovende middelen. De verdachte is op 19 maart 2024 aangehouden in het kader van dat nieuwe onderzoek, Cuba.

4.Eis officier van justitie

De officieren van justitie mrs. J. Roosma en M. van Oosten hebben gevorderd:
  • bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van dertien jaren met aftrek van voorarrest.

5.Bespreking van de verweren ten aanzien van Sky-ECC data

5.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft, kort samengevat, betoogd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in de strafvervolging van de verdachte. Het Openbaar Ministerie heeft bij herhaling verkeerde informatie verstrekt. Daarom kan er niet op worden vertrouwd dat sprake is geweest van een juiste informatievoorziening, terwijl de verdediging zelf geen nader onderzoek heeft kunnen verrichten. Als gevolg daarvan kan ook geen sprake meer zijn van een – als geheel – eerlijk proces. Daarnaast is de Nederlandse rechter bewust buitenspel gezet door de interceptie van de SkyECC communicatie via een ander land, in dit geval Frankrijk, te laten verlopen. Voorts moeten de SkyECC-data van het bewijs uitgesloten worden, omdat dit bewijs onrechtmatig verkregen en verwerkt zou zijn, en daarenboven onbetrouwbaar bewijs oplevert.
5.2.
Standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie kunnen de SkyECC-data worden gebruikt voor het bewijs, mede gelet op eerdere uitspraken van verschillende rechterlijke instanties waaronder de Hoge Raad. Het vertrouwensbeginsel is van toepassing, en in deze zaak moet als uitgangspunt worden genomen dat het onderzoek onder buitenlandse (Franse) verantwoordelijkheid zodanig is verricht dat de resultaten van dat onderzoek naar het recht van dat buitenland rechtmatig zijn verkregen en betrouwbaar zijn. Dat is slechts anders indien er concrete aanwijzingen zijn voor het tegendeel. Van dergelijke concrete aanwijzingen is in de onderhavige zaak geen sprake, zodat de resultaten van de SkyECC-operatie voor rechtmatig en betrouwbaar moeten worden gehouden.
5.3.
Beoordeling
Verweer I: Niet-ontvankelijkheid Openbaar Ministerie
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad komt niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging als een in artikel 359a Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) voorzien rechtsgevolg slechts in uitzonderlijke gevallen in beeld. Daarvoor is alleen plaats indien het vormverzuim daarin bestaat dat een zodanig ernstige inbreuk op het recht van de verdachte op een eerlijke behandeling van zijn zaak is gemaakt, dat geen sprake meer kan zijn van een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM. Het moet dan gaan om een ernstige en onherstelbare inbreuk op het recht op een eerlijk proces die niet op een aan de eisen van een behoorlijke en effectieve verdediging beantwoordende wijze is of kan worden gecompenseerd. Daarbij moet die inbreuk het verstrekkende oordeel kunnen dragen dat
“the proceedings as a whole were not fair”.
Naar eveneens vaste rechtspraak moet bij een beroep op niet-ontvankelijkheid wegens schending van beginselen van een behoorlijke procesorde duidelijk en gemotiveerd worden aangegeven waarom een of meer van de veronderstelde verzuimen, mede bezien in het licht van de in het tweede lid van artikel 359a Sv genoemde factoren, dienen te leiden tot dat door de verdediging beoogde rechtsgevolg. Van procesdeelnemers wordt in dit verband gevraagd het standpunt ‘duidelijk, door argumenten geschraagd en voorzien van een ondubbelzinnige conclusie ten overstaan van de feitenrechter’ naar voren te brengen.
De Hoge Raad heeft bij beslissing van 13 juni 2023 prejudiciële vragen beantwoord over de rechtmatigheid van de vergaring en verwerking van onder andere SkyECC-data (ECLI:NL:HR:2023:913). Uit deze beslissing volgt dat de rechtbank in een strafzaak als uitgangspunt dient te nemen dat het onderzoek dat onder verantwoordelijkheid van buitenlandse autoriteiten is uitgevoerd, op zodanige wijze is verricht dat de resultaten daarvan betrouwbaar zijn. De rechtbank is alleen gehouden de betrouwbaarheid van de resultaten te onderzoeken als – al dan niet naar aanleiding van een daartoe strekkend verweer – concrete aanwijzingen voor het tegendeel bestaan.
Aan het verweer strekkende tot niet-ontvankelijkheid heeft de verdediging in dit geval ten grondslag gelegd dat het Openbaar Ministerie zich zo onbetrouwbaar heeft getoond dat de verdachte geen recht op een eerlijk proces heeft kunnen krijgen. Er is onjuiste informatie gegeven en de Nederlandse rechter is bewust buitenspel gezet, waardoor sprake is van rechtsomzeiling, aldus de verdediging.
De rechtbank ziet dat de door de verdediging gestelde verkeerde voorstelling van zaken en de gestelde misleiding in het voorbereidend onderzoek vooral wordt onderbouwd met algemene bespiegelingen omtrent de ontwikkeling van op SkyECC gebaseerde zaken in Nederland en andere Europese landen. De raadsman heeft gesteld dat het voor de hand ligt dat er meer fouten zijn gemaakt, maar concrete aanwijzingen daarvoor zijn niet gegeven. De rechtbank ziet in het door de verdediging aangevoerde geen aanknopingspunten voor de stelling dat het Openbaar Ministerie de rechtbank moedwillig onjuist en onvolledig zou hebben geïnformeerd.
Daarnaast heeft de verdediging betoogd dat geen sprake kan zijn van een eerlijk proces nu de verdediging niet zelf nader onderzoek heeft mogen doen. De rechtbank volgt de verdediging ook niet op dit punt. Aan de verdediging is gelegenheid gegeven tot inzage in de volledige dataset die betrekking heeft op de verdachte en de verdediging heeft de gelegenheid gehad om de SkyECC-data die in de strafvervolging tegen de verdachte worden gebruikt te toetsen en effectief te becommentariëren. Op die manier heeft de verdediging kunnen onderzoeken of er verschillen zijn met gesprekken zoals in het dossier weergeven. Door de verdediging zijn op grond van die gegevens geen op- of aanmerkingen gemaakt. Slechts is aangegeven dat de data mogelijk onvolledig en onbetrouwbaar zijn. Bij die stand van zaken kan de rechtbank niet tot het oordeel komen dat de verdachte geen eerlijk proces heeft gehad.
(Tussen)conclusie
Uit het voorgaande volgt dat de verweren die de verdediging op dit punt heeft gevoerd niet kunnen leiden tot het oordeel van niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. Het Openbaar Ministerie is dus ontvankelijk. Er is evenmin van een omstandigheid gebleken die noopt tot bewijsuitsluiting op grond van artikel 359a Sv.
