ECLI:NL:RBDHA:2024:1454

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 februari 2024
Publicatiedatum
9 februari 2024
Zaaknummer
NL24.1859 en NL24.1860
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening wegens gebrek aan procesbelang

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 februari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd is afgewezen. Het bestreden besluit, gedateerd op 14 januari 2024, verklaarde de aanvraag kennelijk ongegrond en legde eiser een inreisverbod op voor de duur van twee jaar. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, geregistreerd onder zaaknummer NL24.1860.

Tijdens de zitting op 2 februari 2024 zijn eiser en zijn gemachtigde niet verschenen, terwijl de staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Na de behandeling heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechtbank heeft geoordeeld dat eiser geen procesbelang meer heeft bij zijn beroep, aangezien hij op 11 januari 2024 met onbekende bestemming is vertrokken en sindsdien geen contact meer heeft onderhouden met zijn gemachtigde. Dit leidt tot de conclusie dat eiser geen prijs meer stelt op de door hem verzochte bescherming in Nederland.

De rechtbank heeft het beroep daarom niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Er zijn geen gronden voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op dezelfde dag, en tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.1859 en NL24.1860
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam] , eiser/verzoeker

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M. Rasul),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. M. Verzijden).

Procesverloop

Bij besluit van 14 januari 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser is opgedragen Nederland onmiddellijk te verlaten en aan hem is een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek is geregistreerd onder zaaknummer NL24.1860.
De rechtbank heeft het beroep samen met het verzoek op 2 februari 2024 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met kennisgeving vooraf, niet verschenen. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of eiser nog procesbelang heeft bij zijn beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening.
2. Bij bericht van 1 februari 2024 heeft de staatssecretaris de rechtbank meegedeeld dat eiser op 11 januari 2023 met onbekende bestemming (mob) is vertrokken. Daarbij heeft de staatssecretaris een schermafdruk overgelegd van het registratiesysteem Indigo. Hieruit blijkt dat eiser met ingang van 11 januari 2024 door het COa [1] is gemeld als zijnde met onbekende bestemming vertrokken. De gemachtigde van eiser heeft bij bericht van 2 februari 2024 meegedeeld dat hij geen contact meer onderhoudt met eiser, maar stelt zich desondanks op het standpunt dat er sprake is van procesbelang vanwege de korte periode waarin eiser als mob geregistreerd staat.
3. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) [2] volgt dat wanneer een vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken zonder de staatssecretaris te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel van uit wordt gegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk verzochte bescherming in Nederland. Dit is alleen anders als de vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op deze bescherming.
4. Nu eiser op 11 januari 2024 met onbekende bestemming is vertrokken en hij sindsdien geen contact meer onderhoudt met zijn gemachtigde, moet ervan uit worden gegaan dat eiser geen prijs meer stelt op de door hem verzochte bescherming en op een beoordeling van zijn beroep. De rechtbank is daarom van oordeel dat eiser geen belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het door hem ingestelde beroep tegen het bestreden besluit.
5. Het beroep is niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen. Ook in dat verband bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 februari 2024 door
mr. A. Nieuwenhuis, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van A.P. Kuiters, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Centraal Orgaan opvang asielzoekers.
2.Uitspraak van de Afdeling van 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579.