In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. F. Jansen, beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie, omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. Eiser had zijn aanvraag op 27 november 2022 ingediend, en de minister had een beslistermijn van zes maanden, die met negen maanden was verlengd. Eiser heeft de minister op 10 mei 2024 in gebreke gesteld, maar heeft pas meer dan twee weken later beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en gegrond is, omdat de minister niet tijdig heeft beslist.
De rechtbank heeft besloten om geen zitting te houden, omdat dit in deze zaak niet nodig is. De rechtbank legt de minister een termijn van acht weken op om alsnog een besluit te nemen, rekening houdend met het feit dat eiser al een gehoor heeft gehad. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de minister de termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-. Eiser krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 437,50, omdat hij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld. De uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder en is openbaar gemaakt op 12 augustus 2024.