Verweer II: Onrechtmatige en onbetrouwbare verkrijging SkyECC-data?
Ter onderbouwing van de gestelde onrechtmatigheid van de verkrijging van de Sky-ECC-data en/of de onbetrouwbaarheid daarvan stelt de verdediging dat voor SkyECC geldt dat sprake is van telecommunicatie en dat daarom de zgn EOB-Richtlijn (Richtlijn 2014/41/EU) van toepassing is bij het verkrijgen van SkyECC-data van gebruikers in Nederland. Het bepaalde in artikel 31 van de EOB-Richtlijn houdt verband met de soevereiniteit van de betrokken landen en beoogt wel degelijk de bescherming van de rechten van de betrokken personen. Daarbij speelt het interstatelijk vertrouwensbeginsel geen rol, aldus de verdediging.
Arrest HvJ-EU 30 april 2024, ECLI:EU:C:2024:372
In een zaak betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU (Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie), ingediend door het Landgericht Berlijn (rechter in eerste aanleg in Duitsland) in een strafprocedure heeft het Hof bovengenoemd arrest gewezen. In die zaak heeft het parket-generaal Frankfurt de Franse autoriteiten door middel van een eerste EOB verzocht om toestemming voor het onbeperkte gebruik van de gegevens van de Encrochat-dienst in strafprocedures. Er zijn prejudiciële vragen gesteld over de toepassing van de EOB-Richtlijn. Uit het arrest volgt dat de Encrochat-data afkomstig uit het Franse onderzoek vallen onder de EOB-Richtlijn. Omdat de SkyECC-data in dezelfde categorie gegevens vallen en deze gegevens eveneens vanuit Frankrijk zijn gedeeld, geldt deze vaststelling onverkort voor de SkyECC-data.
In de brief van 30 april 2021 van het Landelijk Parket in de zaak Argus staat dat de met vervolging belaste autoriteiten in Frankrijk, België en Nederland per 13 december 2019 een JIT (Joint Investigation Team) hebben opgericht. Het doel van het JIT was vanaf dat moment het gezamenlijk onderzoeken van de verdenkingen tegen SkyECC, haar bestuur en werknemers, alsmede onderzoek naar de criminele samenwerkingsverbanden die gebruik maken van SkyECC voor het plegen en/of voorbereiden van strafbare feiten. Vanuit het Openbaar Ministerie is het onderzoek Werl in het JIT ingebracht. Vanuit het Franse onderzoek zijn alle gegevens die zijn verkregen door de inzet van een interceptietool door Frankrijk gedeeld binnen het JIT. Vanaf 15 februari 2021 is binnen het JIT gestart met het ‘real time’ meelezen van een gedeelte van het berichtenverkeer tussen gebruikers van SkyECC.
De rechtbank constateert dat zowel de verkrijging als de verwerking van de SkyECC-data in het kader van Argus en Werl onder de JIT overeenkomst van 13 december 2019 vallen. Op basis van artikel 3 van de EOB-Richtlijn omvat een EOB alle onderzoeksmaatregelen
met uitzondering van het instellen van een gemeenschappelijk onderzoeksteam en de bewijsgaring in het kader van een dergelijk onderzoeksteam(cursief Rb). Daarvan was in aanloop naar de interceptie al sprake en om die reden valt niet in te zien dat sprake was van een situatie waarin een EOB vereist was. Daaruit volgt dat de EOB-Richtlijn, op grond van artikel 3 van die richtlijn, geen toepassing heeft op de verkrijging van de SkyECC-data in het kader van de JIT overeenkomst in de voorliggende zaak.
(Tussen)conclusie
Het bovengenoemde maakt dat hetgeen de Hoge Raad eerder over de rechtmatigheid van de verkrijging van SkyECC-data heeft overwogen nog steeds onverkort van toepassing is. Het vertrouwensbeginsel, dat overigens ook uitdrukkelijk wordt onderkend in het arrest van het HvJ-EU, is daarmee (nog steeds) het uitgangspunt. Het bewijsmateriaal afkomstig uit de toestellen die gebruik maakten van de SkyECC-dienst is verkregen onder de verantwoordelijkheid van de Franse autoriteiten. Alle beweringen van de verdediging over de feitelijke rol die Nederlandse autoriteiten hebben gehad daarbij ten spijt, is van opsporing onder
verantwoordelijkheidvan de Nederlandse autoriteiten nooit sprake geweest. Nu de verkrijging van de SkyECC-data onder Franse verantwoordelijkheid valt, dient in het licht van het vertrouwensbeginsel uit te worden gegaan van de rechtmatigheid van de verkrijging, en de betrouwbaarheid. Naar het oordeel van de rechtbank zijn door de verdediging geen concrete aanwijzingen aangevoerd van het tegendeel. De rechtbank verwerpt dan ook de verweren voor zover zij zien op de (on)rechtmatigheid van de verkrijging van bewijsmateriaal afkomstig van de SkyECC-toestellen.
Verweer III: Onrechtmatige en onbetrouwbare verwerking
De verdediging stelt dat, zelfs als de rechtbank tot het oordeel komt dat de data op een rechtmatige en betrouwbare wijze zijn verkregen, nog steeds geoordeeld moet worden over de rechtmatigheid en betrouwbaarheid van de
verwerkingvan deze data. De termen (woorden) waar binnen het onderzoek naar is gezocht en die hebben geleid tot verwerking van de SkyECC-data, geven niet zonder meer een redelijk vermoeden van schuld aan een 8-jaarsfeit zoals artikel 126uba Sv vereist.
Voor de verwerking van bewijsmateriaal afkomstig van SkyECC-toestellen is door de rechter-commissaris een machtiging afgegeven. Daarin zijn kaders gesteld voor en zijn voorwaarden verbonden aan de (verdere) verwerking van dit bewijsmateriaal. Door de verdediging is niet aangevoerd dat in strijd met de door de rechter-commissaris gestelde voorwaarden is gehandeld en de rechtbank ziet ook ambtshalve geen aanwijzingen die dat oordeel kunnen schragen. De rechtbank ziet in hetgeen de verdediging heeft aangevoerd evenmin concrete aanwijzingen dat de data op onrechtmatige of onbetrouwbare wijze zijn verwerkt. De rechtbank verwerpt derhalve de verweren. Ten overvloede merkt de rechtbank op, dat de termen waarnaar binnen het onderzoek is gezocht, wel degelijk een redelijk vermoeden van schuld opleveren voor een 8-jaarsfeit, zeker gelet op het internationale karakter van de feiten.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat alle formele verweren van de verdediging die zijn gevoerd in verband met de rechtmatigheid van de verkrijging en het gebruik van bewijsmateriaal afkomstig uit ontsleutelde communicatie via de SkyECC-dienst falen. Deze gegevens zullen dan ook niet worden uitgesloten van het bewijs.

