ECLI:NL:RBDHA:2024:1454
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening wegens gebrek aan procesbelang
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 februari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd is afgewezen. Het bestreden besluit, gedateerd op 14 januari 2024, verklaarde de aanvraag kennelijk ongegrond en legde eiser een inreisverbod op voor de duur van twee jaar. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, geregistreerd onder zaaknummer NL24.1860.
Tijdens de zitting op 2 februari 2024 zijn eiser en zijn gemachtigde niet verschenen, terwijl de staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Na de behandeling heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechtbank heeft geoordeeld dat eiser geen procesbelang meer heeft bij zijn beroep, aangezien hij op 11 januari 2024 met onbekende bestemming is vertrokken en sindsdien geen contact meer heeft onderhouden met zijn gemachtigde. Dit leidt tot de conclusie dat eiser geen prijs meer stelt op de door hem verzochte bescherming in Nederland.
De rechtbank heeft het beroep daarom niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Er zijn geen gronden voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op dezelfde dag, en tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.