6.Waardering van het bewijs

6.1. 09.317668.21 (
09.317668.21 (onderzoek Peen)
6.1.1.
Aanleiding verdenking
Voordat de rechtbank zal ingaan op de ten laste gelegde feiten, volgt eerst een algemene overweging met betrekking tot hetgeen uit het dossier naar voren komt.
Uit het dossier blijkt dat de politie vermoedt dat de verdachte te koppelen is aan Sky-ID [Sky-ID 2] binnen het onderzoek Peen. Er was een vermoeden ontstaan dat [Sky-ID 2] deel uitmaakt van een crimineel samenwerking verband dat zich bezighoudt met de productie en handel van verdovende middelen. Uit het dossier blijkt dat de gebruiker van het account [Sky-ID 2] contact heeft met de gebruiker van het account [Sky-ID 1] (volgens de politie medeverdachte [medeverdachte] ). Zij zitten samen in groepschats. Daarnaast zijn op de telefoons die te koppelen zijn aan die accounts, veel foto’s en video’s aangetroffen die overeenkomen met afbeeldingen die in de chats worden gedeeld. Gelet op het voorgaande komt het beeld naar voren dat de gebruikers van deze twee accounts nauw samenwerken op het gebied van de productie en handel van verdovende middelen. Uit de gesprekken in het dossier lijkt te volgen dat de gebruikers van deze Sky-ID’s zich bezighouden met de productie van en handel in cocaïne. Er wordt veelvuldig gesproken over ‘boli’ en ‘coli’, waarvan ambtshalve bekend is dat dit termen zijn voor cocaïne afkomstig uit respectievelijk Bolivia en Colombia. Verder wordt gesproken over versnijdingsmiddelen en worden berekeningen gemaakt en prijzen genoemd die overeenkomen met de heersende kiloprijs voor cocaïne. Er worden meerdere foto’s en video’s verstuurd van witte blokken, veelal voorzien van logo’s of reliëfstempels, die ambtshalve bekend zijn als geperste cocaïneblokken.
6.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft betoogd dat niet valt vast te stellen dat de verdachte de gebruiker van Sky-ID [Sky-ID 2] is. Op basis van wat in het dossier zit aan chatberichten, kan geen volledig beeld worden verkregen. [Sky-ID 2] stuurt bijvoorbeeld berichten waarin hij aangeeft dat hij bepaalde berichten niet ziet, en er zijn gebreken in de wijze van het verkrijgen van de SkyECC-data door het Openbaar Ministerie. Om die reden moet behoedzaam met het bewijs worden omgegaan en mogen deze berichten niet als bewijs worden gebruikt.
Zelfs indien de rechtbank van oordeel is dat de verdachte wel aan het Sky-ID kan worden gekoppeld, dan dient alsnog vrijspraak te volgen voor alle feiten. Allereerst is vrijspraak bepleit voor feit 1. Op basis van de chatgesprekken is niet duidelijk of hetgeen waarover gesproken wordt vanuit Nederland is gekomen. Er dient terughoudend te worden omgegaan met de interpretatie van deze berichten omdat de gesprekken voor meer dan één uitleg vatbaar zijn. Daarnaast is niet vast te stellen dat het om cocaïne ging en is het maar de vraag of en in hoeverre de verdachte een bijdrage heeft geleverd.
Ook voor feit 2 is vrijspraak bepleit nu niet kan worden vastgesteld dat de verdachte betrokken is geweest en of het daadwerkelijk om cocaïne gaat. Indien feit 2 bewezen wordt verklaard, moet het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk worden verklaard ten aanzien van feit 3, omdat het gaat om hetzelfde feit. Als de rechtbank daar niet in meegaat, dient vrijspraak te volgen. De hoeveelheid is niet vast te stellen. De verdachte heeft verklaard dat het om minder dan de helft ging. Daarnaast kan niets vastgesteld worden over de inhoud van de pakketten anders dan op grond van de verklaring van de verdachte. De verdachte heeft verklaard dat de blokken bestonden uit versnijdingsmiddel, niet cocaïne. Tot slot is vrijspraak voor feit 4 bepleit gelet op de beperkte omvang van het aangetroffen bedrag.
6.1.3.
Beoordeling
Identificatie [Sky-ID 2]
Zoals in de inleiding besproken, zijn in het kader van andere opsporingsonderzoeken betreffende SkyECC onder meer berichten aangetroffen van Sky-ID’s [Sky-ID 2] en [Sky-ID 1] die betrekking hebben op de handel in verdovende middelen gedurende een lange periode. Naar aanleiding van die bevindingen heeft een identificatie plaatsgevonden van deze Sky-ID’s. Er is gebleken dat de gebruiker van het account [Sky-ID 2] werd aangesproken met ‘ [bijnaam 1] ’ en ‘ [bijnaam 2] ’ en dat hij woonachtig was in Zoetermeer. De verdachte is van Somalische afkomst en woont in Zoetermeer. In chatgroepen, waar ook [Sky-ID 1] deel van uitmaakt, is zichtbaar dat het adres [adres 1] wordt genoemd. De verdachte staat ingeschreven op dit adres. Ook het adres [adres 2] komt in de chatberichten naar voren, alwaar het garagebedrijf, [bedrijfsnaam] , van de verdachte is gevestigd. Daarnaast zijn de historische gegevens van het imsi-nummer van een bij de verdachte aangetroffen telefoon onderzocht. Hieruit blijkt dat er veelvuldig gebruik is gemaakt van een basisstation waarbinnen het garagebedrijf van de verdachte zich bevindt en in de nachtelijke uren van een basisstation waarbinnen de woning van de moeder van de verdachte zich bevindt.
De rechtbank is op grond van het voornoemde van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de gebruiker van Sky-ID [Sky-ID 2] is geweest. Zij zal de gebruiker van dit Sky-ID hierna aanduiden als de verdachte. Uit de opgenomen SkyECC berichten in het dossier volgt voorts onmiskenbaar dat de gebruikers zich bezighouden met verdovende middelen. Voor een andere uitleg van de berichten ziet de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten.
Feit 1 (medeplegen uitvoer van cocaïne, periode 5 tot en met 11 september 2020)
Uit de chatgesprekken in het dossier volgt dat er op 5 september 2020 in een groepsgesprek met daarin onder andere de verdachte wordt gesproken over het maken van een afspraak in Londen. Op 6 september 2020 wordt gevraagd om een foto van ‘bolo’ en wordt ook daadwerkelijk een foto van (gelet op de context van de chats) vermoedelijk een blok cocaïne gestuurd. Een dag later wordt gesproken over de kwaliteit. Vervolgens is te zien dat de verdachte en [Sky-ID 1] met de andere deelnemers van het gesprek onderhandelen over de prijs.
De rechtbank volgt de verdediging niet in de gegeven mogelijke interpretatie van de berichten. Dat het gesprek zou gaan over een blok cocaïne dat uit een ander land (dan Nederland) is gekomen, en dat dit zou blijken uit de mededeling “in the future we can do that no problem from Holland” acht de rechtbank in het licht van de context van de conversatie als geheel onaannemelijk. Uit de chatberichten blijkt dat de verdachte en [Sky-ID 1] al op 6 september afspraken maken over de aflevering van een blok in Londen, terwijl het aangehaalde bericht een dag later door [Sky-ID 1] wordt verstuurd. Vervolgens wordt gesproken over de kwaliteit die niet voldoet. Gelet op de context van de berichten is de rechtbank van oordeel dat het om de kwaliteit van cocaïne gaat die op 6 september (mede) door de verdachte en [Sky-ID 1] vanuit Nederland is geleverd.
Feit 2
Primair: medeplegen handel in cocaïne tussen 13 juni 2020 en 29 januari 2021Uit de bewijsmiddelen blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat de verdachte zich gedurende een periode heeft beziggehouden met de verkoop, het afleveren, het verstrekken, het vervoeren en het aanwezig hebben van cocaïne. Hij heeft verschillende gesprekken gevoerd met verscheidene personen waarbij informatie is uitgewisseld over de beschikbaarheid, hoeveelheid en prijzen van onder andere blokken. Daarnaast zijn er meerdere foto’s en video’s aangetroffen in de chats en de telefoons van de verdachte die bevestigen dat de verdachte zich bezig heeft gehouden met de handel in cocaïne.
Gelet daarop acht de rechtbank het primair ten laste gelegde bewezen voor zover dat betreft het medeplegen van de handel in cocaïne tussen 14 juni 2020 en 29 januari 2021. De rechtbank verklaart een kortere periode bewezen dan ten laste gelegd en zal de verdachte voor de overige periode ten aanzien van het primair ten laste gelegde vrijspreken.
Feit 3 (aanwezig hebben 1623 kilo cocaïne op 8 december 2021)
Op 15 februari 2022 is onder andere de telefoon van de verdachte in beslag genomen. Deze telefoon werd uitgelezen en daarin werden onder meer foto’s en filmpjes aangetroffen van
8 december 2021 waarop 35, waarschijnlijk gevulde, zwarte sporttassen te zien zijn. Diezelfde bestanden zijn in een telefoon van de medeverdachte [medeverdachte] aangetroffen. De politie heeft aan de hand van de foto’s berekend dat het om 1623 pakketten gaat. Het vermoeden ontstond dat de locatie waar deze foto’s en filmpjes waren gemaakt, het garagebedrijf van de verdachte betreft. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat inderdaad sporttassen bij zijn garage zijn afgeleverd en dat de inhoud daarvan in pakketten is uitgestald in de spuitcabine van zijn garage. Hiermee staat vast dat op 8 december 2021 de verdachte deze pakketten aanwezig heeft gehad.
Gelet op de verschillende chats waar de verdachte aan deelneemt kan worden vastgesteld dat de verdachte zich (samen met de gebruiker van account [Sky-ID 1] – beweerdelijk medeverdachte [medeverdachte] ) heeft beziggehouden met de handel in cocaïne gedurende een lange periode. Op foto’s en video’s van 8 december 2021 die op zijn telefoon en op de telefoon van medeverdachte [medeverdachte] zijn gevonden zijn bovengenoemde stapels met pakketten te zien. Deze pakketten zijn verpakt en gestapeld zoals ambtshalve (en algemeen) bekend bij cocaïne, namelijk in langwerpige platte blokken van (vermoedelijk) een kilo, omwikkeld met tape en voorzien van een logo. De rechtbank is gelet op de voorgaande feiten en omstandigheden van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de pakketten cocaïne bevatten.
De verdachte heeft ter zitting een alternatief scenario geschetst, namelijk dat het pakketten van krokozand dan wel levamisol (versnijdingsmiddelen) betrof. Iemand zou hem hebben gevraagd de pakketten tijdelijk op te slaan en uit te stallen. De verdachte zou daarvoor
€ 2.500,- in het vooruitzicht zijn gesteld. Daarbij moest de verdachte het doen lijken alsof er meer pakketten aanwezig waren dan dat daadwerkelijk het geval was. Hij heeft dat gedaan door de pakketten op een verhoging te plaatsen.
De rechtbank acht dit alternatieve scenario onaannemelijk en schuift het terzijde. De rechtbank ziet niet in waarom een (grote) hoeveelheid (legale) stoffen op een verborgen plek zoals de spuitcabine van een garage voor een dag of een paar dagen zou moeten worden opgeslagen in de vorm van genoemde pakketten in plaats van in bulk (jerrycans of blauwe vaten – zoals gebruikelijk met chemicaliën), en waarom daar een dergelijk (hoog) bedrag voor zou worden betaald. Ook valt niet in te zien waarom het belangrijk zou zijn om het aantal pakketten meer te laten lijken dan de 1623 pakketten die de stapel van buitenaf lijkt te omvatten. De rechtbank gaat uit van de getelde hoeveelheid pakketten als geverbaliseerd in het dossier en ziet in het voorgaande geen aanwijzingen om aan te nemen dat de blokken op een verhoging hebben gestaan.
Voor zover de verdediging naar voren heeft willen brengen dat er in een andere zaak een soortgelijk blok als op de foto’s is aangetroffen met daarin het versnijdingsmiddel levamisol, oordeelt de rechtbank dat, voor zover dit al juist is, dat niets zegt over het bewijs in de onderhavige zaak en ook niet over de aannemelijkheid van het alternatieve scenario. Datzelfde geldt voor een soortgelijk blok dat, volgens een mysterieus bericht dat de raadsman heeft ontvangen en waar hij de rechtbank ter zitting attent op heeft gemaakt, zich op een plek langs de A28 zou bevinden. Daarmee wijst de rechtbank het voorwaardelijke verzoek af, om dit blok te laten testen.
De rechtbank zal de verdachte wel partieel vrijspreken van het medeplegen van dit feit nu niet kan worden vastgesteld met wie de verdachte heeft samengewerkt en hoe die rolverdeling is geweest. Het enkele feit dat beeldmateriaal van de sporttassen en de pakketten ook op de telefoon van medeverdachte [medeverdachte] is aangetroffen is daarvoor op zichzelf bezien onvoldoende.
Feit 4 (witwassen geldbedrag op 15 februari 2022)
In de woning van de verdachte is tijdens de doorzoeking op 15 februari 2022 een contant geldbedrag van € 2.000,- aangetroffen, alsook een geldtelmachine. Daarnaast is bij zijn transport nog een contant geldbedrag van € 1385,- gevonden. De verdachte heeft daarmee contante geldbedragen van aanzienlijke omvang voorhanden gehad, zonder noodzaak daartoe op grond van bedrijf of beroep. Hoewel de aangetroffen geldbedragen niet uitzonderlijk hoog zijn, acht de rechtbank in de voorgaande overwegingen meerdere Opiumwetfeiten bewezen. Bij die stand van zaken bestaat naar het oordeel van de rechtbank een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. Dat betekent dat van de verdachte een verklaring over de herkomst van het geld mag worden verlangd. De verdachte heeft ter zitting voor het eerst verklaard dat het geld afkomstig was uit zijn garagebedrijf en bedoeld was voor de verbouwing van zijn huis. Deze verklaring is echter niet nader onderbouwd of concreet gemaakt, en daardoor dus niet verifieerbaar. De rechtbank acht het witwassen wettig en overtuigend bewezen.
6.2. 09.108657.24 (
09.108657.24 (onderzoek Cuba)
6.2.1.
Standpunt verdediging
De verdachte heeft verklaard dat hij bezig was met het transpoort van chemicaliën afkomstig uit het buitenland, maar stelt dat dit puur was bedoeld om door te verkopen aan een bedrijf van een derde, dat het weer door zou verkopen aan bedrijven in onder meer de schoonmaakbranche. Zodoende is dan ook geen sprake van enig strafbare voorbereidingshandeling. Er kan hoogstens sprake zijn van de voorbereiding van een voorbereiding en dat is niet strafbaar. De aangetroffen chemicaliën kúnnen gebruikt worden bij drugsgerelateerde feiten, maar ook bij allerlei andere (legale) werkzaamheden, zoals schoonmaken.
6.2.2.
Beoordeling
Uit het dossier en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de verdachte zich in ieder geval in november en december 2023 heeft beziggehouden met (het transport van) chemicaliën. Op 11 december 2023 werden in Delft 337 jerrycans met chemicaliën aangetroffen waarvan is gebleken dat die gebruikt kunnen worden bij de productie van verdovende middelen. Ook was de verdachte betrokken bij een eerdere lading onderschepte chemicaliën in november 2023.
De rechtbank acht de verklaring van de verdachte, dat de chemicaliën bestemd waren om door te verkopen, onaannemelijk. Het gaat om grote hoeveelheden van verschillende chemicaliën op verschillende momenten. De jerrycans waren bovendien voorzien van namaaketiketten (
mislabeling), die niet voldoen aan de wettelijke vereisten. Het betreffen typische etiketten die vaker worden aangetroffen bij productielocaties van drugs. Verder speelt het hiervoor besproken onderzoek Peen een rol bij de onaannemelijkheid van de verklaring van de verdachte. Uit de voorgaande overwegingen blijkt dat de rechtbank bewezen acht dat de verdachte zich gedurende een lange periode heeft beziggehouden met vervaardiging en verhandeling van harddrugs (cocaïne). Hij wist dus als geen ander dat de onderschepte chemicaliën gebruikt worden voor de vervaardiging van verdovende middelen.
Los van de onderschepte chemicaliën, werden in de telefoon van de verdachte gesprekken, foto’s en video’s aangetroffen die te relateren zijn aan het vervaardigen en verwerken van drugs. Daarnaast heeft de verdachte in februari 2024 een gesprek gevoerd over onder meer een container in de haven van Rotterdam of Antwerpen en is middels observaties te zien dat hij zich veelvuldig in gezelschap bevindt van personen met drugsantecedenten.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte bewust voorbereidingshandelingen heeft getroffen als ten laste gelegd onder de verschillende gedachtestreepjes in de tenlastelegging. Uit het dossier blijkt verder dat de verdachte de handelingen met meerdere personen heeft verricht waardoor ook het medeplegen kan worden bewezen.
6.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
09.317668.21
1.
hij
in ofomstreeks de periode van 5 september 2020 tot en met 11 september 2020 te Zoetermeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op
één of meertijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 14 juni 2020 tot en met
14 februari 202229 januari 2021te Zoetermeer
, althans in Nederland en/ofEngeland(telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen
, althans alleen,meermalen,
althans eenmaal,opzettelijk heeft
bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/ofverkocht en
/ofafgeleverd en
/ofverstrekt en
/ofvervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 8 december 2021 te Zoetermeer
tezamen en in vereniging met één of meer anderenopzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1623 kilo
, in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende cocaine, zijnde cocaine, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij op
of omstreeks15 februari 2022, te Zoetermeer van
(een)contant
(e
)geldbedrag
(en
),
- de werkelijke aard en
/ofde herkomst
en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsingheeft verborgen
en/of heeft verhuld
en/of heeft verborgen en/of heeft verhuld, wie de rechthebbende op dit voorwerp c.q deze voorwerpen is/zijnen
/of- dit
voorwerp c.q.deze voorwerpen heeft verworven en
/ofvoorhanden heeft gehad
en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezeten
/ofdaarvan gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden, dat
dit voorwerp c.q.die voorwerpen, onmiddellijk of middellijk, afkomstig
was/waren uit enig (eigen) misdrijf.
09.108657.24
hij op
één ofmeerdere momenten in
of omstreeksde periode van 7 november 2023 tot en met 19 maart 2024 te Zoetermeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen,om een feit, bedoeld in het vierde
ofenvijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en
/ofte bevorderen, te weten
- het opzettelijk binnen
en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
- het opzettelijk
telen,bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en
/ofvervoeren, en
/of- het opzettelijk vervaardigen
van cocaïne
en/of XTC/MDMA, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,- zich en
/ofeen ander gelegenheid, middelen en
/ofinlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen,
vervoermiddelen, stoffen,
gelden en/of andere betaalmiddelenvoorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en
/ofzijn mededader
(s
), wist
(en
) of ernstige reden had(den) om te vermoedendat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door
- besprekingen te voeren en
/ofcontacten
te leggenen
/ofontmoetingen
te hebbenover het importeren, verwerken en
/ofvervoeren van verdovende middelen en
/ofchemicaliën bestemd voor de verwerking/bewerking van verdovende middelen en
/ofde wijze van transport en
/ofde prijs van verdovende middelen en
/ofchemicaliën bestemd voor de verwerking/bewerking van verdovende middelen, en
/of- besprekingen te voeren en
/ofopdracht te geven aan
één of meerderemedeverdachte
(n
)om chemicaliën bestemd voor de verwerking/bewerking van
verdovende middelen te bestellen, te vervoeren, op te slaan en
/ofaf te leveren.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

7.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Met betrekking tot parketnummer 09.108657.24
Ten aanzien van feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
Ten aanzien van feit 2
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 3
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
Ten aanzien van feit 4
eenvoudig witwassen.
Met betrekking tot parketnummer 09.108657.24
om een feit, bedoeld in het vierde en vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, zich en een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

8.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

9.Motivering straf

Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van verschillende drugsgerelateerde feiten gedurende een lange periode, waaronder de uitvoer naar Engeland en het aanwezig hebben van een grote hoeveelheid cocaïne. Toen de verdachte tijdens het onderzoek naar deze feiten is geschorst uit zijn voorlopige hechtenis, is hij tijdens die schorsing gewoon doorgegaan met het plegen van dit soort feiten. De rechtbank rekent hem dat aan.
Met zijn handelen heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan de (internationale) drugshandel. Harddrugs vormen een gevaar voor de volksgezondheid. De handel in harddrugs gaat bovendien direct dan wel indirect gepaard met andere vormen van (zware) criminaliteit, met alle gevolgen van dien. Dit alles heeft de laatste jaren in ernstige en toenemende mate geleid tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De verdachte heeft kennelijk geen boodschap gehad aan deze gevolgen, maar heeft alleen oog gehad voor zijn eigen financiële gewin.
Strafblad van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 mei 2024 van de verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Redelijke termijn
Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden.
De redelijke termijn is in dit geval gestart op 15 februari 2022 bij de aanhouding van de verdachte in onderzoek Peen. Tot aan dit vonnis is een periode van ruim 2,5 jaar verstreken. Er is in deze zaak echter sprake van bijzondere omstandigheden, namelijk de omvang en ingewikkeldheid van het voorbereidend onderzoek zoals is gebleken bij de verschillende pro forma en regiezittingen. De rechtbank acht vanwege deze bijzondere omstandigheden een redelijke termijn van langere duur gerechtvaardigd en acht die termijn niet geschonden.
Conclusies
Gezien de aard en de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. In voorkomende gevallen past in de regel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur.
De rechtbank heeft evenwel rekening gehouden dat uit het dossier een beperkte, meer uitvoerende rol van de verdachte naar voren komt, zeker ten opzichte van de gebruiker van SkyECC-account [Sky-ID 1] , en dat uit het dossier niet volgt dat de verdachte een grote speler op het toneel van de internationale drugscriminaliteit was, zoals door de officier van justitie betoogd. Uit de chats die in het dossier zitten, blijkt eerder dat de gebruiker van het account [Sky-ID 1] de hoofdrol speelt in de samenwerking. Ook komt de rechtbank tot een flink beperktere bewezenverklaring dan waar de officier van justitie van uit is gegaan bij het formuleren van de strafeis. Gelet op al het voorgaande wijkt de rechtbank fors af van de eis van de officier van justitie en acht zij alles afwegende een gevangenisstraf van vijf jaren passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

10.In beslag genomen voorwerpen

Standpunt officier van justitie
09.317668.21 (onderzoek Peen)
De officier van justitie heeft ten aanzien van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven goederen gevorderd:
  • verbeurdverklaring van de Samsung Galaxy S10 (AAOT5944), Apple iPhone mini (AAOT5943NL), de geldbedragen van € 1.385,- en € 2.000,-;
  • onttrekking aan het verkeer van de geldtelmachine en de Apple iPhone X (AAOT5481NL);
  • teruggave aan de verdachte van de Google Pixel (AAOT5947NL), de Nokia telefoons (AAOT5948NL en AAOT5949NL) en het muntgeld ter hoogte van € 533,-.
09.108657.24 (onderzoek Cuba)
- verbeurdverklaring van de Apple iPhone SE (AAPE1412NL);
- teruggave aan de verdachte van de Apple iPhone 7 (AAPE1410NL), Apple iPhone 7 (AAPE1404NL) en Samsung Galaxy A13 (AAPE1411NL).
Standpunt verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen dan wel verweer gevoerd ten aanzien van goederen op de beslaglijst.
Beoordeling rechtbank
De rechtbank beslist conform het gevorderde door de officier van justitie over de in beslag genomen goederen.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 47, 57 en 420bis.1 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet.

12.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

13.Beslissing

De rechtbank:
verklaart
bewezen, dat de verdachte de onder parketnummer 09.317668.21 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart
bewezen, dat de verdachte het onder parketnummer 09.108657.24 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
-
verklaart verbeurdde Samsung Galaxy S10 (AAOT5944), de Apple iPhone mini (AAOT5943NL), de Apple iPhone SE (AAPE1412NL) en de geldbedragen ter hoogte van
€ 1.385,- en € 2.000,-;
- verklaart
onttrokken aan het verkeerde geldtelmachine en de Apple iPhone X (AAOT5481NL);
-
gelast de teruggaveaan verdachte van de Google Pixel (AAOT5947NL), de Nokia telefoons (AAOT5948NL en AAOT5949NL), de Apple iPhone 7 (AAPE1410NL), de Apple iPhone 7 (AAPE1404NL), de Samsung Galaxy A13 (AAPE1411NL) en het muntgeld ter hoogte van € 533,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Burgers, voorzitter,
en mrs. D.L.S. Ceulen en C.A.W. Zijlstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Hessing, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst (gewijzigde) tenlasteleggingen
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
09.317668.21
1.
hij in of omstreeks de periode van 5 september 2020 tot en met 11 september 2020 te Zoetermeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine, zijnde cocaine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 juni 2020 tot en met 14 februari 2022 te Zoetermeer
, althans in Nederland en/of Engeland(telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair althans,indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: (voorbereidingshandelingen)
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 juni 2020 tot en met 14 februari 2022 te Zoetermeer en/of elders in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van (een) hoeveelheid/hoeveelheden cocaine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine, zijnde cocaine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen, (telkens) zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s):
- (met [Sky-ID 1] ) besprekingen gevoerd over het bewerken, verwerken en/of verpakken van verdovende middelen en/of over de prijs van verdovende middelen en/of over de wijze van transport van verdovende middelen en/of de wijze van verpakken/markeren van verdovende middelen,
- (met [Sky-ID 1] en [Sky-ID 3] ) besprekingen gevoerd over het afleveren en/of markeren/verpakken van verdovende middelen,
- (met [Sky-ID 4] ) besprekingen gevoerd over de prijs en/of wijze van verpakken en/of markeren van (verpakkingen) verdovende middelen
- zijn woning ( [adres 1] ) ter beschikking gesteld voor het versnijden en/of verpakken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken van cocaine,
- zijn bedrijfspand ( [adres 2] ) ter beschikking gesteld voor de (tijdelijke) opslag van cocaine,
- zijn bedrijfspand ( [adres 2] ) ter beschikking gesteld voor het versnijden, de verkoop, het afleveren en/of verstrekken van verdovende middelen en/of
- zijn bedrijfspand ( [adres 2] ) ter beschikking gesteld voor het inbouwen van verborgen ruimtes in voertuigen ten behoeve van de transport van verdovende middelen;
en/of
voorwerpen, ruimten en/of vervoermiddelen voorhanden heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben verworven en/of heeft/hebben vervaardigd waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige reden hadden te vermoeden dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en), te weten:
- een of meerdere PGP telefoon(s),
- een woning ( [adres 1] ),
- een bedrijfspand ( [adres 2] ) en/of
- voertuigen met verborgen ruimte(s);
3.
hij op of omstreeks 8 december 2021 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met één of meer anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1623 kilo, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine, zijnde cocaine, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij op of omstreeks 15 februari 2022, te Zoetermeer van (een) contant(e) geldbedrag(en),
- de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of heeft verborgen en/of heeft verhuld, wie de rechthebbende op dit voorwerp c.q deze voorwerpen is/zijn en/of
- dit voorwerp c.q. deze voorwerpen heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden, dat dit voorwerp c.q. die voorwerpen, onmiddellijk of middellijk, afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf.
09.108657.24
hij op één of meerdere momenten in of omstreeks de periode van 7 november 2023 tot en met 19 maart 2024 te Zoetermeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen
van cocaïne en/of XTC/MDMA, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door
- besprekingen te voeren en/of contacten gelegd en/of ontmoetingen gehad over het importeren, verwerken en/of vervoeren van verdovende middelen en/of chemicaliën bestemd voor de verwerking/bewerking van verdovende middelen en/of de wijze van transport en/of de prijs van verdovende middelen en/of chemicaliën bestemd voor de verwerking/bewerking van verdovende middelen, en/of
- besprekingen te voeren en/of opdracht te geven aan één of meerdere medeverdachte(n) om chemicaliën bestemd voor de verwerking/bewerking van
verdovende middelen te bestellen, te vervoeren, op te slaan en/of af te leveren.